|
In Memoriam Antoon van Bakel
Terug naar nieuws
Egidius, waer bestu bleven? Mi lanct na di, gheselle mijn. Du
coors die doot, du liets mi tleven. Dat was gheselscap goet ende
fijn, Het sceen teen moeste ghestorven sijn.
Een half jaar lang heeft Antoon ons getoond hoe een mens met
waardigheid de dood onder ogen kan zien. Hij deed dat met gelatenheid maar
ook met sterkte, zodanig dat hij onze paniek bezwoer en ons in staat
stelde samen met hem over de ernst van zijn ziekte te praten, zonder te
vervallen in de redeloosheid van de angst. Nog op zijn voorlaatste dag zei
hij tegen mij: "als iemand voor het vuurpeloton staat is hij bang, denk
ik, maar ik ben niet bang". Dat sterkte ons en het stelde ons in staat
onze angsten de baas te blijven. Wat ik zo zeg gaat over de mens Antoon
van Bakel, de mens die ons tot meer dan broers, tot vrienden maakte. Maar
ik wil een paar opmerkingen maken niet over de broer of zelfs de vriend,
maar over de de kunstenaar die hij was, Die hij ook was, kan men zeggen.
Maar dat is eigenlijk al fout want zijn kunstenaarschap past naadloos op
dat andere, dat men kan kenschetsen zoals ik het even probeerde. Er zit
namelijk geen streepje licht tussen het een en het ander: zijn alledaagse
wijze van leven in overeenstemming met zijn beschouwend karakter, zijn
gelijkmoedigheid, zijn bescheidenheid, zijn vrijheid van alle pretentie of
vooringenomenheid en, anderzijds, zijn rustige volharding in het kijken
naar de wereld om hem heen. Met de ogen van de kunstenaar en altijd weer
de fascinatie van die eindeloos en altijd eendere maar ook altijd weer
andere verschijning van de dingen om hem heen. Zoals die Woenselse huizen
en bomen, die kerkinterieurs, die straat- en stadsgezichten. Dan gaat het
over Antoons kunstenaarschap.
Er zijn heel wat kunstenaars - als ik ze tenminste goed begrijp - die
met hun kunst iets nastreven: de wereld een boodschap brengen, de
maatschappij ontmaskeren, de wereld veranderen, iets nieuws verkondigen.
Die pretenderen dus iets. Ze vernieuwen de wereld, ze vernieuwen de kunst.
Bij mijn laatste bezoek aan Antoon - ik kwam dan kort voor de middag bij
hem aan, we aten samen een boterham en kort vóór de eerste file in de
namiddag was ik weer weg - hebben we uitvoerig over zijn kunstenaarschap
gesproken. Vooral wanneer je in een katalogus van een expositie ziet
tussen welke vreemde vogels hij met zijn werk wel voor het voetlicht trad,
werpt zich gemakkelijk de vraag op hoe je dat allemaal moet begrijpen en
met elkaar vergelijken. Antoon vatte het toen samen - en dat was voor mij
nieuw, want ik had hem zoiets nooit horen zeggen - "Mijn werk is niet
vernieuwend". Dat betekent natuurlijk dat hij van zichzelf wist dat de
bedoeling bij zijn werk nooit was iets anders te doen dan eerder in de
kunstgeschiedenis was nagestreefd. Hij besefte daarbij duidelijk dat dat
in de openbare discussies als een nadeel werkte. Veel werk van anderen -
zo bleek uit het gesprek - werd volgens hem ten onrechte hoger gewaardeerd
dan het verdient, eenvoudig omdat het zo nieuw is dat de zogenaamde
kenners het niet kunnen begrijpen, maar zich aan een eerlijke uitspraak
niet wagen. Als je zoiets zegt, moet je er natuurlijk wel oog voor hebben
dat er verschil is tussen zo uitzonderlijk zijn dat de kunst wel
vernieuwend móet lijken en de kunst vernieuwen om maar uitzonderlijk
gevonden te worden. Antoon vond het niet erg dat hij figureerde tussen
dingen die hij niet kon waarderen. Iemand die dat allemaal niet zag kon je
toch niet overtuigen en wie het wel zag had je uitleg niet nodig.
Zulke gedachtewisselingen lijken mij informatief voor de
karakterisering van Antoons werk. Zijn hele leven lang heeft hij in een
soort van verbazing - die ik niet van binnen kende maar die ik altijd
nader heb willen leren kennen en begrijpen - naar de dingen staan kijken
om te zien hoe ze waren, hoe ze in de werkelijkheid stonden, hoe die
werkelijkheid was waarin ze stonden, hoe alles was wat het was door de
wijze waarop de dingen erin stonden. hoe je de dingen alleen kon zien als
geconditioneerd door de ruimte waarin ze stonden. En omgekeerd. Dat was
wat Antoon ervoer als zijn enige inspiratie: zijn verwondering bij het
kijken naar de dingen. Zijn werk werd door niets anders gedreven. Een
ander pad is hij nooit ingeslagen. We hebben daarover veel gepraat en in
brieven gecommuniceerd. Het heeft mij altijd gefascineerd. Hij liet soms
twee tekeningen zien van hetzelfde object om te signaleren hoe de ene die
discussiërende werkelijkheden toonde en de andere domweg niet. Antoon was
een fascinerend kunstenaar. Gelukkig heb ik de tijd gehad en genomen om me
te verdiepen in alles wat hij zei over zijn werk en zijn manier van
werken.
Wij zullen nu niet meer hemzelf maar alleen zijn werken moeten
raadplegen om opnieuw of nog altijd te kunnen ervaren wie hij was. Ik
gedenk hem in vriendschap en droefheid.
Jan van Bakel, 16 februari 2009
Terug naar nieuws
|
|