Luidklok

 

Mijn dochter zes en vijftig en mijn vrouw,
die alsmaar frêler wordt, weerstaat de kou.
Ze kookt nog met plezier, nou vraag ik jou.
Mijn huid wordt schraal, mijn vingernagels blauw.

Ik tel nog wel de dagen van de week,
pas op dat ik geen arm of benen breek.
Alles wordt anders dan het vroeger leek,
hoe ik er stiekem ook de draak mee steek.

Ik ga de trap af, hou de leuning vast.
De jaren worden langzaamaan tot last.
Wel slaap ik uit totdat het zonlicht wast,
tenminste als de dood mij niet verrast.

Soms valt er nog een strofe uit mijn hoofd,
want in de dichtkunst heb ik steeds geloofd.
Pas als de luidklok de ellende dooft
ben ik op rijm en regel uitgesloofd.

Jan van Bakel - 2010

 

Adrian Lusink "vertaalde" dit gedicht in het Duits.