|
NihilitasVorige Entr'acte
Het zijn niet altijd de gevestigde auteurs waar je op moet letten in de krant. Soms staat er iets in een ingezonden brief dat de moeite waard is.Prof. Dr. Paul Vitanyi uit Amsterdam reageert op een artikel van Dirk van Delft en schrijft daarbij o.a. het volgende: Maar in ieder geval kan gesteld worden: 'Het is onmogelijk dat door wat voor intelligentie dan ook een ware wet gekend wordt die stelt dat er eindig veel priemgetallen zijn' (NRC W&O, 3-2-'02). Het is de laatste zin van zijn brief. Je hoeft natuurlijk niets uit zijn betoog erbij te halen om over deze uitspraak te kunnen discussiëren. De schrijver zelf vindt dat er überhaupt niet over gediscussieerd kan worden. Hij brengt de stelling in het geding, omdat er mensen zijn die zeggen dat de wiskunde niet gaat over waarheden die onafhankelijk van de mensen bestaan. Dat vindt Vitanyi onzin en daarom geeft hij zijn voorbeeld. Als waar is wat hij zegt betekent dat, dat de wiskunde iets uitdrukt dat waar is voor welke intelligentie dan ook. Onafhankelijk dus van mensen. Vanwege de pretentie die zo'n uitspraak aankleeft kan er niet het zwijgen toe gedaan worden. We moeten zien of hij niet lek is. Wat is de betekenis van door wat voor intelligentie dan ook? Betekent dat niet minstens dat het voor het waar-zijn van de stelling noodzakelijk is dat er een intelligentie bestaat die de wet formuleert? Een intelligentie trouwens die noodzakelijkerwijze zodanig gekenmerkt is dat je wel van menselijke intelligentie zou moeten spreken. Die daar in elk geval zodanig op lijkt, dat je niet weet hoe ze ervan onderscheiden zou moeten worden. Waardoor de onafhankelijkheid van mensen dadelijk op de tocht komt. Zouden we daarom dat stukje tekst niet beter kunnen wegstrepen? Anders gezegd : zou het niet beter zijn voor de algemene geldigheid van de uitspraak over het aantal priemgetallen, dat gesteld zou worden dat die uitspraak altijd waar is, ook als de wet niet geformuleerd is door enige intelligentie? We krijgen dan het volgende : Maar in ieder geval kan gesteld worden: 'Het is onmogelijk dat een ware wet gekend wordt die stelt dat er eindig veel priemgetallen zijn'. Dan houden we echter nog het stukje gekend wordt over en dat moet ook weg als we iedere verwijzing naar een al te menselijke intelligentie willen vermijden. We zijn op zoek naar waarheden die gelden als er geen mensen zijn of iets wat daar al te veel op lijkt en die dus niet eens gekend hoeven te worden om waar te zijn. Is dat het niet wat Vitanyi eigenlijk wil? Maar als je die kant op wilt, sta je voor de noodzaak om waarheid en werkelijkheid los te koppelen. Als waarheid en werkelijkheid niet hetzelfde is, moeten we waarheid wel zien als correct gekende werkelijkheid. En dan introduceren we weer tersluiks die intelligentie die zo verdacht veel lijkt op de menselijke dat ze de stelling onbruikbaar maakt. En als waarheid en werkelijkheid hetzelfde is komen we tot : Maar in ieder geval kan gesteld worden: 'Het is onmogelijk dat er een ware wet is die stelt dat er eindig veel priemgetallen zijn'. Maar vanwege de nog steeds aanwezigde impliciete verwijzing naar een al te menselijke intelligentie moet hier natuurlijk ook die ware wet nog weg, zodat we krijgen : Maar in ieder geval kan gesteld worden: 'Er zijn oneindig veel priemgetallen'. En dat hadden we al. Jan van Bakel, 6 februari 2002. janvanbakel.nl Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
|