Jan van Bakel



Ontroerende fysica


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Een ogenblik denk je dat Robbert Dijkgraaf in zijn bijdrage onder de titel Het liedje in je hoofd een mooie filosofisch getinte bespiegeling gaat geven over de geheimen van de muziek (NRC W&O 3-2-2007, 46). Wat hem in eerste instantie tot reflectie brengt is de raadselachtigheid van de ontroerende werking die ze in haar hoogste vormen op mensen heeft. Raadselachtig, want "Anders dan schilderijen, foto's of toneel is het moeilijk om klanken en tonen een directe boodschap mee te geven". Daarmee is dus impliciet gesteld dat er een boodschap nodig is om te kunnen ontroeren. En bij een boodschap denkt Dijkgraaf uiteraard aan iets wat in de vorm van menselijke taal kan worden weergegeven. Hij zegt dat niet uitdrukkelijk, maar tracht het punt te verduidelijken door te signaleren dat muziek een hoge abstractiegraad heeft: "Het is de allerabstractste kunst". Voor het veroorzaken van ontroering, suggereert hij, is concrete, inhoudelijk door gesproken woorden te verduidelijken informatie nodig. Dat levert muziek niet en het is dus raadselachtig hoe zij een mens zo kan ontroeren.

Het lijkt mij vooreerst een misverstand om muziek een hogere graad van abstractie toe te denken dan taal (of, by the way foto's of andere 'beelden'). Abstractie is niet te definiëren in termen van zintuigen. Abstractie is een eigenschap van een bewuste waarneming of gedachte. In zo'n waarneming wordt door het bewustzijn de aandacht gereserveerd voor of toegespitst op bepaalde aspecten van het waargenomen beeld (gehoord, gelezen, gezien, geroken, gevoeld, via de werkelijkheid van de ogen, de oren, het gevoel, de reuk, of geheel in de verbeelding, zonder interveniërende activiteit van de zintuigen). Afzien van bepaalde eigenschappen van het waargenomene heeft al plaats wanneer we bij het waarnemen "denken": een hoofd, een boom, een melodie... Het is niet anders mogelijk dan zoiets in taal aan de orde te stellen, maar de abstrahering komt ook buiten de taal om tot stand. Bij het zien van een ets van Rembrandt heeft in de waarneming evenveel abstrahering plaats als bij het beluisteren van muziek. Abstrahering is ideematige specialisering van een object van waarneming tot een bijzondere categorie. Zonder abstrahering is er alleen maar ruis, er is niets. Waarnemen zonder abstrahering is inhoudsloos. Veroorzaken van ontroering moet daarom altijd gepaard gaan met overdragen van abstracte informatie. Evengoed bij schilderkunst of poëzie als bij muziek.

Ik beweer niet dat deze opmerkingen voeren tot een beter begrijpen van de ontroerende macht van muziek dan datgene wat Dijkgraaf beweert. Maar ze hebben wel een hoger waarheidsgehalte. Dijkgraaf laat de kwestie al gauw rusten en begeeft zich in de traditionele vraagstelling: hoe is het ontstaan van muziek evolutionair te verklaren. Ik ga daar niet op in, want dat levert uitsluitend goedkope fantasieën en sinterklaasverhalen. Interessant wordt het pas weer als de schrijver gaat bespiegelen over wat ons in de toekomst allemaal te wachten staat als vrucht van wetenschappelijk onderzoek: "De komende decennia zullen we veel meer te weten komen over de mechanismen waarmee ons brein kunst ervaart en waardeert". Ja, tenslotte durft Dijkgraaf zelfs te schrijven: "maar uiteindelijk zal ons gevoel voor schoonheid in de hersenen worden gevonden". Zelfs wanneer ooit experimenteel en objectief zou worden vastgesteld dat bij het uitvoeren van deze of gene bepaalde proef met enig onderdeel of gebied van menselijke hersenen zich een (b.v.) schoonheidservaring bij de proefpersoon voordoet, dan is die schoonheidservaring geïdentificeerd met wat tot haar vaststelling voerde (en dat is onjuist, want zij is iets in ons bewustzijn, iets anders dus dan ons brein) of zij is als raadsel ongerept in stand gebleven.

Jan van Bakel, 5 februari 2007

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven