Jan van Bakel


De Wever en de Weverstraat


Terug naar hoofdmenu

Mijn grootvader, Martinus van Bakel (Nuenen 1850 - 1928), gehuwd met Adriana Kuipers (Nuenen 1853 - 1929), was een van de vele huiswevers die in Nuenen werkten. Dat beroep was zodanig karakteristiek voor het dorp (destijds vooral in de Beekstraat geconcentreerd, waar ook de oudste school stond die Nuenen kende), dat de naam Weverstraat werd gegeven aan de weg die vanuit de Beekstraat door de velden naar Boort, naar Soeterbeek en zo naar de stad (Eindhoven) leidde, en langswaar de wevers hun geweven goed voerden voor verkoop aan de baas. Ze gingen dan dragen, zoals de volksmond zei. Die wevers hebben zoals bekend veelvuldig geposeerd voor dè schildersmènneke, Vincent van Gogh, toen die van december 1883 tot november 1885 in Nuenen werkte. Hij woonde enige tijd bij zijn ouders in de pastorie op Den Berg. Later was hij kostganger bij de roomse koster, bij wie hij inwoonde in een huis dat pal grensde aan het kerkplein van de nieuwe roomse kerk aan het Heieind. Van dat huis heb ik in mijn jeugd de afbraak meegemaakt toen ik vanuit ons huis aan den Berg naar de lagere jongensschool ging en daarbij dagelijks viermaal dat huis passeerde. Ik denk dat het in 1936 was. Een hele hoop huisraad lag toen open en bloot op straat en daarin bevond zich, zoals men zich later realiseerde, ook een en ander wat was achtergebleven in de kamer van Vincent van Gogh. De latere koster was gewoon zich luidkeels te beklagen dat dat allemaal zomaar was opgestookt. Ik wou dat ik er nog maar 'ne str.nt van had! placht hij daarover te zeggen.1

Maar om bij mijn grootvader te blijven: die had samen met Jaan Kuipers zes kinderen: Maria Petronella (1876 - 1957), Gijsberta (1880 - 1956), Anna (1881 - 1930), Wilhelmina (1886 - 1942), Antonius (mijn vader, 1887 - 1956) en Adriana 1889 - 1937). In de Nuenense jaren van Van Gogh had hij dus drie kinderen, waarvan twee zeer jonge. Zijn huis stond in de Beekstraat, als ik wel ben ingelicht (door mijn moeder) op de plaats waar het Lijkstraatje vanaf de Beekstraat de velden inloopt of misschien nog een klein eindje verderop. Dat weggetje voerde natuurlijk naar den Oude Kerkhof, zoals dat nu heet of althans recentelijk nog heette, de plaats waar ook vader dominee van Gogh begraven ligt. Destijds was de roomse kerk daar al niet meer gevestigd. Wat restte was alleen nog de toren, welbekend uit het werk van Van Gogh en ook zichtbaar - en nu komt het verhaal waar het wezen wil - door het kleine raampje in de zijmuur op een schilderstuk en twee tekeningen, die gemaakt zijn in de werkplaats van een wever die een jong kind had dat bij hem en zijn weefstoel in een kinderstoel op wielen zat. De werken die het betreft zijn het schilderstuk F 24 [H 31] (zie beneden) en de tekeningen F 1118 en F 1119. (Zie J.-B. de la Faille, The works of Vincent van Gogh - His Paintings and Drawings, Meulenhoff International Amsterdam 1970). Het verband tussen dit drietal werken wordt expliciet bij De la Faille gesignaleerd. De wever komt in zijn fysionomie het best uit op het schilderstuk; het kind in de stoel is alleen te zien op de beide tekeningen.
Martinus van Bakel Vincent van Gogh heeft nooit ergens een naam van een wever in zijn brieven vermeld. Hij had natuurlijk wel een warm hart, maar zijn liefde lijkt mij erg theoretisch van aard. Doet mij met mijn kwade gedachten een beetje denken aan een dominee. Martinus van Bakel
Wanneer ik toch, ook zonder zulke informatie, bij dat werk aan mijn grootvader denk, dan zijn mijn argumenten drieërlei. Vooreerst de plaats waar het huis stond. De afstand tot de toren was volgens mijn berekeningen, uitgaande van het begin van het Lijkstraatje bij de Beekstraat, ongeveer 400 meter. (Zie de (deel)kaart met oude plaatsnamen uit het opstel over de Toponymie van Nuenen). Dat komt goed overeen met de indruk die het schilderstuk wekt. Ook de hemelsrichting van daar uit naar de toren, te weten het zuiden, stemt overeen met de lichtval op de toren op het schilderij. Ten tweede de leeftijd van de wever en zijn kind in de stoel. En op de derde plaats de fysionomie van de wever, vooral zijn markante neus. Ik twijfel niet aan de juistheid van mijn analyse: dat was mijn grootvader Martinus van Bakel en in de stoel mijn tante Berta (of tante Anna, die ik niet gekend heb). Latere foto's van mijn grootvader, die ik hier toon, laten toe mijn theorie enigszins te evalueren. Wie onderzoek doet in het werk van Van Gogh zal, neem ik aan, mijn conclusie bijvallen.

Vincent van Gogh - F24[H31}

Vincent van Gogh F24 [H31] Nuenen juli 1884.

In mijn jeugd was de herinnering aan Van Gogh in het dorp nog zeer levendig. Er liep een man rond, zoon van een ongehuwde moeder, van wie men zei dat hij een zoon van Van Gogh was. En persoonlijk heb ik als jonge jongen nog van Hannes van de Velden (die bij ons wel eens in de tuin werkte, bomen occuleerde en zo) gehoord hoe hij met zijn vriendjes vogelnesten uithaalde om die aan de schilder te verkopen voor zijn studies. Ook gingen altijd de verhalen over eenvoudige boerenmensen die door gehaaide kooplui werden bevrijd van hun originele Van Goghs, die ze voor het poseren van hem hadden gekregen.

In 1956 is mijn vader in een huis aan de Weverstraat gestorven. Enkele honderden meters daarvandaan aan de Boortseweg was zijn nieuwe woonhuis in aanbouw voor zijn oude dag. Daar zou de mei op gezet worden op de dag van zijn begrafenis. Maar dat hebben ze toen uitgesteld.

1. Later las ik: Bij de afbraak van het pand heeft men nog zorgvuldig gezocht naar eventuele door Van Gogh nagelaten stukken. Er werd echter niets gevonden (J.C. Jegerings, Oud-Nuenen achteraf bekeken, Hapert 1984, blz. 66.)

Jan van Bakel 22 nov 2000.