Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes
Wie ik altijd lees wanneer iets van zijn hand mij onder ogen komt is Ger Groot.
Het beste dat ik me - recentelijk - uit de krant van hem herinner is zijn grote
opstel onder de titel De schokkende waarheid over de filosofie van
Alain Badiou (NRC Boeken, 8-9-2006). Ik vermeld dat graag met enige nadruk voordat
ik mij gedwongen zie tot wat kritiek bij wat hij onlangs bood in zijn column
in De Groene Amsterdammer onder de titel Duitse Geest (12-01-07). Ik ben wat
jaartjes leraar Nederlands geweest, maar zo'n tekst had ik toch niet gauw voor
tekstanalyse aan de klas voorgelegd. Of wel, maar dan in een sadistische bui.
Dat Ger Groot moeite doet om iets moeilijk leesbaars te produceren kan ik wel
begrijpen. Hoe kleiner de ijsvloer, hoe eerder de kunstrijder zich
manifesteert. Eigenlijk zou ik de hele tekst hier voor u moeten reproduceren,
maar kijkt u liever
daar. Dat is wel zo betrouwbaar.
Het eerste waar de argeloze lezer tegenaan loopt als tegen een strompelpaaltje
in het bos is in de vierde regel "het Weltmeisterschaft". Dat "het" is zonder
welke taalkundige grond dan ook. "De" of "die" (duits) is het enig denkbare.
Dit om mee te beginnen. Mijn opmerkingen over alle volgende punten zijn het uiteindelijke resultaat
van lange en moeilijke interpretaties op de vierkante centimeter,
want tot een normale voortgang bij het
lezen is het voor mij niet gekomen. Ik snapte het eerst allemaal in de verste verte niet. Dat is
toch al vaak het geval bij de
barokke formuleringen, die Ger Groot waarschijnlijk nastreeft om zich bij zijn dagelijkse
journalistieke werk niet stierlijk te vervelen, maar deze keer was
het allemaal een graadje erger. Een duits graadje, denk ik.
Niet zo'n gewichtig punt is dat de wending "twee
wereldoorlogen voorafgegaan door een Franse invasie in 1870" gewoon fout is, omdat
het taalkundig betekent "een invasie door Fransen". En van Bismarcks jonge natie
zeggen dat zij toonde "een even technisch hoogontwikkelde als agressieve supermacht
te willen" geeft conflict omdat een supermacht een land is.
Maar ziet u nou eens een zin als deze:
Van oudsher getekend door een goedmoedigheid die Mme de Stael gepassioneerd verdedigd had
tegen het napoleontische imperialisme bleek zij (de duitse ziel JvB) zich plots te moeten
bekennen tot een militarisme dat voor Pruisisch doorging.
Het gaat hier kennelijk om verdediging van de duitse goedmoedigheid die nodig was geworden omdat
ze werd bedreigd door napoleontisch imperialisme. Om die goedmoedigheid te handhaven dus.
Maar die duitse ziel ging een andere weg, er ontwikkelde zich in haar militarisme.
Maar wat doet Mme de Stael daarbij? Die had die
goedmoedigheid kennelijk niet door haar invloed of gezag veroorzaakt, want de duitse ziel
was er "van oudsher" door getekend. Is het niet anders dan een demonstratie van eruditie
van de auteur? En dat "Pruisisch"? Ging dat type van militarisme waartoe de duitse
ziel zich bekende al eerder voor Pruisisch door? Dan was het dus feitelijk allang aan de
orde van de dag. Of werd het juist door de nieuwe bekenning tot een Pruisisch verschijnsel?
Dan moet de zin heel anders geformuleerd worden.
En dan ook nog dat "zich moeten bekennen".
Mijn Van Dale noemt het een germanisme en dat is het ook.
"Zich bekennen" moet iets te maken hebben met 'tot een inzicht komen',
maar dat gaat toch niet fatalerwijze? Moeilijk allemaal dus.
Minder problematisch maar wel fout is "moest ze (de duitse ziel JvB) ontzet vaststellen
in staat te zijn gebleken tot (...)". Gebleken aan wie? Aan zichzelf? Dan liever
"geweest" of "geworden" i.p.v. "gebleken". De begrippen 'blijken' en 'vaststellen'
immers overlappen elkaar.
Even problematisch is voor mij de wending verderop
"en ook al dacht hij (de Duitser JvB) er niet over die
(ondelgbare schuld JvB) te verloochenen, daaraan werd hij dagelijks herinnerd".
Moet ik begrijpen: tóch werd hij er dagelijks aan herinnerd? Ik moet aannemen dat de passage
in het ongerede is geraakt, verongelukt op het zinsstreepje misschien, maar in een
barokke tekst als Ger Groot bezig is je voor te schotelen ga je natuurlijk overal
iets gewichtigs achter zoeken. Ik denk dat de zin (beter?) begrijpelijk wordt
als je van het laaste deel maakt "hij werd er dagelijks aan herinnerd".
Maar dan nog begrijp ik niet die voorafgaande wending met "ook al".
Moet dat niet eerder zijn "juist omdat"?
Met uitzondering van de onbegrijpelijke passus
"Een volk zou collectief van minder neurotisch kunnen worden, maar de morele
discipline die Duitsland zichzelf had opgelegd werkte wonderwel"
plaatst de rest van de tekst, vanaf zowat het midden van de eerste kolom,
de lezer voor de zware taak
van het correct associëren van kleine verwijswoordjes als "Hij", "dat", "ze",
"hem", "zijn", "daarvan". Eerst de tweede helft van de eerste
kolom: 31 regels vanaf de problematische volzin waarover ik het had.
Ik zal de nummering van 1 tot 31 gebruiken bij het aanwijzen van de juiste
associaties en mijn bedoeling is natuurlijk u te laten inzien twee dingen:
dat je een gewiekst auteur moet zijn en anderzijds een gewiekste lezer om die verbanden te
kunnen leggen en anderzijds terug te kunnen vinden.
Ziehier. "Ze" in regel 1 wijst natuurlijk naar de "Duitse ziel" van
6 regels hoger op. "Hij" in regel 12 slaat op "de Duitser" van regel 6.
"Zijn" van regel 19 slaat ook op die "Duitser".
Een hele moeilijke is dat woordje "dat" in regel 18-19:
"De geest van Schiller en Goethe was dat in ieder geval niet".
Het is een dingetje om bij een tekstanalyse echt een 10 te verdienen,
maar ik weet niet of ik het zelf wel goed heb als ik suggereer
dat dat is het "in hem gevaren" dat staat in de contekst
"wat er in hem gevaren was toen hij zich in de negentiende eeuw ontwikkelde tot
..." van regel 14-17. En "hij" is hier natuurlijk weer die "Duitser".
In de tweede kolom vind je de identiteiten waarnaar met pronomina en andere
verwijswoorden wordt verwezen tamelijk makkelijk terug.
Maar pas op voor een boobytrap als "daarvan" (zowat midden in de tweede kolom),
dat met 'Duitsland' moet worden geassocieerd, zij het ook dat ik vind dat dat niet kan.
Ik zou me nog kunnen voorstellen dat je in plaats van "breideling daarvan"
zou schrijven "deszelfs breideling". Maar ja.
Wat (ook) nauwelijks door de beugel kan - om het barmhartig uit te drukken -
is de verwijzing naar "breidelingswens" met behulp van "Die roeping".
Hoewel "zijn" in de laatste passage wel kan functioneren onder verwijzing
naar "Europa", dat betekent niet dat er naar kan worden verwezen met
"hij" of "hem" zoals even verder- en hogerop gebeurt.
Maar wat moeten we aan met "daarvan" helemaal op het einde? Het kan gewoonweg
naar niets op correcte wijze verwijzen.
Een moeilijke tekst, dat kun je wel zeggen.
Jan van Bakel, 25 januari 2007
janvanbakel.nl
Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
Terug naar boven