|
In memoriam Jan van Bakel (11 december 1927 - 25 december 2021)in memoriam Jan van Bakel (11 december 1927 - 25 december 2021)Website Radboud Universiteit, 17 januari 2022Op Eerste Kerstdag 2021 overleed Jan van Bakel op 94-jarige leeftijd. Van Bakel was van 1958 tot 1993 werkzaam aan de (toen nog) Katholieke Universiteit Nijmegen, uiteindelijk als hoogleraar Historische Linguïstiek en Computerlinguïstiek. Na zijn promotie in 1958 op een dialectologisch onderzoek naar de taal van de klompenmakers was hij door hoogleraar Weijnen gevraagd om zijn medewerking te verlenen aan de totstandkoming van het Brabants Woordenboek. Naast zijn dialectologische werkzaamheden bewerkte Van Bakel onder andere een oude structuralistische grammatica van Rijpma & Schuringa, en digitaliseerde hij een grote collectie Vlaamse Soldatenbrieven uit de Napoleontische Tijd, die hij in 1978 publiceerde. Van Bakel was de eerste in de Nijmeegse Letterenfaculteit die "iets deed op een computer" (naar eigen zeggen gebruikte hij in die tijd meer computerkracht dan zijn collega's van andere faculteiten). Dankzij dit pionierswerk liet hij eind jaren zeventig in het Erasmusgebouw maar liefst twee collegezalen reserveren voor computers: een terminalkamer waarin 12 beeldschermen verbonden waren met de centrale universiteitscomputer, die destijds nog de gehele vijfde verdieping van het bètagebouw in beslag nam (en minder krachtig was dan de gemiddelde hedendaagse smartwatch). En dan nog eens een printerkamer waar je niet alleen "uitdraaien" van je "jobs" kon ophalen, maar ook ponskaarten kon inleveren om je grotere computerprogramma 's nachts daadwerkelijk uit te laten voeren. Er werden ook twee ponsmachines in de gangen geplaatst, die bij gebruik door de herrie de meer contemplatieve onderzoekers uit hun concentratie moeten hebben gebracht. Door vele geesteswetenschappers werden al deze "computertoestanden" op zijn best als een amusante modegril beschouwd, die snel weer zou overwaaien. Ook in het opzetten van nieuwe opleidingen was Van Bakel een pionier. Een bijvak computerlinguïstiek bij Nederlands werkte hij uit tot een bovenbouwopleiding, en hij ging een samenwerkingsverband aan met Jan Aarts van Engels, die zich had toegelegd op corpuslinguïstiek, en met Lou Boves en Felix Vieregge van het Instituut Fonetiek, dat zich bezig hield met spraaktechnologie. Daar werd Kees Koster van informatica bij gehaald, en zo ontstond een geheel nieuwe studie, Taal, Spraak en Informatica, die in feite een interfacultaire opleiding was (maar gesitueerd bleef binnen de Faculteit Letteren). Studenten kregen niet alleen colleges bij Letteren, maar ook bij informatica in de bètafaculteit, en bij psychologische functieleer in de gammafaculteit, waar destijds Gerard Kempen computerlinguïstisch onderzoek deed. De succesvolle doorontwikkeling van deze opleiding tot wat nu de opleiding Taalwetenschap heet, heeft pas na Van Bakels vertrek plaatsgevonden, maar hij heeft het wel allemaal mede in gang gezet. Na zijn emeritaat keerde hij terug naar de dialectologie: hij schreef op basis van materiaal dat hij nog had liggen onder andere een monografie over de lokwoorden voor huisdieren en een studie over de benamingen voor de dorsvloer, die hij zelf beschouwde als zijn beste werk. Daarnaast schreef hij een computerprogramma voor het genereren van dialectkaarten, en - uit pure belangstelling - een planetarium dat op elk gewenst moment en vanaf elke gewenste positie een sterrenkaart genereerde. Velen die Van Bakel in die roerige jaren zestig tot tachtig hebben meegemaakt vonden hem geen gemakkelijke man, met zijn uitgesproken standpunten en zijn vurige manier van debatteren. Maar de mensen die hem van nabij kenden zagen de warme persoonlijkheid die hij werkelijk was. Studenten die hem begrepen liepen met hem weg. Op hen heeft hij een vaak onuitwisbare invloed gehad. Terug naar In memoriam.
|