Jan van Bakel.



Dagboek Zuid-Afrika

Vorige: 20 juli 1981
Terug naar hoofdmenu.


Nelspruit 21 juli 1981

Op een hotelkamer. Koffer op het kofferbankje. Daarop dit cahier. Een lage stoel erbij. Dan kun je schrijven. Gon ligt op bed te lezen. Wij zijn net terug van een rit door de Drakenberg. Plaatsen: Sabie en Graskop. Maar daarover straks. Gisteravond dus uiteindelijk aangekomen in het Lebombo Motel in Badplaats. Badplaats heet zo vanwege de minerale bronnen die er zijn. Het motel was keurig. Een Zuidafrikaans sprekende eigenaar of zetbaas. Het gezicht helemaal vertrokken onder invloed van de tropen. Zwarte meisjes die bedienden. Krish mocht daar tenslotte slapen. Hij was dus de Indian driver. Zijn kamer was natuurlijk niet zo mooi als die van ons. Gewoon vier bedden in het midden van de kamer bij elkaar. Jos had hem bezworen: denk erom dat ze niemand bij je op de kamer plaatsen. Dat is ook niet gebeurd. Voor warm eten was het te laat. De kok was weggelopen of zo, ik weet het niet. We kregen boterhammen met ham, knoflookham, gekookt. En koffie erbij. Het smaakte goed. Een fles wijn hebben we meegenomen naar de kamer. Maar daar zijn we toch niet lang blijven zitten.

Vanmorgen was Jos in alle vroegte alweer bezig de auto te repareren. Hij heeft het meest fantastische gereedschap bij zich. Hij voert trouwens ook alle reparaties zelf uit. Behalve band plakken, wat hij vandaag moest laten doen. Wat was nou dat mankement met dat lampje? De ventilator voor de luchtkoeling was losgedraaid; die werkte dus niet meer. Daardoor werd het blok te heet. Wel link dus, maar er is niks gebeurd. Hij repareerde dat gewoon zelf, ook al heeft hij vandaag onderweg in een garage in Barberton nog wel even met professioneel Citroën gereedschap de zaak laten verankeren. Na het ontbijt met ham and eggs waren we al gauw onderweg. We passeerden nog het rustkamp waar we de avond tevoren zo vol afschuw waren weggejaagd met onze Indian: "What do you do with an Indian!?" De route voerde door het Transvaalse bergland. Het land is in de winter wel kaal en bruinachtig. Maar het is beslist indrukwekkend. Heel veel bosbouw. Overwegend eucalyptus die erg veel wordt aangeplant. Weinig verkeer, weinig mensen. Hier en daar wat runderen. En erg veel vuur op de hellingen die door de hele streek systematisch worden schoongestookt in het droge seizoen.

En nu dus Nelspruit. Een grote welvarende stad, levend van heel veel toerisme. En dus het vervolg van het lied der apartheid, vers twee. We hadden ons voorgenomen vandaag alles goed te regelen, dat we niet weer voor allerlei verrassingen zouden komen staan net als gisteren. Het eerste wat Jos daarom deed was aangaan bij een bureau van de AA, whatever that may be. Iets als de VVV in Holland. Zij bellen naar her en der, want multinational (zei Jos) hotels, multiracial zeiden zij, waren er niet. Gewoon. Waar die mensen dan moesten slapen? Misschien slapen die wel niet. Of ze blijven gewoon thuis. En alles was trouwens gewoon vol in de winter. En als wij zeggen vol, mijnheer, dan is het gewoon vol. Na veel bellen vinden ze een hotel voor Gon en mij, Shonalanga, op de weg naar Pretoria. Voor twee nachten. Maar voor die Indian is natuurlijk niks te vinden. Jos overweegt een hotel voor Krish te zoeken in het National Park, dan terugkomen en hem morgen gewoon gaan oppikken. Hij overweegt naar de Indische wijk te gaan. Want Krish in de auto laten slapen? Hij overweegt samen met Krish in de auto te slapen. De politie zal een Indiër alleen in de auto natuurlijk niet vertrouwen. Maar we gaan eerst naar Shonalanga. Daar is intussen telefonisch voor ons gereserveerd. Jos vraagt: als ik straks misschien nog een kamer nodig heb, is die er dan? Ja, die is er dan. Dan gaat hij met Krish op pad. In de Indische buurt geen uitkomst. Dan naar een caravan-kamp waar ook hotelruimte beschikbaar is. Een Afrikaner is daar baas, maar die zijn er blijkbaar toch ook in soorten. Wat we al niet meer hadden durven hopen. De man zegt: het is hoogseizoen, ik kan die man niet verbergen. Ze zullen hem zien en dan komen de mensen klagen. Dat kan ik dus niet doen. Jos zegt: maar als het mijn chauffeur is en ík boek hier voor een nachtverblijf. Nou, zegt die man, dat is dan jouw zaak. Dat kan mij niet schelen als je je kamer met hem wil delen. Dus dat heeft Jos gedaan. Ik wil er wat onder verwedden dat die muis nog een staart zal hebben, maar het is nu in elk geval geregeld. In ons hotel zullen ze ons morgen om half zeven wekken. Jos zal hier zijn om kwart over zeven om ons af te halen. En dan gaan we naar het Park. Beestjes kijken.

De rit vanmiddag voerde door een mooi stukje Transvaal. We hebben hier maar wat rondgekeken in afwachting van ons bezoek aan het park. Het landschap verandert niet veel. Wel is het zeer bergachtig, met toppen van rond de 2500 meter hoog. Er zijn veel canyons te zien en veel watervallen. En overal wonen en werken zwarten. En overal brandt het gras tegen de hellingen. En overal zijn uitgestrekte terreinen, kaalgestookt, in afwachting van een tropische zomer die overvloedig regen en groen zal brengen. En overal de blonde boeren en hun kinderen ertussen. Het is onvoorstelbaar hoe die lui hier kunnen leven. Zelfs een vakantiereis zoals wij maken bezorgt je al schuldcomplexen. En dat hoort ook zo. Want je kunt hier niet als blanke vertoeven zonder dat je het blanke systeem bevestigt en ondersteunt.

Vanavond bij het diner was de zaal vol zwarte bediendes. Als er nou maar één blanke tussen gelopen had. Wat is het toch een problematisch land. De apen morgen zullen hopelijk geen probleem scheppen.

Verder: 22 juli 1981


Jan van Bakel, Zuidafrikaans dagboek.


janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.