|
De verrijzenisVorige Entr'acte
Het enige wat een mens een beetje kan overzien zijn raar genoeg niet de keiharde feiten waar hij dagelijks tegenaan loopt maar eerder bepaalde algemene en abstracte werkelijkheden. Filosofische en wetenschappelijke gedachten, meen ik. Niet dat die keiharde feiten niet duidelijk en onomstootbaar zouden zijn. Dat zijn ze meer dan al het andere. Maar ze zijn zo zonder enige structuur en inwendige overtuigingskracht, samenhang en begrijpelijkheid, dat denken of praten daarover een doelloze tijdspassering is. Je kunt over de nieuwe intifada zeggen en praten wat je wilt, vast staat dat niemand een streep zal kunnen veranderen aan wat er allemaal plaatsgrijpt en nog zal plaatsgrijpen. Barak niet en niemand niet. Iemand kan wel het initiatief nemen tot nog weer eens een staakt het vuren, maar ook voor dat initiatief is geen alternatief. Het gebeuren gebeurt, het gebeurde is slechts fataliteit. Dat heeft, zoals u zo meteen zult zien, allemaal te maken met het filosofische (?) essay van Marcel Hulspas in De Groene (4 november 2000) over Knagen aan de bijbel. Op gevaar af dat dat voor u overbodig is stip ik wat punten aan uit zijn betoog. Kern is de bewering dat de fysieke verrijzenis van Christus the heart of the matter is als het gaat om de strijd tussen evolutionisten en creationisten. En verder raakt hij aan hoe Clinton niet wist hoe hij uitvoerig genoeg over God kon praten toen het ging om de aankondiging (de afkondiging kun je beter zeggen) van de ontraadseling van het menselijk genoom. Over de kwestie van ja of nee evolutietheorie in het Amerikaanse onderwijs. Over het percentage Christenen dat net zo rustig zoop, rookte en spoot als hun ongelovige leeftijdgenoten. Hij bedoelt: die president en die tegenstanders van zulk onderwijs waren wel christenen, maar denk nou niet dat die door hun levenswijze gunstig afsteken bij het algemene ongeregelde zootje. En daarna dan de uitgebreide beschouwing over de strijd tussen evolutiebiologen en creationisten, tussen evolutie en schepping, een «oppervlakkig conflict» waarover dit ei van Hulspas: Oppervlakkig, omdat het conflict (...) zich vrijwel volledig toespitst op Genesis I, het scheppingsverhaal. Alle tradities, verhalen, wonderen en profetieën die in de honderden daaropvolgende bijbelhoofdstukken voorkomen, blijven ongemoeid. Israel blijft Gods uitverkoren volk; Christus is en blijft zijn zoon, die gestorven is en op de derde dag verrezen. Dat laatste, dát is de kern van het christendom en die kern blijft onaangeroerd. En dan volgt daar nog op: Vandaar dat het overgrote deel van de Amerikanen er geen enkele moeite mee heeft om in een enquête Genesis I te onderschrijven en even later in de supermarkt een pak genetisch gemanipuleerde sojakoekjes te kopen. En verder dan nog een uitvoerig betoog om de relaties bloot te leggen tussen de bijbel, het geloof, het creationisme, de evolutietheorie. Ga d'r maar aan staan. Toch zal ik proberen dit struweel van foute gedachten te ontwarren zodat de onzin wat beter zichtbaar wordt. Ik zeg het maar duidelijk. Het is onzinnig om de bijbel te zien als oorzaak van het geloof in een God als schepper van het heelal. Het is integendeel zo dat iets als zulk geloof de oorzaak is van vooreerst de bijbel zelf en vervolgens van het aannemen van wat daarin staat. Zelfs in de ouderwetse katholieke theologie wordt vastgesteld dat de bijbel slechts denkbaar is binnen een gelovige kerk. Wie de verhouding ziet zoals Hulspas (d.w.z.: de bijbel brengt het creationisme voort) praat niet over de logische, theoretische samenhang der dingen maar eerder over de baaierd van de geschiedenis, het grote onbegrijpelijke gebeuren dat ook onze maatschappij en onze godsdiensten heeft voortgebracht en waar binnen een bepaalde maatschappelijke omgeving een strijd ontstaat tussen twee gedachten. Al dat gedoe kan eventueel ons (filosofisch of wetenschappelijk) nadenken over de achtgergronden van de werkelijkheid en haar onstaan wel beïnvloeden en bemoeilijken maar het is als zodanig irrelevant voor het antwoord op onze (filosofische of wetenschappelijke) vragen. In het vervolg van zijn zojuist genoemde onjuiste omkering van het verband tussen het één en het ander, bijbel en geloof, meent Hulspas - en andermaal ten onrechte - dat iemand alleen aanhanger van het creationisme kan zijn door zijn geloof in de bijbel en met name dan wat betreft Genesis I, en dat hij zou moeten inzien dat hij daarom ook in de verrijzenis van Christus zou moeten geloven om creationist te kunnen zijn. Als iemand dus de bijbel doorprikt moet het creationisme verdwenen zijn. Dus, zegt hij, doe niet zo oppervlakkig, kijk verder dan Genesis I, lees het verhaal over de verrijzenis, stel vast dat je dat niet kunt geloven en concludeer dat je geen creationist kunt zijn. Zo dient dus de strijd tussen creationisme en evolutietheorie te verdampen. En waarvoor dient dan nog die hele bijbelse archeologie? Hulspas spreekt over Knagen aan de bijbel maar hij plaatst dat van meet af aan in het verband van creationisme tegenover evolutietheorie. Als hij het over de maatschappelijke receptie van de bijbel wil hebben als historisch verschijnsel dan mag hij geen standpunt kiezen zoals hij in dit essay doet. En als hij wil knagen met het oog op een kwalijk gevolg van het lezen van dat boek, dan zit hij er dus lelijk naast. De bijbelse archeologie, die Hulspas volkomen ten onrechte opvoert binnen zijn essay, kan hoogstens voeren tot de conclusie dat de gebeurtenissen die er verhaald worden wel of niet in overeenstemming zijn met wat we van elders weten. Als een creationist teleurgesteld is over het feit dat die verrijzenis daarbij uit de boot valt, kan hij altijd nog een tweede bijbel schrijven, zoals zijn voorganger de eerste schreef. Kenmerkend voor het creationisme zijn, filosofisch beoordeeld, twee gedachten: de kosmos moet een oorzaak hebben, een slimme oorzaak nog wel want het is allemaal heel moeilijk te begrijpen. En ten tweede: de levende wezens verschillen zodanig van elkaar dat ze van meet af aan als verschillende grootheden binnen die kosmos verschijnen. De wetenschap kan op de eerste vraag geen antwoord geven want zij kan alleen maar de kosmos zelf onderzoeken. En voor de tweede vraag kan ze alleen maar een hypothese stellen en door onderzoek nagaan of die het uithoudt. Niks geen strijd dus met creationisten. Wat wetenschappers in hun vrije tijd doen is vers twee en niet aan de orde. Naast de wetenschap is er het geloof. Maar als je niet wetenschappelijk kunt argumenteren heeft het geen zin om over wetenschappelijke vragen met gelovigen te praten. Als dat toch gebeurt hoort dat tot het chaotische maatschappelijke gebeuren. Daar hoort kennelijk ook Marcel Hulspas thuis. En hoe die de affaire van het DNA en van de gemanipuleerde sojakoekjes bij de hele rataplan betrekt is een onderdeel van die chaos, want het heeft er gewoon niks mee te maken. Jan van Bakel, 3 november 2000
Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
|