|
Libellus Stoico-Philosophicus
1. Over de Wijsheid en de Verwondering
2. Over de drie geestelijke functies
Terug naar hoofdmenu
- Wat is de mens?
De mens is onkenbaar omdat zijn kennis omtrent zichzelf
een functie is van hemzelf.
-
Zegt dan de zelfkennis over de mens hem niets?
De zelfkennis zegt de mens dat hij als dier verschijnt tussen de dieren, zij het
met de drie geestelijke functies van
ratio,
moraal en
passie,
waarvan vooral de eerste kenmerkend lijkt en de tweede uniek menselijk is.
-
Wat is de ware wijsheid?
De ware wijsheid is het belangeloze en passieloze ervaren
van alles wat bestaat.
-
Is de ware wijsheid een eigenschap of een activiteit van een mens?
De mens is altijd een som van gebeurtenissen in de kosmos -
zij het ook dat zijn geest die alles ervaart en draagt daarvan de unificatie is -
en dat geldt ook voor de ware wijsheid.
Echter, in haar perfecte voltooiing is zij een toestand van volmaakte rust.
-
Wat is het begin van alle wijsheid?
Het begin van alle wijsheid, dat wil zeggen datgene
waarin en de wijze waarop zij zich ten principale openbaart,
is onze verwondering over alles wat bestaat.
-
Wat is dat: alles wat bestaat?
Alles wat bestaat is de inhoud van de werkelijkheidservaring van onszelf door onszelf en
daarbinnen van iets als ware het buiten ons.
-
Wat is onze verwondering naar haar aard?
De verwondering bestaat in het sprakeloos ervaren
van de onherleidbaarheid en raadselachtigheid van alles wat bestaat.
-
Hoe moeten wij de verwondering praktiseren?
Wij kunnen de verwondering niet praktiseren omdat zij, als passie,
ons slechts overkomt.
-
Hoe moeten wij de verwondering waarderen?
De verwondering is een goed voor zover zij de grond is van ons verschijnen
aan ons zelf en zelfs voor zover zij onze en haar eigen
onvervulbaarheid
aan het licht brengt, eenvoudig omdat aan de grondslag van onze moraal
het oordeel ligt dat waarheid beter is dan leugen en zelfs dan niets.
-
Is ook de wijsheid op overeenkomstige wijze goed?
De wijsheid is alleen slecht
in kosmische zin, namelijk in zoverre zij de verstoring is
van eenheid, rust en vanzelfsprekendheid van alles wat bestaat.
-
Moeten we dan de mens, als drager van de wijsheid, beschouwen als het kwaad?
We moeten de mens beoordelen als de wijze waarop, uiteindelijk, de kosmos naar
zichzelf kijkt. In die bewustwording van zichzelf verliest de kosmos zijn
vanzelfsprekendheid en wordt hij zichzelf tot een kwellend raadsel.
Zo ontstaat in ons zelfbewustzijn het kwaad door onze moraliteit, dat is
die geestelijke functie die alles ordent tot de morele waarden van goed en kwaad.
De mens kan niet het kwaad zijn, want dan zou het kwaad uit het kwaad zijn.
-
Wat is de werking van de verwondering?
De verwondering brengt alles wat bestaat in onze geest
in eindeloze en rusteloze beweging, met name door
haar beklemmende ontdekking en ervaring van het eeuwig andere in alles
en daardoor van de onherleidbaarheid van alles.
-
Is de verwondering tot ons geluk of tot ons ongeluk?
Beide. De verwondering is tot ons geluk doordat zij de wijze is
waarop de lust des bestaans in ons wordt ervaren.
Zij is tot ons ongeluk doordat zij voert tot een onvervulbaar verlangen.
-
Moeten wij dan de verwondering niet bestrijden?
Opdat de verwondering dure tot aan haar doel moeten wij haar
niet bestrijden.
-
Wat is dan het doel van de verwondering?
Het doel van de verwondering is de voltooiing der ware wijsheid in ons.
-
Wat is de functie der ratio?
In de ratio zegt de mens aan zichzelf de waarheid en de onwaarheid.
-
Wat is het gezag van de ratio, waardoor wordt zij gelegitimeerd, wat is
haar geldigheid?
De mens beschikt over niets boven haar. Alles wat hij boven haar zou wensen moet
hij eerst met haar hulp bedenken. Zijn waardering voor zoiets zal andermaal
op de ratio berusten.
-
En als iemand zich wil beroepen op enig geloof in iets anders?
Zoiemand miskent zichzelf en de menselijke natuur door,
per definitie onredelijkerwijs, zijn enige redelijke grondslag te verlaten.
-
Wat is de waarheid?
De waarheid is de door de ratio ervaren
klaarblijkelijkheid van de beschouwde werkelijkheid.
-
Behoeft de waarheid dan geen bewijs?
Waarheid wordt niet opgeleverd door het bewijs maar
een bewijs kan wel onze ogen voor haar openen.
-
Bestaat er buiten de mens dan geen waarheid?
Wat buiten de mens is is onkenbaar. Alleen wat binnen de
mens treedt wordt gekend. De waarheid is een eigenschap van het
verschijnen der werkelijkheid binnen de mens.
-
Bestaat er buiten de mens wel een werkelijkheid?
Onze ratio, die werkt onder haar eigen rationele wet van oorzaak en gevolg,
zegt dat er buiten ons een werkelijkheid moet zijn die onze ervaringen verklaart,
maar wij kennen alleen het beeld der werkelijkheid in ons.
-
Zijn belangeloosheid en passieloosheid wezenlijk voor de beschouwing der
werkelijkheid?
Ze zijn wezenlijk voor een wijsgerige beschouwing der werkelijkheid,
dat wil zeggen een zodanige waarmee slechts wijsheid wordt nagestreefd.
Passies vertroebelen de ratio en de beelden van door haar ervaren dingen.
-
Wat is de functie der moraal?
In de moraal zegt de mens aan zichzelf de goedheid en de slechtheid,
het goede en het kwade.
-
Wat is de grond van de moraal?
De grond der moraal is de streving van al het bestaande naar de eigen continuering.
Deze streving is een richtinggevend en dus prescriptief beginsel
waarin verplichting en beaming van die verplichting begrepen zijn.
Moraliteit is menselijke getrouwheid aan de levensimperatief.
De ratio werkt het beginsel uit in al zijn consekwenties.
Voor haar zijn goedheid en slechtheid
in oorsprong dus evidenties die van elders stammen.
De erkenning en legitimering van de moraliteit is een functie van de ratio
en berust op het schouwen van haar werkelijkheid.
-
Wat is het goede dan eigenlijk?
Het goede heeft als zodanig geen zelfstandig bestaan. Het wordt door de
ratio op gezag van de
menselijke moraliteit geschapen als kwaliteit van enige werkelijkheid.
-
Bestaat het kwade dan ook niet op zichzelf?
Het kwade heeft eveneens geen zelfstandig bestaan. Het wordt ook door de
ratio op gezag van de
menselijke moraliteit als kwaliteit geschapen.
-
Gaat het bij moraliteit dan niet om goed en kwaad in het menselijk handelen?
Niet bij uitsluiting of in hoofdzaak.
Die zienswijze is een burgerlijke versimpeling en verenging van
de geestelijke functie der evaluering. Maar daar is geen betere term voor.
-
Waar komen dan moord en incest vandaan?
Al zulke verschijnselen zijn noodzakelijk binnen de evolutie op onze planeet.
-
Hoe moet die noodzakelijkheid begrepen worden?
Alles wat ontstaat eist vanuit eigen passies
onderhoud vanuit, wezenlijk beperkte, externe bronnen. Leven eist leven voor
eigen continuering. De evolutie eist en beloont dat. De menselijke moraliteit
maakt er kwaad van voor zover het menselijke handelingen betreft.
-
Is dat geen cynisch standpunt ten opzichte van het menselijk leed?
Het is geen standpunt maar het spreken van waarheid.
Cynisme is een onwijze attitude tegenover de werkelijkheid.
-
Wat is de functie van de passie?
In de passie wordt de mens overweldigd door de wereld.
-
Wat zijn de verschijningsvormen van de passie?
De verschijningsvormen der passie zijn altijd bewegingen (emoties) van onze geest op
andere wijze dan door de ratio of het denken.
Dat wil zeggen gemoedsbewegingen als liefde en haat,
angst, vrees en moed, droefheid en neerslachtigheid, woede, wroeging en berusting,
vertrouwen en opgewektheid, cynisme en ironie,
teleurstelling en geslagenheid, geluk en ellende.
Zij komen niet voort uit wat wij ervaren als vrij handelen maar worden door de
passie in ons aangericht.
-
Waarom zegt u "wat wij ervaren als vrij handelen"?
Is er dan geen vrijheid van handelen?
Onze handelingen worden bepaald door onze motieven. Motieven maken wij niet, zij
worden door ons gevonden. Zoals het woord al zegt: een motief beweegt ons,
het behoort tot de passie.
-
Zijn de passies goed of slecht?
Dat wordt beslist door onze moraliteit. Indien we het kwaad achten dat
een mens onder dwang staat van of beperkt wordt door
invloeden van buiten dan zijn passies kwaad.
Invloeden van buiten zijn inherent aan de structuur van de kosmos.
Zo is bij voorbeeld ons eigen lichaam een conditie van de kosmos op onze persoon.
Een op zijn autonomie gerichte mens staat zo bezien midden in het kwaad.
-
Is het dan niet onzinnig iemand positief of negatief te waarderen in verband met
de emoties die hij toont?
Er is geen enkel rationeel bezwaar-tegen of argument-voor aan te voeren
in verband met enige positieve of negatieve waardering van iets.
Het enige wat gezegd kan worden is dat het irrationeel is.
Wel zijn er maatschappelijk bepaalde waarderingen, maar daarvoor geldt hetzelfde.
-
Behoren de passies niet enigszins ook tot ons karakter?
De passies behoren tot ons karakter voor zover de passieve beweegbaarheid
een geestelijke eigenschap van ons is. Mensen zijn in verschillende mate ontvankelijk,
gevoelig en emotioneerbaar. Maar de emoties zelf zijn vreemde verschijnselen,
veroorzaakt van buiten af.
-
Draagt een mens schuld aan zijn passies?
Een mens draagt schuld aan zichzelf, want het is zijn diepste wezen met al zijn
eigenschappen dat in zijn verschijningsvorm in de wereld is getreden.
Niets of niemand kon hem bedenken, willen of veroorzaken. Hij deed het zelf,
groeiend uit zaad en slijm, als een woekerende plant, die ook de moeder zou
verslinden als dat nodig was voor zijn optreden in de geschiedenis.
Maar zijn passies, zogoed als zijn daden in de historische tijd, horen tot
zijn tijdelijk lot, zoals hij ook als stoffelijk historisch verschijnsel zijn eigen lot is.
-
Daarstraks werd gesproken over de onvervulbaarheid van de verwondering en van onszelf.
Wat is de onvervulbaarheid der verwondering?
De onvervulbaarheid der verwondering is de onbestaanbaarheid van het
antwoord op haar verlangen, te weten de ontraadseling van alles wat bestaat.
-
En de onvervulbaarheid van onszelf?
Voor onszelf zijn wij leven dat weet van de dood. De dood betekent de
onbestaanbaarheid van ons diepste verlangen: het leven.
-
Is dan alles tot ons ongeluk?
Het is niet zo dat alles tot ons ongeluk is.
Wij zijn, als verschijning van waarneming-van en reflexie-op alles wat bestaat,
de zelfervaring van de kosmos en van zijn eigen onvervulbaarheid.
De ware wijsheid, die passieloos is, ervaart dat passieloos, dus zonder geluk of
ongeluk.
-
Wat is dat, de onvervulbaarheid van de kosmos?
De onvervulbaarheid van de kosmos manifesteert zich in de tijd, dat wil zeggen
in eindeloze en uitzichtloze vergankelijkheid en verandering.
- Is niet ook de ware wijsheid onvervulbaar?
De ware wijsheid is een ideaal. Zelf een deel van ons lot, indien zij
zich aan ons voordoet, is zij daardoor een passie.
Wij hebben niets anders tot onze beschikking gedurende onze levenstijd
dan haar experiment: de ware wijsheid, de passieloze lelie.
Slaagt dat niet, dan slaat alles neer.
-
Zouden wij niet beter de ware wijsheid daarlaten en leven in gewilde onwetendheid?
Buiten de ware wijsheid is de mens onderworpen aan zijn passies.
Daar verlaat hij het enige troostende zelfconcept van autonoom wezen.
Daar schept hij, in het volle bewustzijn van zijn ongeluk, religie, kunst en wetenschap
tot zijn valse troost.
- Wat is de religie?
In de religie schept zich de mens een nieuwe werkelijkheid, tezamen met een systeem van
regels volgens welke alles wat bestaat tezamen met de nieuw geschapen werkelijkheid
wordt geordend tot een reddingbrengend systeem.
- Is de religie dus een soort wetenschap?
De religie lijkt op wetenschap in zoverre zij een verklaring beoogt van alles wat bestaat.
Ze wijkt er echter vanaf in drie opzichten: zij laat zich niet regeren door de
wetten der ratio, zij doet geen onderzoek om grond te zoeken voor haar regels en
zij streeft naar heil in plaats van naar kennis en waarheid.
- Waar haalt de religie haar zekerheid, indien voor haar de
waarheid niet kan berusten op het ervaren van alles wat bestaat?
De religie haalt haar zekerheid bij haar geloof in de werkelijkheid die zij
toevoegt aan alles wat bestaat.
- Waartoe dient de religie, wie of wat moet er gered worden?
De mens en de mensheid moeten gered worden uit alle ellende,
al het leed van de wereld en vooral uit de eeuwige dood.
- Is religie gekenmerkt door het idee van een God?
Religie is gekenmerkt door de aanname van een God, zij het dat
de ideeën over zijn eigenschappen zeer verschillen.
- Wat zijn de filosofische kenmerken van de religie?
Filosofisch is de religie gekenmerkt door de aanname van
de wezenlijke goedheid van alles wat bestaat, in die zin dat alle
kwaad van voorbijgaande aard is.
- Is religie ten goede of ten kwade?
De religie is ten kwade omdat zij ingaat tegen
de ware wijsheid en berust op miskenning van de ratio en op onwaarheid.
- Is religie dan geen nuttige aansporing tot zedelijk gedrag?
Inderdaad, juist zoals men kinderen beschermt tegen diep water
door de fabel van de verborgen boze Ekkerman.
- Bestaat er dan geen God?
Iets als een God behoort niet tot alles wat bestaat.
Op andere wijze dan waarop alles is wat bestaat kan iets niet bestaan.
- Is er dan geen grond voor alles wat bestaat?
Onze ratio maakt het onmogelijk te denken over iets zonder
grond, maar zij maakt het ook onmogelijk om te denken over iets
anders dan alles wat bestaat.
- Is er verschil tussen religie en godsdienst?
Religie is een filosofisch verschijnsel, godsdienst is een
maatschappelijk verschijnsel.
- Wat zijn de kenmerken van een godsdienst?
Alle bestaande wereldgodsdiensten hebben een maatschappelijke organisatie,
meestal met oppergezag, leergezag, rechterlijke functies, plichten en straffen voor
de aanhangers en voor de deugdzamen beloften van een paradijs in een hiernamaals.
En veelal met onderwerping van vrije mensen door de verkondiging van hun schuld.
De kunst
- Wat is de kunst?
In de kunst schept zich de mens midden in zijn wereld nieuwe
waarneembare werkelijkheden waaraan wij
in verwondering waarnemen dat zij van elders zijn en die ons aldus
de vertroosting geven van het totaal-andere, waarnaar de
beschouwing-in-verwondering van alles-wat-bestaat altijd verwijst.
Zo is de kunst een troost tegenover alles wat voordien was,
hoewel zij toch ook op haar beurt niets anders kan teweeg brengen
dan een nieuw onvervulbaar verlangen.
- Is de kunst strijdig met de ware wijsheid?
De kunst is strijdig met de ware wijsheid omdat zij een streving
is in plaats van belangeloze en passieloze ervaring.
- Is er dan geen wijsheid in de aan zijn kunst verloren kunstenaar?
De kunstenaar die het ijdele streven achter zich laat en zich slechts in dienst stelt
van zijn kunst - als die bijzondere wijze waarop zich nieuwe werkelijkheden aan hem voordoen -
nadert dichter tot de wijsheid dan gewoonlijk mogelijk is door menselijk streven en handelen.
Wanneer het belangeloze en passieloze ervaren van wat bestaat deel uitmaakt van zijn
activiteit, zou de ware wijsheid hem moeten doen inzien dat daaraan geen uitdrukking
in een kunstvorm hoeft toegevoegd.
- Vraagt dit antwoord niet om een wijsgerige analyse van het menselijk
handelen in het algemeen en zijn verhouding tot de ware wijsheid?
Het menselijk handelen is de wijze waarop de mens historisch verschijnt.
Als historisch verschijnsel is de mens noodzakelijk een handelend wezen.
Handelen is zijn noodlot zonder alternatief.
De ware wijsheid echter is een tijdloos rustpunt temidden van handelen en vergankelijkheid.
Een analyse van het menselijk handelen levert daarom nimmer een ontmoeting met de ware wijsheid op.
Ten opzichte van het menselijk-handelen-op-zijn-best is de ware wijsheid de asymptoot.
De wetenschap
- Wat is de wetenschap?
In de wetenschap schept zich de mens op basis van zijn ratio en haar
wet van oorzaak en gevolg een samenhang van zoveel mogelijk verschijnselen met
zoveel mogelijk andere verschijnselen en daarin uiteindelijk de verklaring
van alles wat bestaat.
- Bestaan oorzaak en gevolg dan niet in de fysische
werkelijkheid van alles-wat-bestaat?
Oorzaak en gevolg zijn onwaarneembaar. Waarneembaar zijn bij voorbeeld
twee feiten. Wij begrijpen hun verband als onze ratio er haar zegel van oorzakelijkheid
aan verbindt.
- Dus de wetenschap kan niet buiten de ratio?
De wetenschap is buiten de ratio ondenkbaar aangezien de rationele basiswet van
oorzaak en gevolg het allesbeslissende kenmerk van de wetenschap is.
Als we het geluid niet zouden interpreteren als het gevolg van de
hamerslag zouden we het niet kunnen begrijpen.
- In hoeverre is de wetenschap dan een dwaling?
De wetenschap is een dwaling omdat zij een moedeloos vaarwel
aan de ware wijsheid betekent.
Anderzijds moeten we haar respecteren omdat de menselijke onvervulbaarheid
veel excuseert.
- Geldt dit alles voor alle wetenschappen?
De wetenschap valt uiteen naar gelang de verschillende delen van alles-wat-bestaat
die zij onderzoekt.
Zo onderscheiden we bij voorbeeld de fysica en de tekstwetenschappen.
Geen der wetenschappen onttrekt zich aan de karakterisering.
- Wordt de wetenschap beoefend met het oog op de troost?
De wetenschap wordt niet uitdrukkelijk beoefend met het oog op de troost, maar
de wijsbegeerte doet begrijpen dat zij aldus functioneert.
- Wat is dan wel het doel van de wetenschap?
Het doel van de wetenschap is het begrijpen van de
samenhang der dingen.
Het doel van het begrijpen van de samenhang der dingen is op zijn beurt het
beëindigen van het onvervulbare verlangen dat in de verwondering voortduurt
en daarmee de verwezenlijking van de troost die de verwondering noch belooft
noch bieden kan.
- Is niet het doel der wetenschap haar toepassing in de techniek?
De toepassing in de praktijk van het dagelijkse handelen is de traditionele
triviale maatschappelijke interpretatie van het doel der wetenschap.
- Wat is schoonheid?
Schoonheid is de eigenschap die de wijze ervaart in al datgene
wat hij belangeloos en passieloos ervarende is.
- Kan ook het kwade schoon zijn?
Het kwade kan niet schoon zijn omdat het kwaad niet denkbaar
is zonder dat de mens lijdt aan de kwaadheid.
Hij kan het daardoor nooit belangeloos en passieloos ervaren.
- Hoe kan een wijze huilen om de schoonheid?
De wijze huilt niet om de schoonheid, maar zodra hij door passies wordt
overmeesterd bij een schoonheidservaring huilt hij om haar onvervulbaarheid.
- Wat is de onvervulbaarheid van de schoonheid?
De onvervulbaarheid van de schoonheid is het spiegelbeeld van onze eigen onvervulbaarheid.
De ware wijsheid is de passie die bestaat in het belangeloze en passieloze ervaren
van alles wat bestaat.
Jan van Bakel, 1 juli 2000.
Terug naar boven
|
|