Dr. Jan van Bakel



Jan van Bakel - Een toespraak

(Terug naar site Jan van Bakel)


Beste Peter-Arno

,
In 1954 verscheen bij de Uitgeversmaatschappij Holland in twee delen, het ene in rood-, het andere in blauw-linnen band, van de hand van Ad den Besten de bloemlezing Stroomgebied met poëzie van de naoorlogse dichtergeneratie. Ik heb de tweede druk in mijn bezit maar ik weet niet van wanneer precies de eerste druk dateert.

Of wacht, laat ik anders beginnen. Op deze dag, PA, zijn er veel mensen die allerlei van je weten. Ze weten hoe goed je kunt volleyen, wat je voorkeuren zijn tijdens de openingsfase van het schaakspel, welke TV-programma's je favorieten zijn en nog honderden andere intieme dingen meer. Ik wil nu eens iets van andere aard naar voren brengen. Ik wil het niet hebben over wat ik van je weet maar over wat ik vermoed. Dat is het volgende. Ik vermoed dat je een dik, bijna vierhonderd-bladzijdig proefschrift hebt geschreven om daar een paar stellingen aan te kunnen toevoegen over po" ezie. En ik meen zelfs te weten waarom.

Je weet dat de aarde ongeveer vijf miljard jaar bestaat en al die tijd grote cirkels om de zon beschrijft, als het ware gedreven door een geheime, fatale liefde. Want je weet dat de zon haar toekomst is en dat ze daarin na enige tijd, zeg over vier miljard jaar, als in een eindelijke, alles vervullende akt van liefde zal verbranden. En je weet ook dat op dezelfde wijze de wetenschap banen beschrijft van liefde en ontzag rondom haar toekomst: de po" ezie. En eindelijk zal ook alle wetenschap verbranden tot ontraadseling en transparantie en vanzelfsprekendheid, dat wil zeggen tot po" ezie. Ik vermoed dat deze metafysica van de wetenschap je werkelijke wetenschappelijke drijfveer is en daarom wil ik je uit de bundel Stroomgebied van Ad den Besten een gedicht citeren van Hans Andreus dat zo gaat:

Ik hoor het licht het zonlicht pizicato
de warmte spreekt weer tegen mijn gezicht
ik lig weer dat gaat zo maar niet dat gaat zo
ik lig weer monomaan weer monodwaas van licht.

Ik lig languit lig in mijn huid te zingen
lig zacht te zingen antwoord op het licht
lig dwaas zo dwaas niet buiten mensen dingen
te zingen van het licht dat om en op mij ligt.

Ik lig hier duidelijk zeer zuidelijk lig zonder
te weten hoe of wat ik lig alleen maar stil
ik weet alleen het licht van wonder boven wonder
ik weet alleen maar alles wat ik weten wil.

Er zou over de interpretatie allerlei te zeggen zijn, vooral natuurlijk door jou. Een moeilijke passus is, denk ik, lig dwaas zo dwaas niet buiten mensen dingen, waarbij er twee mogelijkheden zijn voor de syntactische binding van ''niet''. Je hebt gehoord dat ik het wil verbinden tot dwaas zo dwaas niet, maar als je er een tweede proefschrift voor over hebt, zou je er een stelling aan kunnen wijden. Een tweede punt waar ik met mijn eenvoudige hersens wat over gepiekerd heb is de laatste regel. Ben je het niet met me eens, dat je niet zou mogen lezen: ik weet alleen maar alles wat ik weten wìl? Daarmee zou immers de betekenis van weten in hoge mate getrivialiseerd worden, en dat lijkt mij zo ongeveer het tegendeel van poëzie.

Je weet dat dit gedicht getiteld is Liggen in de zon en je zult het met me eens zijn dat het zeer goed te interpreteren valt binnen de metafysica van de wetenschap die ik zoëven heb aangestipt. Daarom vermoed ik dat dit gedicht zeer symbolisch is voor de ware betekenis van je belangrijke proefschrift dat je vandaag hebt verdedigd. Misschien is het daarom wel een goede gedachte om je dit gedicht op een of andere manier als blijvende herinnering mee te geven voor alle dagen van wetenschap die er nog zullen moeten verstrijken vooraleer de poëzie over ons zal opgaan. Je weet dat Horatius over zichzelf geschreven heeft Exegi monumentum aere perennius ( Oden, boek 3, nr. 30). Hij had het over zijn dichtwerk en bedoelde: voor mijzelf heb ik door mijn poëzie een monument opgericht, onvergankelijker dan brons, en hij zei het met ongepaste trots. Het was immers op zijn minst een zeer problematische uitspraak. Wanneer we uit het bronzen tijdperk al teksten kennen, dan toch zeker alleen omdat ze in brons gegoten zijn. Zo wordt begrijpelijk dat ik je de tekst van Andreus liever niet op papier maar eerder op anti-Horatiaanse wijze juist in de bronzen vorm zou moeten geven ter eeuwige overweging van de toekomst der wetenschap. En hoewel ik je ook weer niet precies zijn tekst geef, heet het in elk geval wel gewoon Liggen in de zon. Ik hoop dat je het wilt aannemen mede als symbool van mijn dankbaarheid voor de eervolle wijze waarop je mij hebt willen betrekken bij de wetenschappelijke onderneming die je vandaag hebt afgerond.

Jan van Bakel
12 september 1991

Terug naar boven