Jan van Bakel



Taal Spraak en Informatica



Volgende Entr'acte
Terug naar Archief
Terug naar hoofdmenu


Goed, dan zal ik het je uitleggen. Wat is de slag bij Waterloo? Een gebeurtenis in juni 1815. Okay. Hoort dat tot de werkelijkheid? Nee, niet meer. Of liever: ja, in ons hoofd. Goed. En de man in de doodstille straat, die de hoek omkwam en met zijn gestrekte pas voortliep terwijl men het gas in de buizen onder het huis kon horen en het gesuis van water onder de straat, en in de elektrische draad naar radio en telefoon een vonkende zoemertoon als waren er bijen in de buurt? Ja, dat is een verhaal. Hoort dat ook tot de werkelijkheid? Hoe bedoel je, natuurlijk, een verhaal is ook iets, in ons hoofd of op papier. Mooi zo. En wat is nou het verschil tussen dat ene verhaal en dat andere? Je bedoelt dat van die slag bij Waterloo? Ja. Nou, dat is 'n keer echt waar geweest. Hoezo? Is dat van die man dan niet echt waar geweest? Ja, als dat zou kunnen zou dat kunnen. Maar dat weten we niet. Keurig, je begrijpt het allemaal erg vlug. Maar zou je nou niet kunnen zeggen, dat we dat van die slag bij Waterloo ook maar moeten geloven en dat dus het verschil met die man in die straat, die op het trottoir het onheilspellende maar onhoorbare gerucht maakte van het hoog in de lucht verschoten vliegerbericht (in een wolkje ploft licht tot een blinkende ster uiteen en langs heel de vuurlinie heen weet men: dit meldt het uur U, nu gaat het beginnen, nu...), dat dat verschil dus eigenlijk niet zo groot is? En, algemener gesproken, dat alles wat iemand opschrijft, daarvoor en daarna, in iemands hoofd zit en zo even onuitroeibaar deel van werkelijkheid is en dat er dus niet meer bestaat dan een verschil tussen literaturen? En dat al die literaturen verschillende maatschappelijke status hebben? Dat de één deze verhalen gelooft en een ander weer andere verhalen? Zodanig, dat je voor de één 'n boek een natuurkundeboek moet noemen en voor de ander een epos, voor de één 'n geschiedenisboek en voor de ander een thriller, voor de één fictie, voor de ander factie? En dat zo voor de één de wereld er heel anders uitziet dan voor de ander? De één heeft deze grondwet, de ander die. Zo'n grondwet zegt niet hoe iets is maar dat iets zo is, en wel omdat het niet zo is, want pas doordat ze het zegt worden de dingen waar die ze zegt, zodat ze altijd pas achteraf gelijk heeft. Kijk en zo kun je dus moeilijk heen om de conclusie dat de taal de werkelijkheid niet kan beschrijven, omdat ze een veranderingswijze van de werkelijkheid is. En zo begrijp je ook wat taalkunde zal wezen. Het is niet zo gek dat ze altijd taal- en letterkunde samen doen aan de uni. En bij TSI?

Jan van Bakel, 2 maart 1992

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven