Jan van Bakel



Sperwer


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

1 januari 1984

Vandaag op deze regenachtige nieuwjaarsdag heeft gedurende een vol uur opzij naast het huis het maal van de sperwer plaats. Zoiets heb ik nooit eerder gezien en ik heb er dan ook al die tijd met ademloze spanning naar staan kijken, voorzichtig in mijn bewegingen achter het raam om de vogel niet te verschrikken. Hij was kleiner dan ik me zou hebben voorgesteld, iets als een houtduif. Bovenop, van kop tot staarrt, egaal zwart-grijs (leikleurig zegt het boekje) met onregelmatige witte vlekken ter grootte van een dubbeltje (hoewel niet rond) en onregelmatig verdeeld over rug en vleugels, eerder meer naar achter toe en zeker niet op de schouders. De poten rank, zonder vedersokken, lichtgelig van kleur, helemaal niets van krachtige klauwen die je bij een roofvogel verwacht. De onderkant, vanaf de keel tot aan de poten, oranje-bruin, een kleur identiek aan die van de droge beukeblaren waar hij tussen zat, met lichte boogvormige streepjes.


Ik zou die kleur niet rossig noemen zoals het boekje doet, maar eerder roestig. En achter de poten een wit achterlijf. Een paar scherpe ogen, waarmee hij na elke pik rondkeek om zich zeker niet te laten verrassen. Toen ik hem voor het eerst zag was hij bezig veertje voor veertje uit te plukken uit de dode merel, die hij kennelijk vlak daarvoor ter plaatse had overvallen. Hij zat buiten vlak onder het grote achterraam op de grond en bevond zich zo maximaal twee meter van mij af, waar ik roerloos van tussen de planten in de vensterbank vandaan stond toe te kijken. Het duurde lang voordat hij aan de bovenkant van de op zijn rug liggende merel, die toen al staartpen voor staartpen zijn pluimage had moeten afstaan, van de borst begon te pikken. Vezeltje voor vezeltje. En ook later vezeltje voor vezeltje van de onderkant, waar de darmen uit het lijf tevoorschijn werden getrokken en voorzichtig ontdaan van alle fiezeltjes die eetbaar waren, maar niet doorboord, laat staan opgegeten. Soms hupte hij half vliegend enkele decimeters verder en verplaatste zich zo in dat uur ongeveer anderhalve meter. Als er mensen over straat voorbijkwamen zat hij scherp op te letten, juist zoals hij ook wel merkte als er een auto voorbijkwam. Maar het joeg hem niet op. Op een bepaald moment zat hij lange tijd roerloos boven op zijn prooi, als was hij bezig zijn eten te verdouwen. Maar zette eindelijk dan toch weer de maaltijd voort. Tot hij zonder aanwijsbare reden plotseling opvloog met zijn buit vast in zijn poten. Waarbij hij even - maar ik zag het maar in een flits - indruk maakte door een brede vleugelslag. En leek toen toch heel wat meer te zijn dan van de grootte van een houtduif.

Jan van Bakel, 2 februari 2008

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven