Jan van Bakel

De week van Dolle dinsdag
19 september 1944
in Nuenen

Gepubliceerd in het tijdschrift van de Heemkundekring Nuenen
"De Drijehornick"
onder de titel
"Twee dagen oorlog - Nuenen september 1944"
september 2004


Terug naar hoofdmenu

Vooraf

Hier volgt, in de vorm van een kroniek van dag tot dag, de beschrijving van mijn persoonlijke lotgevallen in de week van Dolle Dinsdag in Nuenen. Mijn ervaringen zijn gekoppeld enerzijds aan de parallelle gebeurtenissen die mijn directe familieleden ondergingen, anderzijds, op summiere wijze, aan een korte karakterisering van de krijgsgebeurtenissen in het oostelijk deel van Brabant. Wat dit laatste betreft berusten mijn opmerkingen niet op bestudering van historische documentatie van algemene aard maar uitsluitend op eigen speculatie over wat ik zag geschieden. Aan het einde echter voeg ik enkele fragmenten toe van beschrijvingen welke te vinden zijn op het internet. De teksten die ik gebruik zijn van de auteur Roel Kerkhoff en bevinden zich op de lokatie: www.rememberseptember44.com. Daarvandaan stammen, met toestemming van de auteur, ook het kaartje - waarop ik Nuenen heb toegevoegd - en de toegevoegde foto's.

Zondag 17 september

In de zomer van 1944 was ik zestien jaar oud. Ik was leerling van het klein seminarie Beekvliet sinds september 1940 en ik was kersvers overgegaan naar de vijfde klas, de poesis. De voorafgaande twee jaren was mijn woonplaats Udenhout geweest, waar de derde en vierde klas huisden midden in het dorp, vlak achter de kerk. Achter ons voetbalveld, behorende tot de kerkelijke goederen - een parochiehuis met een paar losse bijgebouwen, omgeven door een omheind park waarin herten liepen - achter dat voetbalveld sportten geregeld duitse soldaten die ergens in kazerne lagen. Wat me nog het meest aan ze opviel was dat ze meestal zo half naakt liepen. De laatste zomer voor de grote vakantie was de tijd van de invasie in Normandië geweest. Veel onrust en geruchten. 's Nachts vaak een hemel die van horizon tot horizon vol koperen vliegtuiggeluid hing, waarnaar wij op de slaapzaal voor de smalle geopende ramen ademloos stonden te luisteren. Die slaapzaal was de toneelzaal van het parochiehuis. Ze grensde aan het hertenpark, maar daarvan hadden we 's nachts weinig last. Toen de zomervakantie aanbrak waren we er ons natuurlijk absoluut niet van bewust dat het volgende studiejaar pas op 1 december zou aanvangen. De decembermaand van het Ardennenoffensief.

Tijdens de vakantie - en ik was dus in Nuenen - naderden de geallieerde troepen vanuit Frankrijk. Parijs werd ingenomen en de tocht naar het noorden ging snel. België werd bereikt, misschien zelfs al het Albert-kanaal. De haveloze duitse legers met paarden, fietsen en krakkemikkige vrachtwagens trokken dagenlang, wekenlang zelfs stel ik me voor, door Nuenen naar het noorden. Ze zullen ook wel andere routes gevolgd zijn, maar bij ons ging de duitse terugtocht via Gerwen. Soms rustten er eenheden een tijdje uit naast ons huis onder de bomen van de Voort. Daar waren we niet zo blij mee, want de engelse luchtmacht opereerde bij dag en viel vaak vluchtende troepen aan. Het was ook in de vroege weken van die vakantie dat de duitsers overgingen tot het opblazen van het vliegveld in Eindhoven. Ik geloof dat we toen al met z'n allen beneden sliepen in kermisbedden zoals dat heette. Er is een nacht geweest dat het kabaal van die onderneming ons hele gezin uit de slaap joeg. Vader dirigeerde ons naar het gangetje tussen de keuken en het washuis. Dat was het deel van het huis waar je het minst op je kop kon krijgen als de boel instortte. De lichte buitendeur van dat gangetje vloog telkens open bij een zware klap. Vader hield de klink vast en de deur lichtjes geopend. Na de klap zette hij ze weer in de oude stand: vast in de hand en net aan.

Son 17 sept 1944 Bij het naderen van de legers werd er in het dorp druk over gespeculeerd of de frontlinies zonder zware strijd over ons heen zouden gaan. Zie maar eens naar België, werd gezegd. Daar werd blijkbaar flink gevochten. Maar Tonna Vermulst meende: Den Bels is altijd een lochte stad geweest. De toorn en wrake Gods kan daar natuurlijk niet uitblijven. Zoiets hadden wij niet te vrezen. Ik weet niet meer in detail wat er allemaal precies is voorgevallen voordat het 17 september was. Op die zondag gingen we in een onrustige en dreigende sfeer naar de hoogmis - de laatste mis, zeiden wij - die begon om tien uur. De mensen waren onrustig, bezig als ze waren om te bepalen wat er buiten voor vreemde geluiden klonken. Ook hiervan weet ik niet meer of het alleen om vliegtuiggeronk ging. Er zullen ook wel zware dreunen en ontploffingen te horen zijn geweest. Toen we buiten kwamen was het duidelijk dat er iets zeer ingrijpends bezig was te gebeuren. Aan de westelijke horizon, die wij kort daarna goed konden bekijken toen we vanaf het plat dak aan de achterkant van het huis in de goot waren geklommen, was druk verkeer van vliegtuigen met voortgetrokken gliders erachter. Wisten we toen al dat er een luchtlanding aan de gang was even ten noorden van Son?

Hoe die dag verder verliep staat mij niet meer bij. Duidelijk in mijn herinnering staan wel de volgende dagen, vooral de dinsdag. We wisten toen dat er Amerikaanse troepen waren geland. Ze waren naar het zuiden getrokken om de brug over het Wilhelminakanaal veilig te stellen en hadden daarbij lichte vuurgevechten met sporadische duitse troepen geleverd. Ze waren doorgerukt naar de noordelijke kanten van Eindhoven. Daar troffen ze troepen aan van nog steeds terugtrekkende duitse eenheden. Die waren kennelijk niet op vechten ingericht. Naar het verhaal gaat, lieten de partijen elkaar ongemoeid. Relaxte amerikanen die praatten en lachten met de burgers en de duitse uitschot-troepen, in armoei en zwijgende schrik op de vlucht.

Maandag 18 en dinsdag 19 september

Van de maandag herinner ik me weinig concreets. Achteraf moet ik vaststellen dat dat de dag moet zijn geweest dat de ondergrondse verzetstrijders van de PAN in blauwe overalls en gewapend door het dorp trokken, kennelijk in het bewustzijn dat de macht nu aan hen was. Wellicht is dat ook de dag geweest dat de moffen-meiden werden kaalgeknipt. Dat gebeurde vóór het raadhuis op de stoep. Na afloop vluchtten ze gebogen en vol schande door de menigte naar huis.

Dinsdag - Dolle Dinsdag - was een feestdag. We hadden nog geen engelse of amerikaanse soldaat gezien, maar de bevrijding was voor ons duidelijk een feit. Alle huizen vlagden. De kinderen liepen in oranje. Bij ons stak voor het eerst na jaren weer de lange vlaggemast naar buiten door het kleine raampje in de voorgevel. Binnen werd de mast vastgebonden in een kruis van twee zware latten, midden op zolder. Vlak achter de mangel die daar stond. Vader zal hem uitgestoken hebben, want wij waren misschien wel mans genoeg daarvoor, maar ik weet niet of we zulke initiatieven al konden nemen.

Ik denk dat het kort na de middag was dat ons gezin zich in tweeën deelde. Vader ging met Tien en mij op de fiets naar Son om naar de amerikaanse soldaten te gaan kijken en wellicht te kunnen delen van de sigaretten en de chocola die ze, zei men al, op ruime schaal uitdeelden. Allemaal van die lekkere zoete camels. Het was al gebeurd dat ze een arme Sonse boer met een vaag gebaar naar hun rugzak wezen toen hij om sigaretten bedelde. Maar er gebeurden ook andere dingen. Iemand had gezien dat ze voetbalden met het hoofd van een gesneuvelde duitser. Zou dat nou waar zijn? Wij stapten op de fiets en moeder ging met de rest van het gezin naar de tantes op den Berg. Die woonden vlak bij het raadhuis en daar kon je de feestelijkheden dus goed bekijken. Je zag ook daar weer de binnenlandse strijdkrachten van de PAN met het geweer op de rug en ook Grardje Peters, de onderwijzer die bij de tantes in de kost was, die een belangrijk man van de ondergrondse bleek te zijn. Daar bij het raadhuis is op zeker moment een geallieerde soldaat aangekomen op de motor. Het was een jongen uit Nederwetten, meen ik te weten, die geëmigreerd was en zich nu als eerste kwam melden als bevrijder. Waren we nou bevrijd of niet?

Met vader reden we naar Son. Volgens de bronnen waren de eerste tanks van het tweede Britse leger van Dempsey daar al aangekomen, maar ik meen dat we alleen amerikaanse soldaten hebben aangetroffen die, na de gevechten van de vorige dagen, links en rechts bezig waren zich te installeren. Van die gevechten zagen we de gevolgen. Het meest hard en direct was de confrontatie met twee gesneuvelde jonge duitse soldaten. Ze lagen aan de zuidkant van het kanaal, net ten westen van de brug op een klein stukje akkerland. Even verderop stond een loods of schuur. Jaren later heb ik altijd weer naar dat gebouwtje gekeken als ik door Son passeerde. De twee soldaten waren in de volle loop neergeschoten. Ze lagen nog in loop-houding en kennelijk waren ze naar die schuur op weg om zich te bergen voor dat onverwachte vuur vanuit het noorden. Het was zowaar geen koningsgraf wat ik zag, maar wel waren al papieren en andere kleine dingen uit hun kleding geroofd, bekeken en weggeworpen. Het is niet altijd moeilijk om de barbaren aan te wijzen.

Uit zulke details blijkt dat wij eigenlijk rondliepen in een sector van het front waar nog maar net gevochten was en waar ieder moment vanuit een onverwachte hoek de strijd weer zou kunnen opvlammen. Dat werd later op de dag maar al te duidelijk.

Woensel 18 sept 1944 Toen we met ons drieën naar Nuenen terugfietsten kwamen we een eind voorbij Nederwetten op de Broekdijk mensen tegen die riepen: "Kijk uit, heel Nuenen zit vol duitsers!" Je gaat wat langzamer fietsen en je denkt: wat zal dat nou zijn? En als er dan nog meer van zulke dingen geroepen worden besluit vader niet via de Gerwense kant Nuenen binnen te gaan, maar rechtsaf te slaan via het Broek. Daarlangs kwamen we dan eindelijk aan in het huis van tante Lies van Weert, wonende direct achter het huis van haar schoonvader Willem van Weert, vooraan rechts in wat toen de Telefoonstraat heette en thans de Monseigneur Cuytenlaan is. We waren niet naar het huis van de tantes gegaan dat een honderd of wat meter dichter bij het raadhuis op den Berg lag. Waarom niet? Natuurlijk omdat dat vanuit het Broek minder gemakkelijk te bereiken was maar toch ook, vermoed ik, omdat vader al direct van het begin af aan rekening hield met mogelijke vergeldingsdaden van - gisteren pas gevangen genomen - produitse dorpsgenoten en door hen te hulp geroepen duitsers. Dat was een algemeen bekende figuur uit de oorlogstijd. Iedereen die enigszins maatschappelijk prominent geacht kon worden moest in zo'n situatie op zijn hoede zijn.

Bij tante Lies in huis troffen we moeder aan met haar jeugdig gezelschap. Natuurlijk herinner ik me ook van die situatie geen details die met succes in een verhaal als dit vermeld hadden kunnen worden. Wat mij wel en terdege is bijgebleven was het verhaal over de volslagen bij verrassing vanuit de Beekstraat binnenrollende duitse tanks. Honderd en tachtig stuks wist men later. Later ook herinnerde men zich dat ze eigenlijk al geruime tijd een ver en dreigend gedreun en gebrom hadden gehoord van achter in de Beekstraat en de hei. Zo'n geluid dat je meer hoort met je buik dan met je oren. Wij drieën waren er niet bijgeweest. Toen we daar bij tante Lies in huis stonden te praten had ik nog geen spoor van die duitse troepenmacht waargenomen. De schrik en de ontzetting waren groot. En duidelijk was de conclusie die, vooral door dreiging in het persoonlijke vlak, getrokken werd: dat oranje bij ons thuis moet worden opgeruimd, de vlag moet worden binnengehaald. Wie gaat dat doen? Vast stond daarbij - dat blijkt duidelijk uit deze opgeworpen vraag - dat onze ouders niet naar huis zouden teruggaan. En natuurlijk de kinderen evenmin. Alles vanwege een beklemmende schrik voor represailles.

Op zeker moment zijn Tien, Zus en ik op weg gegaan naar ons huis. Ook weer niet via de gewone harde dorpsweg, maar achterom: door de Telefoonstraat, voorbij groentenboer Brigge, dan linksaf de Weverstraat in en dan tenslotte weer naar links, de Boordseweg oversteken en - denk ik - langs het huis en tuin van Mies Beks door de Walhut naar huis. We zijn als razenden door het huis gegaan. De vlag naar binnen. Alles wat oranje was en ons kon verraden verzameld en weggestopt. De plaats waar we het wegborgen is niet om te vergeten. In de gladde cementen vloer van het fabriek had vader al tijden geleden een gat gehakt en een schuilplaats uitgegraven. Een hol waar een mens in kon. Boven dat gat stond een tafel die een plankier had laag boven de grond. Op dat plankier lag wat lichte rommel, wat gebreid goed en zo. Daaronder zat een luikje. Als er gevaar zou dreigen door razzia's kon daar een mens zich snel verbergen. Vader heeft zelfs eens een kennis laten zoeken. Hij liet even niet kijken om Tien de gelegenheid te geven zich te verstoppen. Het zoeken leverde zelfs geen resultaat op nadat Tien was uitgenodigd om zich door roepen te verraden. In dat gat werd al het oranje goed verstopt.

Hoe laat zal het geworden zijn? Ik denk zo tegen zevenen in de avond. We verlieten gedrieën het huis en gingen op weg naar onze ouders terug. Weer niet over de harde weg maar opnieuw achterom: de Voort in, niet direct rechts achter onze tuin langs door de Walhut, maar verderop bij Vermulst rechtsaf naar het kruispunt met de Boordseweg. Ergens vlak bij dat kruispunt - waar vader bij onze zondagse wandelingen altijd placht te zeggen Hier komt nog eens keer een verkeersagent te staan, hoewel ik toen natuurlijk geen tijd had om daaraan te denken - kwamen we mensen tegen die ons waarschuwden dat er in het Broek geschoten werd. Het zat daar vol duitse soldaten. We raakten natuurlijk wat van de wijs. Het overleg schoot tekort, de een talmt wat langer, de ander probeert liever wat harder door te lopen om het gevaar vóór te blijven. In elk geval was ik op zeker moment Tien en Zus kwijt, zodat ik het helemaal niet meer wist. Ik liep wat terug tot aan het huis van Tonna Vermulst, de moeder van onze vroegere gedienstige Cato - die de lezer kan ontmoeten in het verhaal van Antoon en Anna - haar zus Anna en haar broer Piet. Op een of andere manier ben ik daar achtergebleven. Met een koel besluit? Uit schrik omdat het spertijd werd? Of omdat er geen ander duidelijk besluit genomen werd? Ik weet het niet. Misschien heeft iemand wel gezegd: blijf gewoon hier, bij ons. Die nacht heb ik geslapen in de stal of de schuur. Of misschien zelfs gewoon in een bed. Of in de bedstee, want het was een zeer bescheiden behuizing, dat boerderijtje. Er moet wel veel herrie geweest zijn rondom, die nacht, maar ik heb geslapen. Schandelijk. Waarom schandelijk? Dat kan alleen gezegd worden zoveel later, wanneer je weet wat er die nacht allemaal gebeurd is. Het was de nacht dat de duitsers het plan hadden Eindhoven te heroveren om zodoende in een zeer vroege fase de corridor naar Arnhem te breken. De tanks waren betrekkelijk laat in de middag naar voren geschoven. Ze rukten heimelijk op, een enkele zelfs uiteindelijk tot noordelijk van Nederwetten, vlak ten zuiden van het Wilhelmina-kanaal in de richting van de brug bij Son. Na een nachtelijk bombardement op Eindhoven zouden de tanks doorstoten naar Eindhoven en hun kunstje perfect maken.

Niemand kon later het verhaal van dat plan en die aanval beter vertellen dan mijn vader en Tien. Toen ik na mijn broer en zus niet bij tante Lies was aangekomen stond het leven niet stil. Hoe groot de onrust bij mijn ouders over mij eventueel was kan ik niet bevroeden, maar de zorg richtte zich andermaal, liever gezegd: nog steeds, op mogelijke represailles. Dat was in Nuenen niet helemaal overbodig. In de nacht van dinsdag op woendag of misschien al in de late dinsdagavond hebben duitse militairen in gezelschap van Nuenense mensen getracht vijanden uit het verzet thuis te verrassen. Daarbij speelde Fritske R. een rol, maar hij was zeker miet de enige waarvoor je bang moest zijn. Uit zijn huishouden had eerder de zoon M. zich samen met Frits v.W. en Tini v.K. aangemeld voor het oostfront. De maatschappelijk meer gegoeden kregen hun zoons spoedig weer terug, maar Tini v.K. hebben we nooit weergezien. Het is dus wel te begrijpen dat vader besloot dat het veiliger was niet naar huis te gaan en zelfs niet de nacht door te brengen bij tante Lies in huis. Daarom zijn ze met hun drieën, misschien al betrekkelijk gauw, misschien ook pas later in de avond, het Broek in getrokken: Vader, Tien en oom Johan van Weert. Ze waren zeker al weg toen een paar duitse soldaten bij tante Lies binnenkwamen en - niet onvriendelijk zegt mijn broer Antoon - om eten vroegen. Ze drongen niet aan toen ze hoorden dat er een zware zieke in huis was. En dat was niet gelogen. Neel van Leuven stierf op 1 oktober.

Wat precies het doel was van de drie vluchters is misschien bij iemand nog bekend, maar mogelijk ook was dat voor hen niet van meet af aan duidelijk. Het is mogelijk dat ze uiteindelijk, of althans op enig moment, samen zijn binnengegaan in een transformatorhuisje van de PNEM (Provinciaal Noordbrantse Electriciteits-Maatschappij) ergens achteraan op Boord of bij Soeterbeek. Oom Johan was in dienst van die maatschappij. Hij wist ons als kleine jongens altijd te verrassen door de handigheid waarmee hij met zijn lange klimsporen in een mum van tijd boven in een lantaarnpaal kon komen. - Maar de weg naar dat verblijf was lang en gevaarlijk. Het Broek bleek min of meer bezet door duitse infanterie. De drie vluchters moesten zich in sloten en struiken voor ze verbergen. Op zeker moment lagen ze ergens in een droge sloot terwijl naast hen over het fietspad de militairen passeerden. Dat Tien daar watersnood kreeg die niet te weerhouden was werd in de latere verhalen niet vergeten. Wat zou er nodig geweest zijn voor een ontdekking? En de gevolgen?

Later in de nacht, toen de tanks al posities innamen in de richting van Soeterbeek en Woensel, kwam een luchtaanval op Eindhoven op gang. Daarbij werd de lucht volgehangen met lichtkogels, die het Broek zodanig verlichtten dat vader, Tien en Johan van Weert, die op dat moment in een veld met mangelwortelen lagen, zich moesten bedekken met afgeplukte bladeren. We weten wat er verder gebeurde, want dat behoort tot de krijgsgeschiedenis. De duitsers achtten de gelegenheid rijp om Woensel binnen te trekken, maar waagden zich tenslotte met hun zware materieel niet over de lichte Dommel-brug bij Soeterbeek. Het lijkt erop dat dat de oorzaak was van het mislukken van hun overval. Hun slagkracht was groot en de inspanningen tot dan toe resoluut genoeg om te denken dat het hun ernst was. Wel blijft het een raadsel waarom ze de situatie zo verkeerd hebben ingeschat. Of was de hele planning in die chaotische dagen onbekookt? Dan was de mislukking rechtstreeks toe te schrijven aan de verassing van de hele operatie Market Garden. Het gevecht dat de duitsers vervolgens kozen was totaal zinloos omdat het defensief van aard was. Ze groeven zich in en wachtten op de komst van de Sherman-tanks van Dempsey, veel lichter dan hun eigen uitrusting maar wel overweldigend door hun aantal. Maar een ingegraven tank wint geen veldslag, laat staan een oorlog.

Wij weten niet hoe laat ongeveer het drietal vanuit het nachtelijk kwartier in dat PNEM-gebouwtje weer terugkwam in het huis van tante Lies. Ook is moeilijk te begrijpen hoe dat onopgemerkt in zijn werk kon gaan. De enigen die het nog zouden kunnen weten zijn mijn broers en zusters. Niemand van de direct betrokkenen is nog in leven en die anderen sliepen waarschijnlijk nog wel dieper dan ikzelf bij Vermulst.

Woensdag 20 september

's Morgens nog voordat er iets gegeten was liepen we bij de boerderij van Vermulst naar buiten. Het was nog vroeg in de morgen, zelfs nog enigszins in de nasleep van de schemer zegt mijn vage herinnering. Het eerste waar het oog op viel was een zware tank dicht bij de boerderij van Piet Beks en Drika Bommel, of beter gezegd tegen de heg van de tuin vlak vóór die boerderij. De laatste naam voeg ik toe in de wetenschap dat het misschien een niet zo fraaie bijnaam is voor de vrouw van Piet Beks, maar zo werd ze incidenteel bij ons thuis genoemd en zo is er een extra mogelijkheid wellicht om te weten om welke mensen het gaat. De boerderij stond op de tegenoverliggende hoek van een kruispunt van twee zandwegen, waarvan de ene de Voort was. Ik meen me te herinneren dat de tank voor de helft in de grond gegraven was. Ook rest mij een beeld met groene takken ter camouflering. Rondom waren duitse soldaten in de weer met allerlei wat op verzorging van hun positie leek. Ook op andere plaatsen waren tanks en soldaten te zien. De indruk die ontstond was dat er gevechten dreigden, hoewel er van geen tegenstanders iets waar te nemen viel. Ik weet niet of iemand die morgen sprak over de luchtaanval op Eindhoven die had plaatsgehad. Ik in elk geval heb geen herinnering van enige wetenschap van dat nachtelijk gebeuren. Wel werd spoedig - maar ik weet ook niet meer na welke argumentering en tussen welke mensen - besloten dat we moesten maken dat we weg kwamen.

Kaart Nuenen M637 TDN 1958 - Klik voor vergroting De richting die we kozen werd eigenlijk bepaald door de positie van de tanks. Die hadden de lopen gericht naar het zuidwesten en de meest voordehandliggende richting voor ontsnapping leek dus, haaks daarop, het zuidoosten te zijn. Op grote schaal was dat de richting Geldrop, maar die plaats als zodanig speelde natuurlijk geen rol in de overwegingen. We moesten naar de Witten Hond en vandaar over de Ouden Dijk in de richting van het Eeneind zien te komen. We waren, geloof ik, met niet meer mensen dan er die nacht bij Vermulst geslapen hadden, maar ik weet niet meer wie er tot die groep behoorden. Dat voert allemaal samen ook hier weer tot de vaststelling dat ik over een uiterst slecht geheugen voor details beschik.

Zonder hoegenaamd enige hindering of vertraging gingen we de gekozen richting, staken de Eindhovense weg over ter hoogte van de Witten Hond en volgden vandaar af de lange rechte Oude Dijk. Op die hoogte waren we al met meer, dichterbij of verder af, achter ons of verderop. Ik meen dat er toen al mensen van Van den Donk van de Eindhovense weg zich in het gezelschap vluchtelingen bevonden. Vluchtelingen, dat waren wij, hoewel ik dat woord eigenlijk pas nu ik dit schrijf voor het eerst op mijzelf toepas. We waren zonder enige bagage of leeftocht. Het was droog weer en we hadden dus geen regenkleding nodig, maar ook als het geregend had zouden we niet anders daar gelopen hebben dan we toen deden. We passeerden bij het huis van Van der Sterren, waar de vrouw des huizes slechts een weinig later in haar eigen voordeur door een schot uit een karabijn zou worden neergeschoten, één van de zes Nuenense slachtoffers in deze oorlogsdagen. Ook in deze omgeving zagen wij wel duitse soldaten, bij voorbeeld rechts van ons in de richting van de Eindhovense weg. Maar niets was er wat ons weerhield of hinderde. We zijn verder gegaan, niet gehaast maar wel flink doorstappend, in de richting van het Eeneind. Daar staken we het spoor over en kozen verder de weg naar de brug over het Eindhovens kanaal. Die weg was niet dicht bebouwd. Er stonden, zeker iets verderop, slechts hier en daar wat huizen. Soldaten hadden we vanaf het begin van de Ouden Dijk absoluut niet meer gezien. Alles was rustig en niets wees hier op een oorlogstoestand. Daardoor kwamen we als vanzelf zowat tot stilstand bij de boerderij of kolenhandel van Geven, links van de weg op een honderdtal meters vóór de brug. Die brug lag er ook onaangeroerd, als iets van geen gewicht in de oorlog die gaande was. Keek je om, dan zag je de Nuenense kerk die er stond zoals altijd. Tussen die duitse tanks nu, die zover weg en bijna irreëel waren.

Hoe laat was het intussen geworden? Half tien? Tien uur? Wat werd er gedaan en gesproken? Rustten we uit? Maakten we voorbereidingen voor ons verblijf aldaar? Hadden we eigenlijk inderdaad op een of andere wijze besloten daar te blijven? Hoeveel vluchtelingen waren er hier eigenlijk? Ik weet nog van die meisjes van Van den Donk, maar het zou ook wel al te gek zijn als ik zelfs dat niet meer wist. Ook weet ik nog van die oude boer van het Hoekje in Nuenen. Het Hoekje waar mijn ouders en broers en zusjes intussen, terwijl we daar stil waren blijven staan, passeerden, ook op de vlucht, in de richting van Refeling. Maar zonder dat we van elkaar wisten en zonder ook maar een spoor van zorgen in mijn hoofd: hoe zou het intussen met de anderen zijn? Herinner ik me dan iets negatiefs beter dan de feiten die er waren? Zeker niet; maar ik zou me dat toch zeker wel herinneren als ik op dat moment door zulke gedachten gepijnigd was?

Die middag hebben we lange tijd op straat staan kijken in de richting van de Nuenense kerk. De richting van Nuenen moet ik zeggen. Het dorp was op grote schaal bedekt door een dikke paarse deken. Er klonk ver gebulder. Vliegtuigen deden aanvallen naar beneden toe. Op twee plaatsen steeg een grote zwarte rookwolk op. Er werd gezegd: kijk eens wat een brand. Ja, zei die boer van het Hoekje, daar rechts die wolk, dat is bij ons op het Hoekje. En ik zei: Als dat het Hoekje is, dan kan die andere wolk wel bij ons zijn. Latere reconstructies wezen uit dat die boer gelijk had. Op dat moment brandde zijn boerderij tot de grond toe af. En die andere rookkolom was van de boerderij van Bertus Adriaans, achter in de Voort, aan de linkerkant, daar waar de Voort bijna bij de Boordse Dijk komt. Ook die brandde tot de grond toe af. Bertus en Hanne zaten achter in de tuin in een schuilkelder, samen met hun aangenomen dochter Thea. Thea had gezegd: zal ik efkes voor jullie een eike gaan bakken? Maar toen ze de schuilkelder wilde verlaten viel ze, getroffen door een kogel uit een geweer, achterover tussen haar ouders. Die zaten met een dode dochter te wachten op het einde van de brand. Dat is het verhaal zoals ik het hoorde uit de mond van mensen die daarin hun ervaringen van de ellende des levens weerspiegeld zien. Thea was geboren in 1916. Achtentwintig jaren oud.

Eindhoven 20 sept 1944 Toen wij daar stonden te kijken naar die twee branden en toen Thea van de Laar en Wilhelmina van der Sterren-Driessen al dood waren, zaten mijn ouders met hun kinderen in de Loop op Refeling min of meer direct tussen de vechtende tanks. Vanuit Eindhoven waren de engelse Sherman-tanks in grote aantallen Nuenen binnengetrokken om de ingegraven duitsers te ontdekken en zo mogelijk stuk voor stuk uit te schakelen. Ik weet niet of er duitse Tigers in het spel waren. De enige duitse tank waar ik later ingezeten heb werd uitgeschakeld achter op de Papenvoort in een diepe sloot. Ze was doorboord door een voltreffer maar niet in brand gevlogen of geëxplodeerd. Een groot aantal granaten stond nog gereed rondom de zitplaats van de schutter. Wij draaiden de loop omhoog en omlaag. Het leek erop dat de motor was afgeslagen en dat eerder van een verkeersongeluk sprake was dan van een uitschakeling. Die tank was heel wat zwaarder dan een Sherman. Ze was de Tommy's zeer zeker de baas. In het dorp was na de slag verder nergens een uitgeschakelde duitse tank te zien. De gevechten die in Nuenen plaatsvonden hadden het karakter van een laffe en afwachtende, verdedigende strijd van ingegraven tanks, die na de mislukte overval op Eindhoven tot geen enkel resultaat meer kon voeren. Hij werd door de duitsers, uit een gevoel van bittere frustratie, zeker met grote heftigheid, maar overwegend toch met veel voorzichtigheid gevoerd. Maar voor die burgers in die sloten is het gewoon oorlog en zien dat je het leven niet laat.

Vader en Tien en oom Johan waren 's morgens dus weer gewoon thuis. Ik heb daar eerder al mijn verbazing over uitgesproken. Maar het was zo. Op zeker moment hebben ze met hun allen het huis van tante Lies verlaten. Vermoedelijk waren ze in eerste instantie gewoon van plan naar huis te gaan. Waren ze van meet af aan voornemens geweest te vluchten voor het komende strijdgewoel, dan zouden ze vanuit de Telefoonstraat zeker de weg langs de kerk genomen hebben. Ze gingen echter aan de andere zijde van het Park langs op huis aan. Onderweg realiseerden ze zich steeds duidelijker dat het spoedig wel erg gevaarlijk zou worden in het dorp. Vader vroeg aan een militair bij een tank: Kämpfen sie hier?. En hij kreeg het bijtende antwoord Ja, wir kämpfen hier!. Dit nauwkeurig overgeleverde detail maakt duidelijk dat vader nu pas de zekerheid vond omtrent het gevaar en dat hij daarvan eerst nog niet ten volle doordrongen was geweest. Op meerdere plaatsen zagen ze op weg naar huis in stelling gebrachte tanks. Ook bij het eigen huis in de voortuin stond er een opgesteld. Vermoedelijk is toen pas, waarschijnlijk toen ze al binnen waren, het besluit gevallen om te vluchten. Ook zij zochten de richting Geldrop. Via de Boterstraat (Lindenlaan) en het Hoekje kozen ze de zandweg naar Refeling. Dat ze niet aangekomen zijn op een min of meer veilige plaats vooraleer de gevechten uitbraken, had te maken met het feit dat de duitsers de vluchters niet in hun schootsveld wensten en met vuur dwongen dekking te zoeken. Ook toen de gevechten nog niet waren uitgebroken werd de vlucht al lamgelegd. De zware strijd ving pas na de middag aan.

Details over de ervaringen van vader, moeder en kinderen tijdens die gevechten heb ik later geleidelijk bij stukken en brokken vernomen. Niemand heeft zich ooit neergezet om nu eens netjes alles op een rijtje te zetten. Het waren zodoende ook alleen de meest markante dingen die verhaald werden. Bij voorbeeld dat van die half imbeciele jongen - mag je dat zo zeggen tegenwoordig? - die een onontplofte granaat opraapte uit het akkerland en dreigde die bij de vluchtelingen in de sloot te werpen. En hoe er toen uit alle kelen gegild werd. En hoe zij vernamen dat Antoon Saelmans in het veld werd getroffen en daar stierf. Een jongen van twintig jaar. De pastoor van de parochie H.A. Aldenhuijsen, geboortig van Volkel, ging op de fiets, met de stool om, onder de mensen rond om het Ons Heer en de heilige olie toe te dienen. Daar moet je toch wel respect voor hebben.

Corridor 20 sept 1944 Op een of andere wijze liet de situatie toe dat vader en moeder en hun gezelschap zich geleidelijk verplaatsten naar veiliger oorden, dat wil zeggen verder in de richting van Refeling. De nacht hebben ze doorgebracht in een boerderij op stal. Er was stro uitgespreid op de voorstal vóór de voergoot van de koeien. Daar werden slaappplaatsen ingericht die enig comfort boden, maar niet vrijwaarden voor pogingen van de beesten om zich dat bedstro toe te eigenen. Het bleek tenslotte voor hen de enige nacht buitenshuis tijdens de slag in Nuenen.
 
 
 
 

Donderdag 21 september

We hebben in de nacht van woensdag op donderdag met een grote groep mensen geslapen in het hooi in de schuur bij Geven. Wat mij betreft geen sprake van onrust of slapeloosheid, van nachtelijk ontwaken door geraas van krijgsgedoe of wat voor angstaanjagende dingen dan ook. 's Morgens werd er bij het ontwaken wat geschertst over dat ongedwongen gedoe van jongelui, meiden en jongens, zomaar tussen elkaar. Ik was te groen om alles precies te begrijpen. Ze hadden mij wel voorgelicht op het seminarie maar daar weten ze ook niet van de hoed en de rand. Maar ik was toch niet zo groen of ik herinner me tot vandaag wel de nabijheid van die zwartharige meisjes.

Anderen, ouderen die wat minder diep slapen denk ik, hadden 's nachts wel onraad gehoord. Er waren mensen om de schuur gelopen. Ze hadden geluid gemaakt tegen de houten wanden. Misschien waren het wel soldaten. Zou het hier vandaag veilig zijn? Riskeerden we niet teveel door hier langer te blijven? Ik hoorde de discussie aan. Ik kwam tot het besef dat er niets was wat mij dwingend aan deze groep vluchtelingen bond. Ik zag de korte afstand tot de brug over het kanaal. Het kanaal. Een kanaal is een grens van belang in een oorlog. Denk maar aan het Albert-kanaal. En ik dacht aan tante Marie Van Deursen - Van Bakel in Geldrop. Waar we zo vaak op bezoek gingen met vader. Op zomerdagen en op de fiets. En ik nam het besluit om in mijn eentje op te krassen en verder te gaan. Ik geloof niet dat ik iemand iets gezegd heb. Ik ben gewoon gegaan.

Hoelang duurde die voettocht in mijn eentje naar Geldrop? Ach, ook hierover herinner ik me weer zo weinig. Het enige wat me nog wel scherp voor de geest staat was het gevoel een belangrijke grens te overschrijden toen ik over de brug ging. Dat bracht ineens een groot gevoel van veiligheid. Je stapt dan werkelijk in een andere wereld. Ik zou eigenlijk wel tijd hebben kunnen nemen om me eens terdege af te vragen wat er met mijn oude lui intussen aan het gebeuren was. Of al gebeurd was. En me daar ernstig zorgen over te maken. Maar dat gebeurde niet. In mijn hoofd gebeurde niets dat van zodanige aard was dat het tot vandaag toe sporen zou hebben nagelaten.

Bij tante Marie was ik van harte welkom. Ik had er weer gewoon een bed. Je kon weer op een stoel zitten en een beker melk drinken. In Geldrop was geen oorlog. Waren ze daar bevrijd? Dat was in deze dagen niet een vraag waar duidelijk met ja of nee op geantwoord kon worden. Net zoals op dinsdag laatstleden iedereen in Nuenen dacht dat we bevrijd waren, konden ze in Geldrop zich vergissen. Ik geloof niet dat er al engelse soldaten in Geldrop waren. De aankomst van het tweede Britse leger in Nuenen, waar gisteren de hele dag tank tegen tank gevochten was, betekende natuurlijk niet dat de toestand in Geldrop veranderd was. Amerikanen waren er zeker niet te verwachten. Dat waren paratroops en die hadden geen zware wapenen. Ze bereidden alleen de weg voor voor Dempsey en zijn tanks en dan alleen nog op een paar cruciale punten: het kanaal bij Son, de Maasbrug bij Grave, de Waalbrug bij Nijmegen en de Rijnbrug bij Arnhem.

Van tante Marie en mijn nichten kreeg ik niet de indruk dat er in Geldrop gevaar voor oorlog te duchten was. Ze sliepen gewoon boven in hun gewone bedden. Niks kermisbedden beneden in de gang of zo. Maar hoewel in een gerieflijk bed bestierf ik het 's nachts van de zenuwen en de schrik wanneer tamelijk dichtbij de artillerie een paar noodzakelijke karweitjes opknapte. Zo dichtbij dat je zelfs de metaalklank van het materiaal van de lopen kon horen. Ik meende echt koper te horen. Ik weet overigens tot vandaag toe niet precies waar dat geschut op gericht was. Ik vermoed dat het Tweede Britse Leger ergens in de richting van Lierop of Mierlo oprukte om een omtrekkende beweging te maken tot achter de duitsers in Nuenen. Hun hoofddoel was in eerste instantie zeker Uden, Grave, Nijmegen. In latere weken gebeurde het nog een trouwe keer dat de duitsers hun smalle corridor soms voor korte tijd afgrendelden. Dat houdt in dat de engelsen niet hoofdzakelijk in de breedte bezig waren. Als ze vanaf Eindhoven ook enigszins in meer oostelijke richtingen opereerden, zou dat de oorzaak kunnen zijn dat de duitsers in Nuenen vreesden ingesloten te worden als de engelsen bij Lierop of Someren de Zuid-Willemsvaart zouden oversteken. Maar toen ik het daar in Geldrop 's nachts lag te besterven van schrik was ik niet zover met zulke analyses en dacht ik aan niets anders dan de mogelijkheid van hernieuwd geweld direct om je heen. Evenwel, als het licht wordt en andere mensen gedragen zich niet altezeer geschrokken, kalmeert weer het gemoed.

Bidprentje Ergens in de loop van donderdag moet er een einde zijn gekomen aan de eigenlijke gevechten in Nuenen. Voor de zuidelijke en westelijke kanten van de dorpskom ligt de kwestie misschien anders dan voor de meer noordelijke en oostelijke. Misschien duurde het achter in de Beekstraat en op de Papenvoort allemaal wat langer. Het bidprentje voor de zes doden in het dorp, gesierd met een tekst op rijm waarvan ik het auteurschap toedenk aan pastoor Aldenhuijsen, spreekt van "de bange dagen van 20 en 21 Sept. 1944" en dat betekent dat er ook op donderdag nog slachtoffers zijn gevallen. Toch zijn in de loop van de dag vader, moeder en al hun kinderen alweer thuis teruggekeerd. Er zaten nog wel hier en daar duitse soldaten maar aan de kanten waar wij woonden waren de tanks verdwenen. Wel vuurden de engelse tanks van bij ons huis vandaan nog salvo's af in de richting van het noorden. Toen amerikaanse infanteristen met de handwapens in de aanslag op hun rubberen zolen dicht langs de huizen vanaf de Eindhovense weg het dorp binnenkwamen, heeft Tien ze nog geattendeerd op duitse soldaten die waren achtergebleven in het café van Smeulders op de hoek van de Boterstraat en de Eeneindse weg. Ze kwamen met de handen op het hoofd naar buiten en de oorlog was voor ze voorbij. Ze waren dus allemaal weer thuis. Allemaal gezond en wel. Maar Jan was er niet. En niemand wist waar Jan gebleven was.

Vrijdag 22 september

In Geldrop was de donderdag grotendeels heengegaan met dubben en praten over Nuenen. En waar is jullie papa nou? Wat is er in Nuenen precies te doen? Zou je nog kunnen opbellen? Wat zegt de radio? Weet iemand iets over wat er in Nuenen aan de gang is? Wordt daar nog gevochten? En ook de vrijdag bracht hier aanvankelijk nog weinig verandering in, zij het ook dat er geleidelijk enig zicht kwam op de mogelijkheid dat je weer in Nuenen zou kunnen komen. Misschien niet langs die gevaarlijke oostelijke kant maar liever via Tongelre? Er waren berichten dat er op bepaalde plaatsen nog duitsers waren. Maar als de terugreis het Eeneind zou mijden, was het dan te doen? Het kwam er tenslotte op neer dat het geprobeerd zou worden en dat mijn neef Antoon mij een eind zou wegbrengen. Helemaal mee naar Nuenen ging hij niet, maar hij bracht mij achter op de fiets via Hulst tot in Tongelre. Het was, zoals de hele week al, rustig en droog weer. Ik vormde een betrekkelijk zware bagage achterop, maar al met al ging het wel. Waar de weg naar Opwetten in zicht kwam zette Antoon mij af. Ik ging de rest van de reis te voet.

Het eerste wat op dwingende wijze mijn aandacht trok waren de twee uitgebrande Sherman-tanks aan de rechterkant van de weg, even nadat ik de Witten Hond voorbij was. De weg maakte daar een bocht naar links en omcirkelde zo enigszins een betrekkelijk hoog gelegen akker die ter linkerzijde, gezien vanaf dat punt, grensde aan de hof van Vermulst. Het was overduidelijk dat op dat land een duitse tank ingegraven was geweest die de twee Shermans door treffers volop in de flank en waarschijnlijk vlak na elkaar had uitgeschakeld. Ze waren allebei in een zodanig vuur ten onder gegaan dat de MacAdam weg waarop ze stonden diep was weggebrand. Rechts vooraan tegen de lange gevel van de boerderij van Vink stonden de kruisen van de graven. Tanks op de grote weg, langzaam als op de tast vorderend, en terzijde, verborgen onder het groen, de vijandelijke tank. Twee schoten en dan vluchten, want je positie is verraden. Ik vind het maar een laf soort tankslag.

Als ik de beide tanks ben gepasseerd staat links het huis van de gebroeders Toon en Tinus de Rooij, rechts, voorbij Vink, de huizen van Toon Coolen en van Hirtum. Dan het huis van Foederen rechts en de schoenmakerij van Van Rooij links. Verder rechts de woningen waar de families Philipart, Spaan, Heimans en Van Stiphout wonen en links het deftige oude huis van onze buurman Janus van Veldhoven. Alle huizen zoals vanouds. En allemaal onbeschadigd. En dan links op de hoek. Maar eerst zag ik mijn vader staan. Hij stond vóór de heg, dicht bij de straat. Hij zag mij eerder dan ik hem, want toen ik hem zag bewoog al zijn rechterarm, een beetje hulpeloos gebogen leek het wel, tot even boven zijn voorhoofd, een gebaar naar mij. Ik liep op hem toe. Ik gaf hem de hand. En ik zei natuurlijk wel iets, maar ik weet niet meer wat. Zoals hij wat zei en ik weet niet meer wat. Maar ik zag zijn tranen. En ik weet tot vandaag dat het leven anders had moeten zijn, zodat wij geleerd hadden op zulk moment datgene voor elkaar te zijn wat wij eigenlijk waren. Als wij dat hadden geleerd. Als iemand dat ons had geleerd. Hem als oude vader, ook al was hij pas 57 jaar, en mij als een onwetende van wat een vader is en een zoon. Maar dat kan zelfs met veel woorden allemaal nauwelijks worden uitgedrukt.

Naschrift

Er was in Nuenen betrekkelijk weinig schade aangericht. Behalve de twee afgebrande boerderijen en één deerlijk gehavende burgerwoning op den Berg was er eigenlijk nauwelijks iets kapot. Zoveel te merkwaardiger was het daarom dat ons huis twee zware voltreffers van tankgranaten had opgelopen. De ene doorboorde twee haaks op elkaar staande muren van het garenmagazijn - de een binnen- en de andere buitenwaarts - en sloeg verderop de lange zijmuur van het fabriek uit zijn voegen. Het bovenste deel van die muur was over grote lengte op een horizontale scheur millimeters naar binnen toe verplaatst. Ouderlijk huis De tweede kwam zonder enige twijfel uit dezelfde loop maar volgde een iets hogere baan. Hij scheerde de nok van één van beide shed-daken van het fabriek, sloeg door de zijmuur ter hoogte van de slaapkamer op de zuidoosthoek van het huis, ontplofte tegen de binnenmuur en verspreidde een groot aantal scherven. Daarbij ontstond ook een groot gat in het plafond en zelfs in het pannendak daarboven. Na weken hebben we nog een grote scherf teruggevonden tussen zitting en rugleuning van een fauteuil. Dat was een meubelstuk uit de goede kamer beneden. Daar stonden toen de bedden. Verder had het huis zelfs geen glasschade. Staande voor het grote voorraam van de woonkamer zei vader: kijk, hier hadden we nou de hele oorlog lang kunnen staan en dan was ons niks gebeurd. Maar hij vergat even dat hij dan achter zich de dief zou hebben gehoord die uit de keukenkast de zilveren lepel en vork meenam die gegraveerd waren: Jan van Bakel No. 106. Want dat was mijn nummer op het seminarie Beekvliet. Bestek van echt zilver. Dat was nou eenmaal een eis als je daar kwam om priester te worden.

Jan van Bakel, 5 februari 2001


Bijlage: Krijgsdocumentatie

De hier volgende informatie is afkomstig van de website Remember September. Ik dank hartelijk de auteur Roel Kerkhoff voor zijn toestemming om gebruik te maken van zijn werk.

17 september 1944

U.S. 101st Airborne Division

Colonel Howard Johnson’s 501st Regiment of the 'Screaming Eagles' jumped at Drop Zone 'A' near Veghel . Only the 1st Battalion of this regiment jumped elsewhere. Their drop zone was 'A1' near Veghel , but they jumped at the wrong place and ended up near Heeswijk Castle, 10 kilometers away from the target. Nevertheless, they quickly marched towards Veghel where they arrived at 1700. By that time, the rest of the 501st Regiment had captured both bridges intact and setup a strong roadblock south of Veghel near the village of Eerde . Their operation was accomplished successfully.

53 gliders landed in the triangle Son - Best - St. Oedenrode (Landing Zone 'W'). The original number of gliders was larger but German anti-aircraft guns shot down several gliders. In The 502nd and 506th Regiment’s drop zones were also in this area. The 502nd Regiment, landed at Drop Zone 'B'. They encountered some light resistance at St. Oedenrode , but the bridge across the Dommel was taken intact. Another target of the 502nd Regiment was the bridge near Best . If this bridge could be taken General Taylor would hold two bridges across the Wilhelmina Canal ; this one and another at Son . Taylor was told that only a few German units were settled at Best . Since the bridge was only a secondary target only one company was sent to Best . They ran into strong resistance. The German forces belonged to Major General Walter Poppe’s 59th Infantry Division of the 15th Army. Reinforcements were sent, but the battle ceased when the night fell. The 506th Regiment was dropped on Zone 'C' and was to take the most important bridge in the Eindhoven -area, the swing bridge at Son . Immediately after landing, the three battalions approached the town in two ways. The first battalion was in front and went southwards through the cropland. The rest of the 506th Regiment followed the main road through Son . Both advances were stopped when the Germans opened fire on them with their 88-mm guns. It took about an hour to eliminate the German resistance before they could resume their advance. It was an hour too long. The Germans had had the time to blow up the Son bridge. Two other bridges which the 506th Regiment also had to secure had been were blown up by the Germans several days earlier. A footbridge was constructed and a defense line was setup south of the Wilhelmina canal. Eindhoven , which according to the plan had to be taken this day, was not reached.

British XXX Corps

After Lieutenant General Horrocks' order, the Guards Armoured Division began their advance. There was only one road leading to Valkenswaard and Eindhoven which made the whole operation very difficult. The Guards Armoured Division was covered by a slowly moving artillery barrage. All went well, but just over the Belgian-Dutch border the advance got bogged down because of German anti-tank guns. In no time several Sherman tanks were knocked out of action. Only after help from RAF Typhoon fighter-bombers did the British succeed in crushing the German resistance. The advance continued slowly, but on Operation Market Garden’ first day, the XXX Corps only reached Valkenswaard , not their intended target, Eindhoven . Operation Garden was already behind schedule.

18 september 1944

U.S. 101st Airborne Division

The American positions at Veghel (501st Regiment) and St. Oedenrode (502th Regiment) were attacked several times by German troops, but all attacks were warded off. Now with the Son bridge destroyed, the bridge at Best had become the main target. The 3rd Battalion of the 502nd Regiment was sent to Best . It launched an attack, but the Germans had the upper hand. The 2nd Battalion was also sent to Best , but still the Germans were stronger and the two battalions were forced to take a defensive position. In spite of their stronger positions the Germans must have been afraid of loosing the bridge because around 1100 the bridge was blown up. The 506th Regiment marched on towards Eindhoven . When they reached the outskirts of Eindhoven they were attacked by Germans armed with 88-mm artillery guns. The Americans approached the city from different sides and the guns were put out of action. Bridges across the Dommel were taken without any fights and road blocks were set up. Around noon some armored cars of the Household Cavalry entered Eindhoven and the first contact between the U.S. 101st Airborne Division (Market) and the British XXX Corps (Garden) was made. These cars had approached Eindhoven from the west. In the south the main force was held up by German resistance in Aalst . By night fall contact was made between the paratroopers and the main force. Eindhoven was liberated. Reinforcements landed on Zone 'W', bringing in the 327th Glider Regiment. Supplies were dropped by American Liberators, but only half were recovered.

British XXX Corps

The Guards Armoured Division spent the night in Valkenswaard to the astonishment of the soldiers. Why stop during the night when they already were behind schedule? But the soldiers were unaware of the situation in Son . Because the bridge was blown it was pointless to continue the advance during the night. After ten hours delay, the advance continued. Just behind Aalst , a little town between Valkenswaard and Eindhoven , the Irish Guards and the Household Cavalry leading the XXX Corps encountered a German 88-mm gun position. While the battle near Aalst continued, a group of armored cars of the Household Cavalry drove to Eindhoven via a wide curve west around the city. They reached Woensel , north of Eindhoven , and made the first contact with the paratroopers. After the Germans were defeated at Aalst , the main force of the Guards Armoured Division reached Eindhoven . They continued until the Son bridge where further advance was impossible.

19 september 1944

U.S. 101st Airborne Division

Near Veghel the 501st Regiment was attacked by German Fallschirmjäger (paratroopers). They were forced to retreat, but they were able to withstand the assault. More infantry arrived at the landing zone. These reinforcements were used to defend the landing zone and to support the troops at Best where the men of the 502nd Regiment had been fighting since early morning. With these new reinforcements and the support of British tanks, the Germans were defeated late in the afternoon. Fifteen 88-mm guns were destroyed and approximately 1,000 German soldiers were captured. The 506th Regiment had taken positions west and east of Eindhoven and with the British they patrolled in the area. Suddenly, Panther tanks approached Son and opened fire at the town, including the Bailey bridge. This was a serious threat to the corridor. Luckily, a 57-mm anti-tank gun, just moved from the landing zone, eliminated some of the tanks before they caused any real damage. The other tanks retreated and the corridor was saved again. That night the Luftwaffe bombed Eindhoven . The Germans killed more than 200 and injured 800 of its inhabitants. The exuberant mood turned to grief and mourning. The attack delayed XXX Corps for several hours.

British XXX Corps

During the night the Royal Engineers worked continuously on the Bailey bridge across the Wilhelmina canal. Early in the morning the job was done. The Grenadier Guards’ Sherman tanks leading the XXX Corps were the first to cross this bridge. They advanced directly towards Veghel where they linked up with the U.S. 101st Airborne Division’s 501st Regiment. Although the Americans took the bridge across the Zuid-Willemsvaart canal intact some tanks had to cross the canal by a temporary wooden bridge (constructed by Airborne engineers) because the secured drawbridge was too narrow. At 0900, the second link up was made. Scout cars reached the 82nd U.S. Airborne Division at Grave . An hour later, British XXX Corps tanks crossed the Grave bridge and headed for Nijmegen . Now that Nijmegen was reached, a constant flow of vehicles of XXX Corps came through the corridor south of Nijmegen until September 22nd. The shortest way from Grave to Nijmegen was over the Maas-Waal canal bridge known as the Honinghutjes bridge. It was badly damaged in earlier fights between the American paratroopers and the Germans and the British found it unsuitable for their tanks. Nijmegen was reached by a detour. The XXX Corps had to cross the Maas-Waal canal at Heumen and continue to Nijmegen . When the Grenadier Guards reached Nijmegen an Anglo-American assault was launched to gain control over the bridges at Nijmegen but it failed.

20 september 1944

U.S. 101st Airborne Division

The German paratroopers who forced the Americans of the 501th Regiment to retreat on September 19th were surrounded by the Americans and defeated. More than 400 Germans were captured and the village Dinther was liberated. Panther tanks of the 107th Panzer Brigade again endangered the corridor. They shelled the passing trucks on the road to Son and tried to cut off the advance. American airborne troops with British support launched a counter-attack, but the battle was undecided. The fighting continued throughout the day.

British XXX Corps

The Guards Armoured Division supported the American attack on the bridge. The heroic river crossing of the American paratroopers was succesfull. In evening the first Sherman tanks crossed the traffic bridge. The bridge was in Allied hands. The Coldstream Guards assisted in clearing Mook from the Germans, who succeeded in recapturing the village and were now threatening the bridge at Heumen . The corridor was in danger too in Son , but the Allies retained control.

21 september 1944

U.S. 101st Airborne Division

The 1st Battalion of the 501st Regiment crossed the Zuid-Willemsvaart canal near Dinther , the village they had liberated the day before. They headed for Schijndel , a village west of Veghel . Late in the afternoon, Schijndel was reached and an attack was launched. Only a part of the village was liberated. The 3rd Battalion reached the road between Schijndel and St. Oedenrode . The Germans launched an attack on St. Oedenrode , but the men of the 502nd Regiment withstood the assault. The 506th Regiment, with British XXX Corps’ tanks, continued their assault on the Germans near Nederwetten . Finally, the Germans retreated and the corridor was open again.

British XXX Corps

Horrocks. the XXX Corps’ commander, wouldn’t continue his tanks advance towards Arnhem until supporting British infantry arrived. He waited for Maj. Gen. G. Ivor Thomas’ 43rd Wessex Division, even though they hadn’t even reached Grave yet. though given priority, this division made slow progress. The constant shelling of the corridor by the Germans delayed them several times. This day ends the reporting of the British XXX Corps. XXX Corps’ action in the following days will be mentioned in the section of the cooperating airborne division.

22 september 1944

U.S. 101st Airborne Division

Schijndel village, partially liberated on September the 21st, was now completely liberated by the paratroops supported by British tanks which shelled the German positions during the night. About 400 Germans were taken prisoner. The American paratroops headed north along Hell's Highway. Men of the 506th Regiment marched towards Uden . Just after they left Veghel the Germans launched attacks on the village. From the east the 107th Panzer Brigade again shelled the corridor. They approached Veghel out of Erp and had been ordered to destroy the bridges at Veghel and stop the advance of XXX Corps. The 107th Panzer Brigade had been reinforced and was now called Kampfgruppe (fighting-group) 'Walther'. It consisted of three SS battalions, 35 tanks and artillery. From the west Kampfgruppe ‘Huber’ of the 59th Infantry Division attacked Veghel . Veghel was a constant scene of battle and Horrocks would refer to this day as 'Black Friday'. The soldiers of the 501st Regiment couldn’t stop the German attacks on their own. The 506th Regiment was sent to support their fellow 'eagles'. Luckily the American paratroops weren't alone. The British 44th Royal Tank Regiment provided support. Although Kampfgruppe Huber's attack from the west was stopped, the other German attack was not. The main assault from Erp was withstood, but the Germans succeeded in blocking the corridor north of Veghel . Even though the bridges remained intact and in Allied hands, the British XXX Corps’ advance came to a halt. The Americans who had left for Uden in the morning were cut off from the rest of their division.