|
Onderzoeker aan het woord Prof. Dr. Jan van Bakel,
neerlandicus:
'Taalkunde en wiskunde liggen niet ver uit elkaar'
De Jonge Onderzoeker nr. 3 - maart 1982
Terug naar hoofdmenu
Professor van Bakel is taalkundige. Hij is hoofd van de afdeling Computerlinguïstiek van de Letterenfaculteit
aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. Dat is een kleine en jonge afdeling in het enorme Erasmusgebouw.
Wat is computerlinguïstiek?
Wetenschappelijk geformuleerd kun je computerlinguïstiek omschrijven met de termen automatische syntactische analyse en automatische
semantische interpretatie in natuurlijke talen. Dat betekent dat we een manier zoeken om zinnen uit de Nederlandse taal
strict logisch te ontleden volgens de regels van de grammatica.
Zo'n analyse geeft dus aan op welke manier de zin is opgebouwd en wat de vorm is van elk woord in de zin.
De zgn. semantische interpretatie geeft de functies van de diverse woorden aan, in zoverre die nog
niet tot uiting zijn gekomen bij de automatische ontleding.
Op het ogenblik zijn we bezig met het ontwikkelen van wiskundige modellen - die afgebeeld kunnen worden op een
computerprogramma - waarin exact wordt aangegeven op welke manier een zin moet worden genalyseerd.
Waarom doet u dat?
Ik ontwikkel dit soort modellen omdat er situaties zijn waarin ze toegepast zouden kunnen worden. Het is niet zo
moeilijk om je voor te stellen dat de mensen op een gegeven moment machines zullen gaan bouwen, die natuurlijke
taal van mensen moeten kunnen ontvangen. Maar we werken niet voor die concrete toepassingen, hoewel dat
natuurlijk wel de motivatie is van ons onderzoek.
Waarom bent u linguïst geworden?
Dat weet ik niet, misschien toevallig. Ik ben eigenlijk afgestudeerd op letterkunde.
Toen ik daarmee klaar was ben ik een aantal jaren leraar Nederlands geweest op een middelbare school.
Een vriend van me vroeg toen of ik geen zin had om mijn taalkundige scriptie te bewerken tot een
proefschrift. Daar had ik geen zin in. Hij bleef aandringen en zei dat ik gek was als ik het niet deed.
Toen ben ik toch maar naar mijn hoogleraar Michels gegaan en heb hem voorgesteld een proefschrift te schrijven.
Ik ben in 1958 gepromoveerd op de vaktaal van de Nederlandse klompenmakers. Dat heeft nog steeds niet te
maken met computerlinguïstiek.
Later ben ik als wetenschappelijk medewerker gaan werken aan het samenstellen van dialectwoordenboeken
en in die tijd ben ik ook begonnen aan het schrijven van een leerboek spraakkunst voor het onderwijs.
Door dat laatste groeide mijn belangstelling voor de structuur van zinnen en de mogelijkheid
om die exact vast te leggen. De behoefte om structuren zo exact mogelijk vast te leggen heeft me in contact
gebracht met de computer.
Zijn er veel computerlinguïsten?
We zijn juist bezig om binnen de Stichting Taalwetenschap een struurgroep computerlinguïstiek op te richten en
verwachten dat er zo'n 40 mensen binnen die groep een plaats kunnen vinden. Dat is dan erg ruim gerekend.
Een vreemde combinatie : taal en techniek?
Niet vreemd, maar ongebruikelijk. Veel mensen plaatsen de taal dicht bij het menselijk gebeuren
en vinden het onjuist om haar in wiskundige formules te vatten.
Waarom eigenlijk? De denkwijze van de taalkundige en de wiskundige liggen helemaal niet zover uit elkaar. Ook
taalonderzoek is zeer exact.
Eigenlijk vind ik dat als iets niet exact is, het geen wetenschap genoemd mag worden.
Ik voel me daarom helemaal niet thuis aan de alfa-kant, ik heb er duidelijk behoefte aan om zaken
exact vast te stellen.
Ik heb er dan ook helemaal geen spijt van dat ik uiteindelijk in de taalkunde terecht ben gekomen
in plaats van in de letterkunde. Integendeel, ik heb dat als erg positief ervaren
Welke eigenschappen zijn voor een computerlinguïst belangrijk?
Dat weet ik niet.
Ik merk wel dat onze studenten graag op dat terrein werken, omdat ze precies onder ogen krijgen wat
ze hebben gevonden. Dat is het voordeel van exact werken. Je kunt je resultaat meten.
Misschien is het ook wel een vlucht voor zaken die je niet precies kunt meten. Exact denken heeft
natuurlijk sterke beperkingen, het is een enigszins enge manier van werken.
Mensen die ongeschikt zijn om computerlinguïst te worden denken misschien wel veel ruimer.
Wat had u willen worden als u geen computerlinguïst was geworden.
dr Jaap Willems
Terug naar boven
|
|