Optelvers

 
De eerste regel valt mij uit de hand.
De tweede treedt vol gratie bij mij binnen.
De derde strijkt de kreuken uit het linnen.
De vierde is een vat vol onverstand.

Maar aan de vijfde valt plezier te winnen
terwijl de zesde van verlangen brandt,
om met de zevende al te beginnen
nog voor de achtste mij heeft overmand.

De negende staat aarzelend alleen
bij wat de tiende straks bedenken kan.
O elfde, elfde, o verloren man.

Wanneer de twaalf vast zijn biezen pakt
tersluiks terzijde langs de dertien heen,
staat daar de veertien op 't verkeerde been.

 
Jan van Bakel.