De Caelo Sonus
De eerste voorjaarsroes alweer te boven
dromen de vaarzen aan het prikkeldraad.
De pinksterbloemen bloeien zonder maat,
stil hangt de leeuwerik Uw licht te loven.
Alles wordt nieuw terwijl Uw adem gaat
over de weien, de ontbloeide hoven.
Nu kan ik in Uw liefde weer geloven,
omdat Gij midden in dit landschap staat.
Zo was de wereld toen Uw rode tongen
de bange vissers in hun donker huis
met schone nieuwe woorden overzongen.
Zo moge, bid ik, thans Uw lentewind
mij overwaaien met een nieuw geruis
waarin ik duizend schone verzen vind.
Jan van Bakel.
Brabantia, Tweede jaargang (1953), blz. 193.