Jan van Bakel



Categorieën en abstractie


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Wanneer ik iets ga opschrijven gebeurt dat met de bedoeling om ergens achter te komen. Het gaat er niet om iets naar voren te brengen tegenover anderen, die daar belangstelling voor zouden moeten hebben of die het maar eens moeten horen. Aan die anderen ben ik niet toe als ik iets opschrijf. Ik moet ergens achter komen. kijken hoe het zit. Het zijn basale vragen die aan de orde moeten komen. Basaal dat is van de basis, het is datgene waar alles op rust en iets wat het allereerst komt.

Alles gaat terug op onze waarnemingen. Zonder waarnemingen zou er geen enkele gedachte kunnen zijn. Een gedachte is immers het bewustzijn omtrent een waarneming. Er moet iets in ons waarnemingsysteem omgaan om überhaupt op een gedachte te kunnen komen. Ons waarnemingssysteem op zijn beurt is gerealiseerd en beschikbaar in de vorm van ons lichaam. Ik wil nu niet stilstaan bij de vraag wat dát dan weer is: ons lichaam, maar gewoon uitgaan van de basale evidentie dat wij dat zijn, dat lichaam, of dat wij daardoor in elk geval zo basaal verschijnen dat we nauwelijks weten of we dat 'hebben' of dat we dat 'zijn'. Dat lichaam is de wijze waarop en het systeem waarmee of waarin wij onze waarnemingen doen. In de eerste plaats de waarneming van onszelf door onszelf; of althans door ons lichaam.

Het zal teveel geëist zijn pogen te bepalen wat precies de aard is van een waarneming. Het gaat altijd niet alleen om de vastlegging van informatie of 'weten' in ons lichamelijke systeem - op welke wijze dan ook - maar ook en vooral om de ervaring of het weten van dat weten. Onze zintuigen brengen van buitenaf informatie binnen, alwaar zij voorwerp wordt van ons bewustzijn en aldus een ervaring of waarneming. Het is moeilijk te bepalen of ooit iemand tot een waarneming zou kunnen komen als hij niet de beschikking zou hebben over enig zintuig. Stel je voor een doof en blind kind, welks huid en totale lichamelijke gestel ongevoelig was voor welke indruk dan ook, dat dus niet kon horen, zien, voelen, ruiken of proeven. Zou dat in staat zijn tot bewustzijn omtrent enige werkelijkheid, ook al was deze door niets tot voorwerp van ervaring of waarneming kunnen worden? Waarneming zonder gevoeligheid lijkt onmogelijk. Zou je trouwens je eigen handen kunnen ervaren als je geen gevoel had? Zou zulk gevoel kunnen ontbreken?

Laten we ons verder kortheidshalve beperken tot het zintuig van het gezicht. Dat voert in essentie niet tot beperkingen, aangezien waarnemingen niet naar hun karakter verschillen door de wijze waarop ze via de zintuigen in ons tot werkelijkheid worden. Waarnemen is met bewustzijn verwijlen bij een bepaalde bewust ervaren inhoud. Die inhoud is identiek met de ervaring en kan op geen enkele manier vervangen worden of present gesteld door iets anders. Pogingen tot uitdrukking van een bewustzijnsinhoud in taal kunnen alleen voeren tot een machteloze verwijzing. Iedere ervaring moet uniek, onvervangbaar en onherhaalbaar zijn.

Met de ogen registreert ons lichaam licht. Dat zijn volgens de wetenschap - maar daarover gaat het hier absoluut niet - electromagnetische golven van een bepaalde frekwentie. zoals die - ook weer volgens de wetenschap - worden uitgezonden of gereflecteerd door de stoffelijke wereld om ons heen. Als we ons beperken tot ons lichamelijke systeem en afzien van elke theorievorming over de wereld om ons heen, kunnen we vanzelfsprekend niet zeggen dat het licht gereflecteerd wordt door de stoffelijke dingen, want stoffelijke dingen zijn theoretische concepten die wij met ons rationele systeem bouwen als theoretische verklaring van de lichtbeelden die ons bereiken via de ogen. Dat zou dus de omgekeerde wereld zijn. Dat bouwen van concepten moet uiteraard aanvangen bij een ongestructureerde veelheid van lichtindrukken die ons bereiken vanuit ons blikveld en waaraan wij door rationele bezinning een verklarende structuur moeten toekennen. Ons oog is niet veel meer dan een goede lens, maar ons rationele vermogen schept, geheel anders dan het rooster dat zich achter de lens van het fototoestel bevindt, in ons bewustzijn een ervaring van, bij voorbeeld, een boom. Wat is dat voor weten?

Zetten we de gedachten voort vanuit de aanname van een rigoureuze ongestructureerdheid van de informatie die ons nog onervaren systeem bereikt. Hoe snel of hoe traag ook die ongestructureerdheid vervangen wordt door verklarende theorieën als zulke die de voorwerpen introduceren, de bomen, de mensen, de dingen, het lijkt noodzakelijk om van ongestructureerdheid te vertrekken. En even noodzakelijk is het te bepalen wat er nu precies gebeurt in de menselijke geest als het eerste begrip is gevormd. Natuurlijk hoeft dat begrip niet toegankelijk te zijn voor zuiver begripsmatige karakterisering. Het kan immers evengoed pragmatisch functioneren, zowel bij mensen als bij dieren trouwens, in snel ontstane reacties op de moederborst, liefkozing, voedsel. Structuur krijgt de werkelijkheid in de pragmatiek van het reageren op praktische ervaringen. In rationele termen uitgedrukt betekent dat: de chaos krijgt structuur, het ongestructureerde ordent zich tot categorieën.

Het begrip abstractie - en dat was aan de orde in mijn reactie op Dijkgraaf de vorige keer, de columnist die zei dat muziek zoveel abstracter was dan bv. taal of beeldende kunst - speelt in deze beschouwingen tot zover geen enkele rol. Als abstractie erin bestaat dat we enigerlei zaak beschouwen onder het aspect van één van haar eigenschappen, met voorbijzien dus van andere, dan wordt deze theoretische operatie op die zaak pas dan denkbaar wanneer het proces van structurering van de werkelijkheid, zoals hierboven beschreven, zich heeft voltrokken. Het is in deze samenhang dus geheel inhoudsloos om muziek, of by the way wat dan ook, meer of minder abstract te noemen dan wat dan ook. En je kunt ook beter spreken van "non-figuratieve" dan van "abstracte" kunst.

Maar aan dit alles moet het volgende worden toegevoegd. Gaan we uit van basaal chaotische "structuren" bij de allervroegste "waarnemingen" via het menselijke (on)bewustzijn, hoe moet dan dat chaotische gekarakteriseerd worden tegenover het latere enigszins gestructureerde? Chaotisch betekent: alles verschilt van alles. Hoe het verschijnsel te beschrijven dat bestaat in het ontdekken van b.v. een boom binnen een chaotisch totaal? Of voor mijn part van een gelaat met twee ogen? Waar alles van alles verschilt is dat ondenkbaar. Maar waar dat niet het geval is bestaat dus reeds structuur. Los van alle denken? Je kunt wel zeggen: "maar die boom dat is in de waarneming toch een donkere vlek tegenover een lichtere omgeving", maar dat is zeker toekenning van structuur aan een waargenomen werkelijkheid. Waar komt die structuur vandaan? Dat kan toch niet anders dan de waarnemer zijn? Is de structuur van de werkelijkheid dan een aangeboren eigenschap van waarnemers, mensen en dieren? En geldt hetzelfde voor de zogenaamde natuurwetten, waarvan we overigens ook weinig weten dan dat ze een bepaalde regelmaat in onze waarnemingen verklaren. Kant heeft het over bijna niets anders dan zulke problemen. Hij zegt ronduit: "de aanschouwing heeft de functies van het denken in geen enkel opzicht nodig".

Ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik ben niet veel wijzer geworden.

Jan van Bakel, 18 februari 2007

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven