Laudatio
voor Peter-Arno Coppen
Naar de Site van Dr.Peter-Arno Coppen
Terug naar hoofdmenu
Zeer geleerde Peter-Arno,
Hoe hachelijk de onderneming van
de lofredenaar is weet iedereen die in Plato's Symposium
Socrates' reactie verneemt op Agathons lofrede op Eros. Wat
belachelijk, zegt hij, dat ik daarstraks mijn medewerking
aan het programma heb toegezegd. Ik beeldde me in dat je gewoon
de waarheid moest zeggen, maar het gaat er kennelijk eerder
om aan de geprezene de grootste en schoonste hoedanigheden toe
te kennen, of hij die bezit of niet. Zelfs leugens vormen daarbij
geen bezwaar.
Wat is in het zo geschapen dilemma de
plaats van de opsteller van het protocol van de promotieplechtigheid?
Die schrijft thans de laudatio voor, kiest dus voor
een ritus en calculeert zo het risico van leugens in. Zolang
we niet een Socratische discussie aangaan zijn we dus wel genoopt
het recept van Agathon te volgen: theoretisch uiteenzetten wat
de aard van de te prijzen persoon is en daarna van welke aard
de dingen zijn waarvan hij de oorzaak is. Maar Agathon wist
nog niet wat wij weten, nl. dat uitspraken over iemands aard
generaliseringen zijn over zijn historische gedragingen. Zo
blijft niets anders over dan wat herinneringen op te halen.
Waarbij de spreker natuurlijk niet ontsnapt aan het verwijt
van waanwijsheid. Want wat weten wij werkelijk van elkaar?
Toen je in februari 1982 je doctoraal examen cum laude had afgelegd
kon de aanstelling tot wetenschappelijk medewerker van ZWO bij
de afdeling CL als uitvoerder van project 30-145 snel gerealiseerd
worden. Op 1 mei van dat jaar kwam je bij ons in dienst. Onder
begeleiding van de stuurgroep CL moest je je bezighouden met
syntaxis en semantiek van de NP in het Nederlands, een
onderwerp waarover we vandaag alles weten. Al zeer kort na de
start, nl. op vrijdag 28 mei 1982 om 11 uur, konden wij je beluisteren
in een eerste uiteenzetting over Montague-grammatica, het studieterrein
dat binnen jouw project bij ons voor het eerst werd betreden.
Je volgde de klassieke weg naar duidelijkheid: de zaak grondig
bestuderen en het dan aan eenvoudigen van geest uitleggen. Zo
leerden we je al direct duidelijk kennen en dat beeld is tot
vandaag juist gebleken: scherp analyseren en heldere inzichten
helder uiteenzetten, zodat ook minder intelligenten onder het
publiek aan hun AHAA toekomen. Ik was misschien de enige in
het gezelschap die op dat verschijnsel wat beter voorbereid
was, want ik had je eerder in de collegebanken meegemaakt als
je, beter dan wij allemaal, sommige nogal moeilijke transformationele
dingen doorschouwde en ons, de docent incluis, met vriendelijke
hand en enige gêne -- omdat je het zoveel beter begreep --
op het goede spoor bracht wanneer we er weer eens ferm naast
zaten. Een rol als docent kwam je dus van nature toe en hoewel
je als medewerker van ZWO bij ons vrijbleef van een onderwijstaak
hebben we toch in de drie jaar van je werkzaamheid van niemand
meer geleerd dan van jou. In die drie jaar heb je je ontwikkeld
niet tot een taalkundige, want dat was je allang, maar tot ons
taalkundige bolwerk. Alles wat er gebeurde bij CL had jou als
ijkpunt en kwaliteitsgarantie. Er is geen enkel project geweest,
vanaf de tweede onderwijsstimulering via een reeks van afstudeerprojecten
en de grotere ondernemingen van Een model van taalverwerving
en het vertaalavontuur Nederlands-Turks tot het scheikunde-project
toe dat nu nog loopt, of het heeft op wezenlijke punten bijdragen
en ondersteuning mogen genieten van jou. En -- misschien nog
belangrijker -- jij bent het ook geweest die alles wat wij in
huis hadden ingebracht hebt bij de opbouw van het nieuwe studieprogramma
Taal Spraak en Informatica.
Jaren lang heb je in
dat programma een zware onderwijstaak gehad en daarom -- o.a.
? -- heeft het tot vandaag geduurd voordat het project dat in
1985 eindigde met het lang beloofde proefschrift kon worden
bekroond. Brieven met uitleg daaromtrent aan ZWO en NWO beslaan
enige ruimte in ons dossier.
Maar nu beschikken we dan over
je dikke en geleerde dissertatie en over dat boek wil ik ook
wat zeggen, op gevaar af dat het lovend klinkt en zo de lucht
van leugen draagt. Maar ik geef mijn eigen mening en als ik
me tot dat feit beperk, kan ik natuurlijk niet liegen.
Je
boek is een technolinguïstische studie, zoals je het noemt.
Dat betekent voor jou, zoals je uiterst boeiende eerste hoofdstuk
uitvoerig argumenteert en laat constateren, in de eerste plaats
een linguïstische motivatie. Er is geen enkel punt waarop
je werk door iets anders dan taalkundige beginselen wordt bepaald.
Je ontwart op ingenieuze wijze de grenzen en verschillen tussen
taalkundige beginselen, hun formalisering en de implementatie
daarvan, waarbij je gedachten uitspreekt die ik althans nooit
elders heb aangetroffen. Je bent -- voor mij de eerste -- taalkundige
die zijn theorieën formuleert binnen de wereld van de meest
pretentieuze stromingen die wij vandaag kennen -- nl. de Government
Binding theorie en de Montague grammatica -- en deze ook formaliseert
en implementeert. Daarbij slaag je erin een modeltheoretische
semantiek van het Montague-type op succesvolle wijze te verenigen
met de GB-syntaxis, zonder de beginselen van het een of het
ander te schenden. Dat is een grote verdienste, die in een laudatio
niet ongenoemd mag blijven. Daarmee is je proefschrift alleen
op hoofdzaken gewaardeerd. Ik ga niet in op het meesterschap
waarmee je de specificering van de NP tot in alle details voor
ons uitstalt, noch op de inventiviteit waarmee je je NIL-structuur
ontwerpt. En wanneer ik mijn waardering voor alle waardeerbare
details zou uitspreken zou ik mijn tijd schromelijk overschrijden.
Concluderend wil ik zeggen dat er alle grond is om je hartelijk
te feliciteren met de bekroning van je studie. Ook Lia moge
delen in die gelukwens, zoals ook je ouders, grootouders en
andere familieleden. De grootouders Coppen moeten wel zeer gelukkig
zijn met de opdracht van het werk van hun kleinzoon.
Het
is gebruikelijk de jonge doctor aan te sporen zijn veelbelovend
werk op het terrein der wetenschap voort te zetten. Dat gebruik
stoelt op de gedachte dat de wetenschap ons hoogste doel is.
Maar misschien mag ik toch een enigszins andere toonzetting
kiezen: ik spreek de wens uit dat je je uitnemende gaven zult
blijven tonen o.a. door voortzetting van je wetenschappelijk
werk, eventueel niet omdat die wetenschap van ons zo belangrijk
is (ze heeft immers nog niet zo bijster veel aan het geluk van
de mensheid bijgedragen), maar omdat wij jou zo graag bezig
horen en omdat die bezigheid voor jou kennelijk een belangrijk
deel van je levensgeluk is. Misschien is er wat dit betreft
niet zoveel verschil tussen wetenschap en kunst. Of misschien
zelfs -- want ook dat komt in je werk aan de orde -- sport.
Jouw proefschrift is immers net zo boeiend en fascinerend als
de 8.95 meter van Tokio en ik weet zeker dat je er net zo blij
mee mag zijn en bent als de sportman met zijn prestatie. Ook
daarom wens ik je een succesrijk vervolg toe van je wetenschappelijk
werk. En ik hoop dat je deze wens als een aansporing zult willen
opvatten.
Ik dank U zeer.
Jan van Bakel
12 september
1991
Laudatio bij de promotie van Dr. P.A. Coppen aan de KUN op zijn studie
Specifying the Noun Phrase, Amsterdam 1991. De genoemde Stuurgroep
Computerlinguïstiek van ZWO bestond uit Dr. Hugo Brandt-Corstius,
Dr. Jan Landsbergen, Dr. Bondi Sciarone en de promotor, de spreker.
Prof. Dr. H.J. Verkuyl (RUU) was mede promotor.
Terug naar boven