Brief Nr 176 Uit Noord-Italie

H 107 KAASKERKE

A Monsieur Monsieur pierre druwe Caeskerke arrondissement de veurren Departement de La Lijs furnes1 a flandre Bruges Sito Sito

Alexandrie Den Eersten September 1805

Seer beminden vader Ende Moeder

Naer ul: van herten gegroet te hebben verhopende den staet van uwe gesontheij(d) gelijk het godt zij gelooft met mij nog al gaet waer2 het anders het zoude mij pijne doen daerom schrijve ik voor den tweede keer Een brief niet wetende wat peijsen3 of den Eersten verdoolt4 is ofte niet Want mijne cameraeden die veerthien dagen laeter geschreven hebben als ik hebben over lang hunne brieven ontfangen daerom En weet ik niet wat peijsen zijt zoo goet zeer (Bemi)nden vader Ende moeder van aenstonds antwoorde te schrijven *** ik bidde uw zeer beminden vader Ende Moeder dat gij zoude willen de goedtheijd hebben van twee of drij Croonen5 af te senden want ik Egenwoordig in groten nood ben want wij niet anders niet En krijgen als Een wenig soepe En Een brood van drij pont in twee daegen En het is bij naer6 onmogelijk voor mij van daer mede7 te leven daerom bidde ik uw zeer beminden vader Ende moeder dat gij in geen foute8 En soude blijven van antwoorde En geldt te sende zoo veel als het mogelijk is En ik bidde uw dat gij zoude willen de goedtheijd hebben van de Coplimenten te doen aen mijn broders En suster En aen al mijne vrienden En kennessen En hoe dat het nog al gaet met de ander jonkheden9 die in den de pai10 gevallen zijn of zij nog gerust t'huijs zijn of te niet En of de jandarmen11 nog stijf12 achter de jonkheden sitten die gedisserteert zijn zijt zoo goet van dit te schrijven in uwen brief nog laet ik uw weten als dat (d)en Romschen keijser En den pruijssenaer niet verre van ons En liggen En dagelijks gereet om op ons te vallen13 maer wij En hebben geen groote benouwdheijd14 want wij ook met Een groote maegt15 zijn En daer komender nog veertig duijst toe van parijs naer alexandrije zij brengen dagelijks krijsgevangen in zoo wel keijserlij(ke) als bregans16 niet tegenstaende dat 'Er van de onse ook gepaekt zijn want den 28 van oost17 zijnder nog drij gandarmen gepaekt die op de patrolie18 waeren daer gaet dag En naegt Een patrolie van vier hondert man twee hondert te voet En twee hondert te peerde dit is het nieuws dat ik uw schrijve En mijnen brief sluijte Blijvenden

ul: oodmoedigen En dienstbaeren soone

franciscus Druwe

ik ben in het ses En vijftigste Rigem Eerste Batlion sesde Companie trope de linie19 leggende in in gernisoen tot Alexandrie departement de maringo20

zijt zoo gooet van in den brief te setten of den Eersten gearriveert is of niet En hebt gij den Eersten ontfangen En antwoorde daer op geschreven zoo21 ik hem ontfangen zult verstaen uijt den Eersten brief die ik zal schrijven zijt zoo goet van antwoorde te schrijven En den brief te doen frankieren

Aantekeningen


Vergelijk de brieven 179 en 186 van dezelfde schrijver. 1 Veurne. 2 Ware, was. 3 Te denken. 4 Verloren geraakt. 5 Kronen; de munt. 6 Bijna. 7 Daarvan. 8 Nalatigheid. 9 Jongelui. 10 Termijn; in de termijn vallen: aan de beurt zijn voor de dienst. 11 Gendarmen. 12 Geducht. 13 Aan te vallen. 14 Angst. 15 Macht. 16 Brigands, rovers, ongeregelde strijders. 17 Oogstmaand, augustus. 18 Patrouille. 19 Troupe de ligne, fronttroepen. 20 Marengo. 21 Indien.


Zie de originelen         

Site van Jan van Bakel