Jan van Bakel



Dromend


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

25 oktober 1985

Wij stapten uit en gingen aan de voorzijde een huis binnen. Het was een vreemd huis, wij kenden het niet. Wij wisten alleen dat we ergens achter het huis moesten komen en dan zouden we vanuit de achtertuin de velden in kunnen lopen om te komen waar we wezen wilden. We liepen een lange gang door en gingen verder door kleine ruimtes: keukens, achterkeukens, berghokken. De tuin waar we uiteindelijk in kwamen was zeer klein met oud opgegroeid gewas en struiken, met gazen en houten schuttingen, dicht afgemaakt en ondoordringbaar. We zochten naar rechts en links, kwamen tenslotte in een andere tuinruimte, meer een achterplaatsje overigens dan een tuin, en vonden toen een plaats waar het gaas laag was en naar beneden getrapt. Daar konden we overheen stappen en kwamen toen in een open ruimte. Er was veel groen, groene hellingen en laagstaand water in diepe kommen. Ik zei: nergens in Nederland is zoveel gelopen als hier. De jongens hoorden dat en keken de ruimte in, een ruimte naar het westen toe. Het herinnerde mij aan de open ruimte in Den Haag, door kaalslag van de duitsers aangelegd tussen het Statenkwartier en de buurt van de Sportlaan in het westen en, meer naar het centrum van de stad toe, de buurt van de Groothertoginnelaan, Beeklaan en Laan van Meerdervoort. Maar ze begrepen eigenlijk niet wat ik met die woorden bedoelde. De westelijke hemel was helder en hoog, vanaf het zenith tot de zeer verre horizon, verweg recht voor ons uit. Ik stond stil en keek de lucht door. Het was een immense koepel met donkerblauwe en lichtgrijze gedeelten. De lichtgrijze partijen hadden de vorm van landkaartdetails: kavels en lijnen en vlakken. Die tekening zette zich voort van grote hoogte tot heel diep op de horizon. Ik kon aan deze lucht geen ster onderscheiden. Wel was er beweging van luchtvaartuigen, maar die kon ik niet zien. We waren ergens naar toe onderweg, maar ik wist eigenlijk niet goed wat en we kwamen er spoedig aan. We gingen binnen en verbaasden ons onmiddellijk over een aantal snel rondvliegende lichamen. Het waren gespierde mannen, circusacrobaten leek het wel. Ze hadden een houding aangenomen met gespreide opgevouwen benen, de voetzolen geplet tegen de andere dij. Ook hun armen waren op ongeveer dezelfde wijze gevouwen, zodat ze een soort iks-vorm hadden. Ze draaiden snel rond, waarbij ze draaiden om de dwarse lichaamsas ter hoogte van hun heupen. De armen en benen waren naakt en zeer gespierd. Door hun snelle draaiing bleven ze in de lucht en legden snel grote afstanden af. Soms kwam zo'n figuur dicht bij waar je stond en bleef, draaiend op de plaats, een tijdje vlakbij in de lucht rondtollen. Ze raakten je dan bijna aan. En dat allemaal in die grote ruimte van dat huis waar we waren binnengegaan. Natuurlijk moesten we kaartjes kopen en een lekkernij voor de kinderen. Er waren veel mensen en het wachten voor de loketten duurde lang. Toen ik eindelijk aan de beurt was zei de mevrouw, toen ik verbaasd was dat ze me niet wilde helpen en het schuifje ging sluiten: om tien over één sluiten we altijd omdat we dan willen eten.

Dat was begin deze week. Ik deed mijn ogen open en zette een aantal details onmiddellijk in mijn geheugen vast om niet weer alles te vergeten. Tenslotte gebeuren die dingen en moeten ze worden opgeschreven. Het zijn de stukken van de realiteit die nergens in de geschiedenisboeken gehonoreerd worden, maar waarom eigenlijk niet?

Jan van Bakel, 30 januari 2008

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven