Jan van Bakel.



Waarheid boven alles

Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Terug naar Archief Entr'actes
Terug naar hoofdmenu.


Liebesfluchten heet de bundel van Bernhard Schlink die voor Ger Groot, filosoof van de Erasmus-Universiteit, aanleiding is om te filosoferen over het belang van de waarheid voor het geluk van de mens (De Groene Amsterdammer 15-12-2000). Je zou erover kunnen spreken omdat je het er zo grondig mee eens bent dat er over iets gewichtigs wordt geschreven, maar dat is nu niet het geval. Niet dat dat niet het geval is, maar het is niet daarom dat ik erover praat. Ik kom erop omdat er dingen gezegd worden die mij strijdig lijken met de waarheid. En waar blijf je dan met het hele punt? Ik citeer:

    Liefst zouden we alles willen weten, in de kennelijke veronderstelling dat een alomvattend inzicht ons vanzelf met de werkelijkheid zou verzoenen.
Er spelen een aantal vooronderstellingen in deze uitspraak. Vooreerst de gedachte dat de werkelijkheid ons niet bevalt. Dat lijkt niet kwestieus, maar Ger Groot tilt er niet al te zwaar aan, en daar zal de vergissing uiteindelijk op berusten. Dat de werkelijkheid onmogelijk toereikend kan zijn voor ons geluk berust op het feit dat zij geen millieu vormt waarin wij kunnen gedijen. We zijn geboren in haar materiële structuren en daardoor gedoemd tenonder te gaan, eenvoudig omdat materie niet zonder verval en verandering kan bestaan. Afgezien van de vraag of dat een natuurwet is, is het onze onomstotelijke ervaring. Een tweede vooronderstelling is de gedachte dat de ontoereikendheid van de werkelijkheid - om het zo maar te noemen - de grond is van onze pogingen tot weten en begrip. Dat lijkt mij evident onjuist. Het is integendeel eerder zo dat het feit van ons begrip van de werkelijkheid voert tot ervaring van haar ontoereikendheid. Ervaring van ongeluk is immers ondenkbaar buiten begrip van de werkelijkheid. Je zou ongeluk zelfs kunnen definiëren als bewuste ervaring van de ontoereikendheid van de werkelijkheid. Geen plant, geen koe, geen aap is ongelukkig. Ons begrip is ons onheil. Alle ellende in de kosmos is ontstaan doordat zich iets heeft ontwikkeld dat als het ware een lek is in haar eeuwige onwetendheid. Een derde presuppositie - maar minder serieus dan de voorgaande, en daarom wellicht staat het cursief - is dat het weten een soort van kwantiteit is die haar totaal zou kunnen bereiken. Ik denk dat het een springend punt is als ik meen dat het weten zich niet richt op iets kwantitatiefs. Zeker niet op de gebeurlijkheden, die voortkomen uit de tijd (of andersom). Alles wat er voorvalt behoort tot de chaotische voortgang van de tijd. Niets kan voorspeld worden, alles is op zijn best achteraf te begrijpen. En dat begrijpen, het doel van de wetenschap (en, terzijde, van het geloof en van de religie) zal bestaan in algemene inzichten. Geenszins dus in begrip van accidenten.

En wat moeten we ons voorstellen bij een verzoening met de werkelijkheid? Ger Groot wekt niet de indruk dat hij daar een klaar idee van heeft of wil ontvouwen. Hij vertolkt weliswaar niet zijn eigen opvattingen maar lokaliseert de gedachte bij een Hij (blz. 37, eerste kolom beneden), die overigens niet te verbinden is met iets of iemand in het verband van zijn betoog. Ik lees er de suggestie dat die verzoening bereikt wordt door en in de bevestiging van de harmonie en de goedheid van de kosmos. Wat zou de harmonie van de kosmos zijn? Wanneer je de fantasieën van de astronomen volgt, krijg je de indruk dat de kosmische evolutie nog wel even duurt, alvorens het evenwicht van de absolute rust, d.w.z. een gemiddelde temperatuur van 0 Kelvin (ongeveer), is bereikt. Om van de goedheid even af te zien. Daarmee geraakt het betoog dus volstrekt in drijfzand. En wat zouden we moeten verstaan onder de goedheid van het inzicht dat de wetenschap beoogt, terwijl deze toch leert dat zoiets een illusie is? Met de vraag Willen we dat weten?, wel te verstaan in samenhang met het oordeel dat het niet goed voor ons is, stappen we daarna definitief uit de filosofie en verplaatsen we ons naar een platvloers, alledaags niveau van: laten we er maar niet te diep over nadenken, laten we de ogen maar sluiten, dan doet het geen pijn. Andermaal de grot van Plato. Het valt niet te bestrijden dat dat de werkelijkheid van het gemiddelde alledaagse denken benadert, maar dat behelst, met de notie dat er wel degelijk iets gaat boven de waarheid, toch niet iets wat filosofisch zin heeft? Het openbaart slechts duisterheid en valsheid van inzicht.

Als Ger Groot de werkelijkheid van filosofische verblinding wil verkiezen boven de wijsheid, eenvoudig omdat zij ons in slaap sust, dan pleegt hij verraad aan de wijsbegeerte. Dacht ik.

Jan van Bakel, 19 december 2001.
janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.