Station Nijmegen

 
En 's morgens bracht ik je naar het station.
Te voet. Er liep geen tram. En niemand zag
dat wij begonnen aan de laatste dag
voordat er ook maar iets met ons begon.

Van hoek tot hoek kreeg alles zijn beslag.
Ik zei geen woord, omdat ik mij bezon
op wat ik straks het beste zeggen kon
als wij daar zouden staan, op dat perron.

De overkapping boog met mededogen
en wachtte tot de klok alle seconden
ernstig naar het verleden had gezonden.

Denderend ging de trein over de brug.
Ik nam de lange weg ook lopend terug.
Al wat ik mij herinner zijn je ogen.

 
Jan van Bakel.

Opgenomen (met een fnuikende tekstfout) in:
Wam de Moor, Navel van het land, 2005.