|
Vrouwen ruikenVorige Entr'acte
Een held in het lezen van stukjes over statistiek ben ik niet bepaald, maar nou heb ik het toch een keer gepresteerd. En meteen weer zoveel ervaring opgedaan dat ik me gerechtigd acht u met klem aan te raden in de toekomst dat spul liever ongelezen te laten. Het is niet zo gemakkelijk het bewuste artikeltje van Hendrik Spiering over het bekende majeure histocompatibiliteitscomplex enigszins adekwaat te karakteriseren zonder het van a tot z te citeren. De titel is direct al, eerder dan een onbewezen stelling, een keiharde leugen : Vrouwen ruiken overeenkomst met afweersysteem vader (NRC, W&O 26-01-02, 39). Omdat bij mensen ervaringen gekoppeld zijn aan bewuste beleving is zo'n uitspraak pas waar als vrouwen zeggen: hee, nou ruik ik het afweersysteem van mijn vader weer. En een afweersysteem is een theoretisch concept en concepten zijn geen geurdragers. Lees je het schrijfsel door, dan blijkt dat ze met vrouwen een ruikproef gedaan hebben aan in kartonnen dozen verpakte door mannen beslapen t-shirts. Ze waren, na gewassen te zijn geweest in een ongeparfumeerd wasmiddel, tweemaal gedragen en wel door mannen, vrij van rookwaar, knoflook en seksueel verkeer tijdens de proeftijd, en nauwkeurig geselecteerd op grond van hun afweersysteemkenmerken. Ook wordt vermeld dat de vrouwen niet wisten dat de geur afkomstig was van mannen-t-shirts al raadden een aantal (20%) het wel. Ze kunnen die vrouwen gevraagd hebben wat dat voor reuk was die ze daar roken, ofwel : ruik je hier nou mannen- of vrouwen-t-shirts, mannensokken of vrouwen beeha's? Afgaande op die 20% moet de lezer dat zelf uitzoeken. Maar dat was niet de hoofdvraag bij het onderzoek. Die immers trachtte te achterhalen welk luchtje ze het lekkerst vonden ruiken. De uitkomst van de proef was dat vrouwen lichaamsgeur van mannen aangenamer vonden naarmate de afweersysteemgenen van die mannen meer overeenkwamen met de genen die zij (die vrouwen) van hun vader hebben geërfd. Over gehanteerde significantiedrempels, overschrijdingskansen en foutenmarges bij de proeven geen woord. Ook had ik wel graag gelezen wat die onderzoekers tot die proeven had gebracht. Statistisch onderzoek moet nou eenmaal zijn uitgangspunt en rechtvaardiging vinden in bepaalde vraagstellingen die worden opgeworpen binnen een bos van ander onderzoek, waarnemingen en ervaringen. Het wordt opgezet ter "verklaring" van feiten waarvoor nog geen theorie beschikbaar is. Of om een bestaande theorie nog eens op de proef te stellen. Bij voorbeeld als in ziekenhuizen bij de diensten die naar optimalisering van de reinigingsprocedures zoeken is opgevallen, dat die baby's altijd precies zo ruiken als hun grootvaders van moederskant. Dan kom je misschien op zoiets. Statistiek is een alternatief voor een verklarende theorie, dus zo'n onderzoek ligt het meest voor de hand. Het is ook het makkelijkst als je wat wil publiceren. Valt de proef andersom uit dan kun je altijd nog de kop gebruiken Vrouwen ruiken geen overeenkomst met afweersysteem vader. Dat lijkt mij net zo interessant als het omgekeerde. Binnen het raam van een Darwinistische interpretatie zou je dat ook wel ergens kunnen inbreien. Misschien zijn er ook wel huisartsen die er iets mee kunnen doen: mevrouw u moet eens een ongeparfumeerd wasmiddel proberen. Daar zijn dan cijfers over. In een succesvolle huisartspraktijk hebben ze meestal veel - genoeg zelfs - aan een boekje met proefresultaten : bij verschijnsel V zovaak ziekte x, zovaak y, zovaak z. Je weet dan bovendien twee dingen tegelijk : hoe groot is de kans dat de zieke geneest en hoe groot is de kans dat ik zal worden aangesproken voor schadevergoeding. Maar ik dwaal af. Het onderzoek leerde dus dat vrouwen graag iets ruiken wat naar hun vader ruikt. Niet simpelweg omdat hun vader zo rook. Dat kon worden uitgesloten, zegt het stukje, omdat alleen de overgeërfde genen de voorkeur beïnvloedden. Dat moet betekenen dat er vrouwen zijn voor wie het feit dat iets naar hun vader ruikt een onvoldoende grond is om het lekker te vinden. Noodzakelijke voorwaarde blijkt dat ze dat geur-beslissende gen van hem hebben geërfd. Maar dan ben ik weer zo naïef om te denken dat je dan net zo goed kunt praten over samenhang van hun ruikbehagen met de eigen lichaamsgeur. Genen bepalen de geur, zij hebben zelf dat gen en dat het van hun vader komt is niet beslissend. Nou u weer. O ja, ik vergeet nog één ding : die vrouwen waren van Duits-Oostenrijkse afkomst. Waarschijnlijk een soort Amish. Dat staat er uitdrukkelijk bij. Er wordt zelfs een fotootje afgedrukt van vier jonge Amish-vrouwen in Kentucky die overgebleven tarwe van het veld halen. Dat kun je natuurlijk ook onzin noemen, voor zover het onmogelijk is aan die mededelingen enige zin te verbinden. Maar de W&O-bijlage moet vol. Jan van Bakel, 26 januari 2002.
Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
|