|
De Dood van het VerckenEen beschouwing
over de lotgevallen van het Instituut Nederlands van de KUN
in de jaren
Universiteitsdrukkerij Nijmegen 1990
|
Waarom is het Vercken aan zijn eind gekomen in de jaren toen o.a. aan de universiteit van Nijmegen de demokratiseringsbeweging om zich heen greep? Dat ik met deze vraag begin betekent dat ik als feestredenaar bij het halve-eeuwfeest een heel ander onderwerp kies dan Heeroma, toen die bij de twintigste verjaardag van het Gilde sprak over de Nijmeegse neerlandistiek.1 De Nijmeegse hoogleraren Van Ginneken, Brom, Molkenboer, Michels, Asselbergs en Weijnen waren zijn aanknopingspunten voor een karakterisering van het wetenschappelijk bedrijf in een omgeving die door de Vercken-leden gestoffeerd werd. Heeroma verkeerde waarschijnlijk in de veronderstelling dat het Vercken niet anders was dan een nest neerlandici, die zijn woorden over het vak en zijn illustere Nijmeegse beoefenaren met glinsterende oogjes en rode oortjes zouden opzuigen. Ik meen dat hij zich vergiste en ik hoop daar nog argumenten voor te geven.
De neerlandistiek in Nijmegen in de periode die ik als aandachtsveld heb gekozen (t.w. 1960 - 1975) is niet mijn onderwerp. Mijn aandacht gaat uit naar ontwikkelingen die met de dood van het Vercken samenhangen. Ik zal mij afvragen of de demokratisering en alles wat daarmee te maken had de dood van het Vercken simpelweg begeleidde, of het die misschien veroorzaakte, of het er soms het gevolg van was ofwel of het die dood gewoonweg was.
Ik wil U een aantal gebeurtenissen in herinnering brengen zoals die vastliggen in een archief dat in mijn bezit is. Dat archief is niet volledig maar het heeft wel een zekere mate van representativiteit voor de bedoelde periode. In een bijlage geef ik daaruit een historisch overzicht maar in mijn uiteenzetting ga ik meer beschouwend en interpreterend te werk. Ik doe niet aan historiografie maar eerder aan essayistiek.
Ergens vroeg in de jaren zestig deden zich aan de Nederlandse universiteiten ontwikkelingen voor van externe demokratisering. In die tijd is de grote uitbreiding van de wetenschappelijke staven begonnen. Hoogleraren trokken medewerkers aan en stoffeerden zo hun stoelen. Voorheen kwamen er natuurlijk ook wel lagere wetenschappelijke ambtenaren voor, maar die werden eigenlijk niet gezien als versieringen van de ordinarius. Als Brom aan Karel Reijnders een briefje van vijfentwintig gaf voor een afgenomen tentamen deed hij dat om diens zelfstandigheid en onafhankelijkheid en allerminst om zijn ondergeschiktheid tot uitdrukking te brengen.
Reijnders is een wetenschappelijk medewerker avant la lettre. Hij hoorde bij niemand. Hij was aangesteld door Michels, werkte ook voor Brom, was onvoldoende taalkundig toegerust naar de ideeën van Weijnen, was voor Asselbergs een vriend en ongespecificeerd kollega, maar zeker niet iemand met wie een strukturele, ambtelijke relatie bestond, en voor Meeuwesse een kraai die door zijn kooi vloog. De sektie Nederlands heeft dan ook nooit precies geweten wat ze met hem aan moest.2 Echte wetenschappelijke medewerkers bij Nederlands zijn voor het eerst aangetrokken door Weijnen en van die tijd dateert ook het maatschappelijk probleem van de plaats en verantwoordelijkheid van de medewerker. Ik hoef natuurlijk niet te onderstrepen dat het probleem van algemene aard was en allerminst tot het Instituut Nederlands in Nijmegen beperkt. De kwestie kreeg voor ons aktualiteit door hetgeen gebeurd was op het Instituut voor Algemene Taalwetenschap in Utrecht na de dood van A.W. de Groot. Geheel afgezien van wat daar precies is voorgevallen ging onder ons het gerucht dat bij die gelegenheid de hele staf was opgedoekt. Een gang van zaken dus zoals bekend uit het Vatikaan, het Kremlin en andere primitieve hiërarchieën. Het heeft ons samengebracht met elders binnen de universiteit opererende medewerkers die streefden naar formele erkenning en inordening in de bestuursstruktuur en het gaat dan om de opkomst van stafkonventen en de diskussies daarover met senaat en kollege van bestuur. Hoewel onze hoogleraren ons eerst hadden laten weten dat zij geen prijs stelden op een diskussie binnen de sektievergadering over taak en verantwoordelijkheid van de medewerker, waren ze daardoor toch bereid over de problematiek te praten, zij het ook op een informele bijeenkomst in de avonduren. Asselbergs vatte toen de konklusies bondig samen met de woorden: Als er op het postkantoor ruzie is tussen de direkteur en de brievenbesteller dan gaat de brievenbesteller weg. De sussende woorden van Meeuwesse leverden alleen hetzelfde op maar met wat meer aplomb.3 Dat was 4 mei 1967, nog volop tijdens het ancien régime, de eerste periode die ik onderscheid binnen het beschreven tijdperk. Binnen deze periode liggen de eerste aanzetten tot interne demokratisering van de universiteit, een langdurig en pijnlijk proces van afbraak van ouderwetse autoritaire strukturen en toestanden.
De demokratiseringsbeweging aan de universiteiten was een zaak van de wetenschappelijke stafleden (de medewerkers) lang voordat ze een zaak van de studenten werd. De beweging van de studenten was echter onvergelijkelijk veel sterker dan die van de staven en overspoelde als een achteropkomende golf alle aktiviteiten van hun voorgangers. De regeling stafoverleg die op 7 oktober 1967 door het kollege van kuratoren werd vastgesteld, heeft dan ook hoegenaamd niet gewerkt. Toch zagen de stafleden, nadat hun "revolutie" was achterhaald door die van de studenten, hun streven naar eigen verantwoordelijkheid voor onderwijs en onderzoek nog grotendeels verwezenlijkt, doordat de beweging van onderop de verschillen tussen grote en kleine bazen tot futiliteiten maakte. Maar ook andersom werkte de ondersteuning. De autoritaire toestanden waar ook de staf onder leed vormden een gunstig klimaat voor de studentenbeweging en brachten veel medewerkers, vaak wat halfslachtig, achter de vaandels en de leuzen. Als er geen rivaliteit had bestaan tussen hoogleraren en medewerkers, zouden de ontwikkelingen een ander verloop hebben gehad.
De tweede periode van demokratisering en diskussie wil ik laten beginnen op het moment dat de wetenschappelijk medewerker voor naamkunde, Piet Tummers, op 28 februari 1969 door de sektievergadering werd voorgesteld als nieuwe senior, opvolger van Weijnen. Op diezelfde dag werd ook besloten een kommissie in te stellen die zou adviseren over de wijze waarop in de besluitvorming van de sektie rekening gehouden moest worden met de mening van de studenten. Let wel, er was nog geen paritair samengestelde sektieraad. Alle leden van de wetenschappelijke staf vormden nog de beleidsbepalende sektievergadering. Eerder, nl. voor het eerst op 20 juni 1968, was er wel een afvaardiging van studenten in de vergadering aanwezig, maar vanaf nu wordt naar een formele erkenning van hun bijdrage gestreefd. De kommissie meningspeiling bracht haar rapport uit in april 1969 en kon natuurlijk niet anders dan adviseren tot een paritair samengestelde raad. Het duurde daarna nog tot 28 oktober 1970 vooraleer zulk een raad ook werd gekozen.
Het voorjaar van 1969, toen het op het instituut Nederlands nog betrekkelijk rustig bleef, was overigens de tijd van de strijd om het medebeslissingsrecht van alle geledingen op alle niveau's, waarvoor in Tilburg en Amsterdam massale bezettingen werden georganiseerd en waaraan de USN in Nijmegen, samen met de ouderwetse senaat, een pittige bijdrage leverde. Het kostte de rector magnificus, Van Wijnbergen, het vertrouwen van een aantal van zijn kollega's. Zelfs nadat hij de studenten openlijk had geaffronteerd met zijn beschuldiging van fascistisch optreden en nadat de senaat het medebeslissingsrecht in beginsel had aanvaard, zag hij zich gedwongen af te treden. Het kollege van kuratoren mocht dan al het groene boekje als uitgangspunt voor verdere diskussie aanvaard hebben, dat belette niet dat de senaat het roer in konservatieve richting wendde en de macht legde in handen van een veilig driemanschap.
Maar bepalen wij ons tot ons eigen instituut. Mijn verhaal is er niet slechts een van perioden, het is er ook een van konflikten. Vijf wel te verstaan en van uiteenlopende lengte. Ik noem ze voor de goede orde vooraf:
Konflikten zijn altijd ontstaan door rigoreuze eisen van de studenten m.b.t. hun studieprogramma. Ze verhevigden zich dramatisch als die eisen in stelling gebracht konden worden bij benoemingsprocedures. Naar de vorm waren het steeds konflikten met het bestuur, gepaard gaande met massale bijeenkomsten, bezettingen en demonstraties onder gelijktijdige beëindiging van samenwerking met de bestuursorganen. Eigenlijk was het eerste konflikt betrekkelijk onschuldig, ook al speelde het zich af in de tijd dat de USN de degens kruiste met de senaat onder Van Wijnbergen in de dagen dat de universitaire werkgroep bestuursstruktuur, met afvaardigingen van kuratoren, van de senaat, van het stafkonvent, van de direktoraten en van de USN, zijn diskussienota klaar maakte.
De strijd om de studie-inhoud ging aanvankelijk om taalkunde, vooral de oude taalkunde van Weijnen en zijn medewerkers die vooral werkzaam waren binnen de NCDN. De relevantie van historische taalkunde, oudgermaans en dialektologie voor toekomstige leraren en taalkundigen leek ten enen male te klein. Later golden de bezwaren ook de staf letterkunde, die immers door het handhaven van de leeslijst binnen het derdejaarsprogramma zich verzette tegen een pre-specialiserend karakter van dat jaar. De studenten wilden zich voorbereiden op de doktoraal-studie en eisten daarvoor een ruime vrijheid. Het liefst hadden ze gezien dat een aantal onderdelen waarvoor de staf Nederlands geen verantwoordelijkheid kon dragen werd binnengebracht in het studieprogramma. De oplossing na jaren strijd was een programma dat slechts 1200 uren vergde (i.p.v. de gebruikelijke 1800), met de "verplichting" voor de studenten om de resterende tijd op te vullen met vrije keuze-items. Mijn persoonlijke ervaring is te gering om een student te kunnen aanwijzen die daarop betrekking hebbende tentamenbriefjes heeft getoond.
De derdejaarskwestie loopt naadloos over in het eerste en tweede benoemingskonflikt. Eigenlijk was het ons enige permanente huisprobleem. Het bestond al in de dagen van het seminar, de belangrijke massadiskussie van 11 tot 17 maart 1970, waarin voorstellen voor verandering van het studieprogramma werden ontworpen. En zij was daar een van de fermenten. Het probleem bleef leven maar ging even schuil in de dagen van het Kongres over literatuur als elite- en als massaverschijnsel in oktober 1970. En het leverde de brandstof voor het eerste grote benoemingskonflikt dat ontstond tijdens de werkzaamheid van de paritair samengestelde (!) kommissie-Meeuwesse, welker stemming staakte bij het zoeken naar kandidaat nummer een in oktober 1971. In die dagen waren de studenten na een tijd van afwezigheid (juist vanwege de derdejaarskwestie!) net op tijd weer in de raad aanwezig om de voordracht zo te wijzigen dat Vanheste, hoewel hij ook volgens hen niet voldeed aan de kriteria 1a en 1b, nummer een stond. Daags daarna treedt het bestuur-Hummelen af. Er zijn geen mensen beschikbaar om de funkties over te nemen en de raad gaat voor lange tijd plat. Hummelens argumenten waren: de studenten werken beurtelings met het samenwerkings- en het konfliktmodel. Verder passen ze blokvorming toe. Ze binden de afgevaardigde studenten door een mandaat, zodat alleen besluiten kunnen vallen die tevoren door de stukom zijn goedgekeurd. De studenten reageren met een kollege-staking onder de leus Als de demokratie dreigt te gaan funktioneren wordt ze afgeschaft. Zo werden er diepe wonden geslagen in de vroeger zo goede verstandhouding tussen staf en studenten.4
De perikelen rond deze benoeming zouden ruimschoots de winter overleven en al die tijd was de sektie zonder bestuur. Wel nam de wetenschappelijke staf zijn verantwoordelijkheden voor het studieprogramma en het onderwijs waar, maar bestuurlijk nam feitelijk de fakulteit de touwtjes in handen. Haar bestuur ook zocht naar een oplossing voor de krisis en organiseerde op 18 april 1972 een gesprek met staf- en student-leden van de sektieraad. Daar namen deze genodigden op voorstel van het fakulteitsbestuur het besluit tot vorming van de Werkgroep Herinstallatie Sektieraad Nederlands. Uitgangspunt voor de onderneming was de wetenschap dat Nuijtens in beginsel bereid was het voorzitterschap op zich te nemen en dat de staf garanties wenste tegen onvoorbereide en/of onuitvoerbare besluitvorming. Het doel was een formule te ontwerpen voor hervatting van de werkzaamheden van de raad op korte termijn, hetgeen bereikt zou zijn als men erin zou slagen de bestuurskrisis op te heffen. Hoe konden de studenten zo gedwee wijken voor de eisen van de staf? Had iemand al beloofd dat de benoeming van Vanheste de zoete beloning zou zijn? Ik vermoed dat de achtergrond gevormd werd door aandrang van de fakulteit in deze richting. Meeuwesse zal betaald hebben en misschien wilde Nuijtens wel profiteren van de gelegenheid om zich, nog wel onder luide toejuichingen, als een De Gaulle te nestelen in het centrum van de macht.
Al op de stafvergadering van 28 april kon de voorzitter van de Werkgroep optimistische geluiden laten horen over de vorderingen en op 25 mei verschijnt het definitieve verslag. Daaruit blijkt dat ook al een bespreking heeft plaatsgehad met de kandidaat-voorzitter Nuijtens. De nieuwe premier en het regeerakkoord.
Het advies van de werkgroep behelsde een voorstel voor een nieuw bestuur en een lijst van prioriteiten waarover op korte termijn beslissingen genomen moesten worden (als eerste het derdejaarsitem literatuursociologie en als tweede de vakature moderne letterkunde). Verder worden een aantal afspraken opgevoerd die een klimaat van vertrouwen moeten bepalen voor samenwerking van de opponerende geledingen, o.a. over de bevoegdheden van het bestuur en over overlegprocedures met alle niveau's. Het is duidelijk dat het werk van de werkgroep van groot belang is geweest. De volwassen geworden partners in de sektie maken ernst van de wijze waarop ze met elkaar omgaan. De onstuimige liefde tot vernieuwing die ze vroeger vaak met elkaar schenen te delen is overgegaan in wederzijds wantrouwen en koel respekt. De staf zoekt zekerheid en rust. De studenten halen hun grote buit binnen en werpen zich op brede theorievorming en dienovereenkomstig dikke marxistische infobuls over taalkunde en onderwijs. Ze verplaatsen de bakens en zoeken naar winst ook in de andere sektor van het vak. De benoeming van Vanheste is verwezenlijkt en dus is taalkunde het volgende slagveld. Nuijtens koncentreert zich op de zaak van het nieuwe ordinariaat Nederlandse taalkunde, mogelijk geworden doordat Weijnen een leeropdracht dialektkunde heeft aanvaard.
Benoemingen van hoogleraren zijn altijd cruciale gebeurtenissen. Ze beslissen voor decennia over wezenlijke zaken wat betreft onderwijs en onderzoek, maar brengen ook aan het licht dat alle autonomie op werkniveau slechts schijn is. Als het er werkelijk op aankomt vallen de beslissingen ergens hogerop. Iedere generatie van stafleden en van studenten (daar is wat dit betreft geen verschil tussen) moet dat een keer ervaren en nooit blijkt de ervaring van de vorige generatie nog voldoende levendig om een waarschuwing te zijn. Dit alles is heel duidelijke aktualiteit geweest vanaf het moment dat de voorzitter in zijn mededelingen van 22 februari 1973 kennis geeft van de mogelijkheid het nieuwe ordinariaat Nederlandse taalkunde te realiseren. Hij merkt op dat het taktisch wenselijk is de naam van de leerstoel niet te veranderen, maar over de interpretatie zullen de vaste kommissie taalkunde en de staf taalkunde zich kunnen beraden. Als Jean Lemmens vraagt wie de taakomschrijving vastlegt is het antwoord dat dit in eerste instantie in de vakgroep aan de orde moet komen (vakgroep is een woord dat in het "regeerakkoord" niet voorkomt), maar de definitieve omschrijving kan er pas komen als de man er is. Op een vraag of het bestuur er bij de vaste kommissie taalkunde op wil aandringen dat zij zich zo spoedig mogelijk zo breed mogelijk oriënteert, wordt gemakkelijk toestemmend geantwoord. Op 22 maart hoort de raad hoe de benoemingskommissie is samengesteld en wordt een profileringskommissie gevormd. Een verzoek om een sektiedebat wordt beleefd geweigerd.
Op 3 mei 1973 treedt het bestuur-Nuijtens af en wordt opgevolgd door het bestuur-Buijnsters. In de eerste vergadering onder verantwoordelijkheid van de nieuwe ploeg wordt het rapport van de benoemingskommissie geagendeerd. De studenten, aan wie al vertrouwelijk om medewerking was gevraagd voor een voorspoedige afhandeling, zijn verrast als ze merken dat ze ook moeten instemmen met de gewenste volgorde van de twee kandidaten. Ze hadden liever een kandidaat "van binnen" gehad, niet om positieve redenen maar om een daardoor opnieuw ontstaande vakature te kunnen vullen met een progressief staflid. Ze voelen zich overrompeld door de legendarisch geworden garanties van Nuijtens voor afstudeermogelijkheden op het terrein van de sociolinguïstiek. Het voorstel wordt gesteund en de benoeming van Van den Toorn kan zonder moeilijkheden doorgang vinden. De nieuwe hoogleraar zal net op tijd aankomen (hij wordt in de sektieraad verwelkomd op 7 februari 1974) om het begin van het grootste konflikt mee te maken dat de sektie ooit heeft gekend. Hoe dat konflikt mede volgde uit de verwikkelingen rond zijn eigen benoeming heeft hij daarna in de bittere werkelijkheid moeten ervaren.
De garanties van Nuijtens markeren de overgang naar een derde tijdperk, dat van de strijd. Vanaf nu zal het studentenprotest geen enkel positief resultaat meer boeken. Maar daaraan moet toegevoegd: van nu af zijn het nederlagen voor alle betrokkenen. Die garanties en de wijze waarop ze niet funktioneerden waren ook de diepere oorzaak misschien niet van het konflikt zelf rond de vakature letterkunde in 1974, waardoor de hele universiteit en zelfs op meerdere dagen de hele stad overhoop ging, maar zeker wel van zijn extreme hevigheid en de verbittering waarmee het werd uitgevochten.
In de sektieraadsvergadering van 25 oktober 1973 luidt agendapunt 8: Bestemming personeelsplaats wetenschappelijk medewerker. De notulen laten zien dat er al uitgebreide diskussies zijn geweest tussen studenten en staf taalkunde over de richting die het taalkundebeleid moet nemen, maar blijkbaar met gering resultaat. De staf moet nog een stuk produceren over dat beleid, maar dat komt pas in december.5 De studenten willen nu iemand voor materialistische taalkunde. Nuijtens merkt op dat die nieuwe richting voor een groot deel mogelijk is maar dat die nooit aan een man kan worden opgehangen. In de diskussie in de raad wordt gespeeld met de mogelijkheid de vakature alsnog aan letterkunde toe te kennen. Na een stemming die staakt bij 10-10 en een schorsing gaat de vakature door een besluit van de voorzitter naar letterkunde. De benoemingskommissie wordt gevormd door: Meeuwesse, Vekeman, Vanheste, Vleerlaag en Van Veldhoven. De studenten drukken hun afkeuring van het gevoerde beleid uit in een motie die met 8 tegen 6 stemmen wordt aangenomen.6 De teerling is geworpen. Er is ditmaal zeer zwaar weer op til.
Maar de benoemingskommissie in haar gevaarlijke samenstelling gaat aan het werk. Buijnsters had gegokt: als deze kommissie zou adviseren op een wijze waardoor werkelijk rekening werd gehouden met de noden bij moderne letterkunde - en dat mòest nu toch wel bij alles wat ongedaan was gebleven door de benoeming van Vanheste - zou de polarisatie in een klap uit de wereld zijn. Aanvankelijk heerste er in de kommissie betrekkelijke eensgezindheid, maar toen de kandidaten zich meldden liep alles grondig mis. Eén van hen, Drs. M. v. N., was als politiek gemotiveerde een zo aantrekkelijk figuur dat minstens de interpretatie van de kriteria grondig veranderde. De staf letterkunde kan zich daarmee niet verenigen. Buijnsters brengt de zaak in de stafvergadering van 21 januari 1974 en vindt steun voor het idee de kommissie te vragen haar mandaat terug te geven. Maar met pijn en in elk geval zonder medewerking van Vanheste. In het bestuur wordt daarna de zaak beklonken, zij het zonder instemming van de twee studenten, José Meeuwenoord en Ria Haentjes: de kommissie wordt gedechargeerd en er wordt een nieuwe ingesteld. Op de sektieraadsvergadering van 7 februari barst de bom na een chaotische diskussie: de studenten haken af en verlaten de zaal. Een ultimatum volgt op 12 februari met de eis de benoeming van A. alsnog te realiseren. Het bestuur kan zich melden bij kamer 4.18. Dat gebeurt natuurlijk niet en op 13 februari zijn de tweede en vierde verdieping van het Erasmusgebouw bezet.
Het voert tever de geschiedenis van deze grote bezetting, die op 22 februari werd beëindigd omdat kandidaat A. zich terugtrok en op 19 maart werd hervat om daarna, geleidelijk eskalerend en met het nieuwe aktiepunt van de politieke disciplinering door de maatregelen bij Nederlands, voort te duren tot 10 april (woensdag vóór Pasen) uitputtend te beschrijven. Het kwam zover dat de landelijke pers en zelfs de CPN er zich mee bemoeide. De akties raakten de hele universiteit en ook de stad Nijmegen heeft de onrust aan den lijve meebeleefd. Zo is het een gebeurtenis geworden die ook buiten universitaire archieven om nagetrokken kan worden.7 Ik volsta met de konstatering dat tegen Pasen, toen iedereen naar huis wilde, door de oppositie een opening werd gezocht, zij het niet in de lijn die de voorzitter van de sektie een paar dagen eerder had gesuggereerd. Als het bestuur van Nederlands duidelijk antwoord zou geven op acht vragen van het Aktiekomité zouden de bezettingen worden opgeschort.8 Wie de vragen van het aktiekomitee na zestien jaar leest kan zich werkelijk niet meer voorstellen dat voor zulke kwesties een student nederlands in ernst kon zeggen dat hij nooit had gedacht te zullen kunnen schieten maar dat hij het nou kon! Na een uitvoerige diskussie in de openbare sektieraadsvergadering van 25 april werd gekonkludeerd dat de antwoorden duidelijk waren. Je gelòòft het niet. En de bezetting eindigde zonder enig ander resultaat dan chaos en desillusie. Het fakulteitsbestuur onder voorzitterschap van J. Nuchelmans heeft zich de rest van het studiejaar beziggehouden met het zoeken naar oplossingen voor de puinhoop bij Nederlands. Er moet een archief bestaan waar de antwoorden van een enquête berusten, gehouden onder alle leden van de sektie. In september treedt van Bakel af als beheerder, Hummelen als sekretaris. Van den Toorn neemt beide funkties over. In de raadsvergadering van 26 september wordt het benoemingsrapport behandeld van een fakultaire kommissie. De benoeming van Raat en Bakker is het resultaat.
Nuijtens, die bij het uitbreken van het konflikt zich al in de luwte bevond en later lange tijd met ziekteverlof was, trad nauwelijks nog in de openbaarheid. Er klonk wat laat gerommel rond zijn persoon, veroorzaakt door onvrede binnen de staf taalkunde over zijn houding. Nog een keer zou hij een belangrijke rol spelen, zij het achter de schermen, nl. in het konflikt dat zich in mei 1975 aankondigde rond de vakature taalbeheersing. De studenten streden voor het laatst voor wat zij zagen als een verbetering: de benoeming van een links, sterk politiek gemotiveerd staflid. De benoemingskommissie bracht een advies uit dat door de oppositie werd toegejuicht, de sektieraad leidde het door, de fakulteitsraad keurde het goed, maar de benoeming werd na lang dralen en manoevreren van de burokratie uiteindelijk niet gerealiseerd. De affaire hield ons bezig van mei 1975 tot augustus 1976.
En plotseling breekt dan een nieuw tijdperk aan. Of misschien wàs er al een nieuw tijdperk aangebroken toen de studenten, hoewel zeer beledigd en gefrustreerd, zich uitermate gereserveerd bleven gedragen tijdens de laatste zware kwestie. Ze verlieten weer wel de sektieraad, maar hun macht en misschien ook hun moed was gebroken. In elk geval is vanaf 1976 de periode van de revolutionaire beweging voorbij. De eerste publikatie van de SON ( Studenten Organisatie Nederlands) is een infobul spesjaal, maar in de Historische Achtergronden van de SON wordt gesproken van een afscheid en van een kompleet isolement van de Stukom, waarin men geen perspektief meer ziet. De nieuwe woordvoerders belijden nog wel het socialisme maar ze keren terug tot de eigen problemen met de studie. Latere onrust heeft heel andere achtergronden dan vroeger. Het zal niet meer gaan om politieke idealen maar louter nog om zekerheid voor de steeds meer maatschappelijk bedreigde student. De tijd van de rode vlaggen is voorbij. Van nu af wijkt bezieling voor routine en emotie voor organisatie.
Ik keer terug tot mijn vraag van het begin: hoe staat het met het Gilde Achter 't Vercken temidden van alle rampspoed? Ik breng U in herinnering dat het Gilde is opgericht op 14 november 1940. Op 21 november 1945 werd het erkend als "onderafdeeling van het Nijmeegsch Studenten-Corps in het kader der faculteitsvereeniging".9 Wat van meet af aan opvalt is dat het afwijkt van alle andere vergelijkbare groepen en groepjes binnen korps en sociëteit. Anti-autoritair waren er misschien wel meer maar temidden van de Karolingisch-Roomsche cocktail van Excalibur, Roland, Radboud, Vox Carolina, het embleem Keizer Karel met kroon, scepter, wereldbol en mantel, gezeten op een troon, de zinspreuk Enisus arces attigit igneas, paladijnen, Illustrissimus, Les dames de Cour de Charlemagne, Durendal, Parcival, Elegast... was het Vercken anders, totaal en principiëel. Het Gilde vormde een bende vaganten van bijna uitsluitend obskure individualisten. Een serieus maatschappelijk standpunt was er niet te vinden. Ernstige studiehoofden in hun midden wekten altijd nog associaties met Don-Quichotterie. Op voordans-kolleges bij Brom werden soms schertsuiteenzettingen gehouden en het was bijna onmogelijk om niet ook de ernstige professor als onderdeel van die scherts te zien. De distantie van de wetenschappelijke omgeving drukte zich symbolisch uit door de unieke traditie van het schertskollege.
Is hiermee, althans volgens mijn opvatting, het wezenlijke gezegd over het karakter van het Gilde, het kan wel de vraag zijn hoe zich dat anti-autoritaire verhoudt tot dat van de studentenbeweging. Ook de studentenoppositie was hevig gekant tegen machtskaders en -posities. Wat is dan het onderscheid? Natuurlijk ligt dat in de politieke vertaling en het maatschappelijk verzet. De studentenoppositie haalde de nieuwe autoriteit al links binnen voordat de oude rechts was buitengetrapt. Het Gilde aanbidt geen enkel gezag. Het is te wijs om er een ernstig te nemen en te gaan bestrijden. Het Gilde is non-konformistisch maar allerminst strijdlustig. Zijn enige wapen is zijn glimlach. Daarom is het ook niet te verwonderen dat het in de loop van de periode die ik kort heb geschetst verandert van een nog wel ernstig genomen groep van zonderlingen die men geleidelijk wat over het hoofd is gaan zien tot een werkelijk volslagen onbekende grootheid. Op 3 oktober 1967 belooft Weijnen de eerstejaars te attenderen op het bestaan van het Gilde. Wat een aanmatiging eigenlijk, en dat nog wel van een oud-Vercken. Ik heb de tijden nog gekend dat hoogleraren blij geweest zouden zijn met het omgekeerde. De rol van Het Gilde in oktober 1970 bij het roemruchte Kongres lijkt haast een verzinsel maar behoort tot de historische werkelijkheid. Toch lijkt het erop dat het Vercken er eigenlijk al sprakeloos en onbegrijpend bij stond toe te zien. Het is niet zonder symbolische betekenis dat de trotse naam van Gilde achter `t Vercken als aanduiding van de organisatoren ontbrak. De uitnoding van 21 oktober spreekt slechts over de vereniging van Neerlandici te Nijmegen. De kongreskommissie zal zeker op legale wijze door het Gilde ingesteld zijn, maar ik kies voor de theorie dat het dit besluit was waardoor de vereniging ter ziele ging.10 En overduidelijk is dat het later eenvoudig niet meer bestaat. Als de Studenten Organisatie Nederlands haar eerste publikatie onder deze naam levert in 1976, vindt men daarin geen enkele verwijzing meer naar een Gilde Achter 't Vercken.
Ik konkludeer daarom dat het Gilde nog een relevante grootheid was in de vroege jaren zestig, dat het inhoudelijk niets had uit te staan met het Kongres, dat het daaraan juist kwam te sterven, dat het met zijn aard en karakter afwezig was bij het studentenoproer van 1971, en dat het met lichaam, geest en ziel spoorloos is verdwenen wanneer de humorloze ideologische unverfrorenheit en het geweld van de beweging van voorjaar 1974 aan de orde is.
In mijn visie is het Gilde de belichaming van het ideaal der onmaatschappelijkheid. Onmaatschappelijkheid, niet als een ondeugd, zoals ze gezien wordt door filisters en fatsoensrakkers, hoe ook door hun sociale status verhuld, maar als principiëel standpunt van individualisme en vrijheid, voortkomend uit het besef dat alle binding tot verblinding en afstomping voert. Het tegengestelde dus van alles wat in de studentenrevolte tot uitdrukking kwam. Daar ziet men wat oorspronkelijk een maatschappelijk ideaal geweest kan zijn ten-onder gaan in dogmatisme, dodelijk verderf zelfs als men voor edele doeleinden zegt te vechten. Wereldverbeteraar, betweter, gelijkhebber, dogmaticus, dat zijn de bekende verschijningsvormen van de drager van maatschappelijke idealen. En dogmatisme ligt vlak bij totalitarisme. Dat zelfs bij de leiders van de studentenrevolte het geweten kan knagen blijkt uit het incident bij verwijzing naar facistische methoden - Van Wijnbergen maakte zich daaraan schuldig waarna hij ruzie kreeg met de Unie (USN) van Boekraad, Sips en Van Nieuwstadt - en uit het luide krakeel dat ontstond toen iemand in maart 1974 op een muur dorst schrijven dat Hitler ook een socialist was. Alles wat ik weet van het Vercken en alles wat het representeert is onverenigbaar met en daarom geheel afwezig bij dat alles waartoe de studentenrevolte binnen enkele jaren na haar ontstaan is vervallen: dogmatisme en geweld. Het wordt alles versierd met dikke infobuls, vol onoorspronkelijkheid, gebrek aan kritische reflexie, en ontmoedigende herkauwingen van dogmata. Zoek de tegendelen en u vindt de geest van het Vercken. Maar treur om de eenvoudige zielen, de zoekers naar autoriteit en dogma, die willen schuilen bij een gezag. Herken ze uit de mond van Theun de Vries die zich in de kaart laat kijken met zijn uitspraken: ik heb me altijd graag gekoesterd in zo'n grote groepering van gelijkgezinde mensen als de partij; ik wilde bij een sterke, indrukwekkende groep horen.11 Dogmatisme is het voorrecht van een geknechte geest.
Toch is er een gedachte die ik niet onuitgesproken kan laten: waarom zijn wij met ons allen niet in staat geweest de geest van dat Vercken die ik nou zo verheerlijk - en die natuurlijk niets anders is dan gewoon gezond verstand en eerbied voor de mening van anderen - te laten spreken? Zou de waanzin niet vanzelf gezwegen hebben, hadden wij dat met overtuiging en bescheidenheid gedaan? En dan ook maar een tweede: waarom is de organisatie van de universiteit in haar sektie Nederlands - om ons daartoe te beperken - niet in staat geweest tot het enige waartoe zij dient: een machtsvrije diskussie? Er is immers ook aan haar kant veel verschrikkelijks gebeurd. Of mag zij zich exkuseren omdat zij heeft gestaan tegenover zeer extreme denkers en doeners?
Mijn laatste vraag is minder retorisch: zou het mogelijk zijn dat de geest van het Vercken herleeft binnen de huidige universitaire wereld...? Ik zie U al glimlachen. Helaas, alles is onherroepelijk verleden geworden. Hoe zou men de huidige universiteit kunnen vergelijken met dat wat in de besproken jaren aan sommigen voor ogen heeft gestaan? Van demokratie, laat staan beslissingsmacht aan de basis, is in de verste verte geen sprake. Er bestaat wel een U-raad, een fakulteitsraad misschien, maar voor de sektieraad hebben we de vakgroep gekregen. Daarvan zijn we allemaal lid. Natuurlijk alleen maar omdat er niets meer te beslissen valt. Het VF-programma is onze laatste dobber. In de toekomst zullen we excellent onderzoek moeten doen of we gaan om zeep. Alles wordt gedirigeerd door hoge abstrakte organen van centers of excellence of hoe het allemaal mag heten. Alle kriteria zijn hoog en ver weg vastgesteld. De norm is de markt. De marges zijn smal. Vrijheid van handelen is er voor niemand, eenvoudig al niet omdat de burokratie er geen tijd voor laat. Vrije wetenschap is een illusie, misschien zelfs een verdoemd onkruid. En de student? Vrijheid van studie is kleiner dan je strippenkaart. Studiepunten en modules is alles wat er te koop is. Hij is vervreemd van zichzelf, draagt een kolbertje, scoort zijn punten en wacht, als hij zich niet rücksichtslos onderwerpt, op zijn uitkering. U weet het zo goed als ik: in onze vrije wereld is geen plaats meer voor onmaatschappelijkheid. Daarom is de balans negatief. De studentenrevolte was iets voordat zij in dogmatisme onderging. Ze was een illusie in zoverre zij naar verandering streefde, een intellektuele dwaling door haar dogmatisme en liep tenslotte uit op knechting van mensen. Het meest positieve dat ervan te zeggen valt is misschien nog dat zij feitelijk de karikaturale mislukking was van in oorsprong een poging om de vrijheid van de geest te redden bij de dreigende dageraad van de no-nonsense-beschaving waarin we thans leven maar die zich al aankondigde in het rapport-Maris, de nota-Posthumus, het McKinsey-project, en zoveel andere tekenen aan de wand in de late jaren zestig en de vroege jaren zeventig. De geest van het Vercken was niet verenigbaar met strijd voor maatschappelijke idealen, nog minder met het dogmatisme waarmee die strijd hier gevoerd werd, maar misschien nog het minst met de geestdodende burokratie waartegen hij gericht was. En deze laatste heeft gewonnen. Daarom ziet het Vercken vandaag Abraham niet. Het Vercken is dood. Het ruste in vrede.
Jan van Bakel - Nijmegen, 3 november 1990.
Ik wijs erop, dat nergens gebruik wordt gemaakt van vertrouwelijke informatie. Alles wat hier te lezen is kon op enig moment in het verleden gelezen worden in stukken die om het even wie in de sektie Nederlands op legale wijze in handen kon krijgen.
25 jan 1964: Brief van stafleden aan de professoren Asselbergs, Weijnen en Meeuwesse over de positie van de wetenschappelijke medewerkers o.a. met het oog op het nieuwe bestuursreglement van de universiteit.
6 febr 1964: De kwestie wordt verplaatst naar de wetenschappelijke staf van de KU wegens weigering van de hoogleraren om het punt op de agenda van de sektievergadering te plaatsen.
4 mei 1964: Alsnog een vergadering met de hoogleraren over de kwestie, zij het informeel en in de avonduren. De vergelijking van de postdirekteur en de brievenbesteller.
Voorjaar 1964: Eerste organisatorische kwesties: de studieduur, een propedeutisch tentamen, de geldigheidsduur van tentamina.
December 1964: Probleem van skriptiebegeleiding; examinatoren stellen zich onafhankelijk op tegenover de sektievergadering. Wat betekent eigenlijk een uitspraak van de sektievergadering voor een lid van de examenkommissie?
3 mei 1965: Memorandum van de studiekommissie, bestaande uit studenten in de Nederlandse taal- en letterkunde te Nijmegen, inzake studietijdverkorting. (Mej. H.F.M. Willems, M. van Gils, P. van Sterkenburg) "De kommissie spreekt alleen namens zichzelf en is er bij voorbeeld niet geheel zeker van, of zij dezelfde opinies heeft als bestuur en leden van het Gilde Achter 't Vercken.'' De sektie reageert afhoudend.
25 april 1966: Studiekommissie ingesteld door de sektie: een eerstejaars, een tweedejaars, een derdejaars, drie kandidaten, een veretegenwoordiger van het bestuur van het Gilde Achter 't Vercken. Daarnaast een studieraad: overlegorgaan wetenschappelijke staf en (een vertegenwoordiging van de) studiekommissie.
24 mei 1966: Aan alle universiteiten organiseren zich de wetenschappelijke staven. Exkursie I.A.O. (interakademiaal overleg van staven) in Nijmegen.
16 dec 1966: De studiekommissie: Irene Meeuws, Th. Springorum en F.J.M. Jansen.
September 1967: Verhuizing naar Stella Maris, Van Schaeck-Mathonsingel 4.
3 okt 1967: De sektie Nederlands ontvangt een brief van de voorzitter van het Gilde. Weijnen deelt mee, dat hij de eerstejaars studenten zal attenderen op het bestaan van het Gilde.
7 okt 1967: Het Kollege van Kuratoren stelt de Regeling Stafoverleg vast. Er is per fakulteit een fakulteitsstaf welke de fakulteit desgevraagd of eigener beweging van advies dient. De leden van de fakulteitsstaven vormen tezamen het stafkonvent.
2 april 1968: Eerste vergadering bestuur Stafkonvent. Lansink voorzitter, Struycken sekretaris.
1968: Universiteit en Onderneming - een analyse van het rapport Maris, H.C. Boekraad, M.J. van Nieuwstadt, T. Regtien, H. Sips; uitgave van de Unie van Studenten te Nijmegen.
29 mei 1968: De examenbevoegdheid van medewerkers blijkt een probleem. Wie beoordeelt de skriptie, wie begeleidt de studie, wie is verantwoordelijk, wie neemt het examen af?
20 juni 1968: Memo van de student-afvaardiging in de sektievergadering (eerste vermelding in het archief). "De vergadering wordt vanmiddag voortgezet in verband met de komst van de studenten.'' (Hopman, Diekstra, Elsten, Eymans, Kolle, Schils, Springorum, Walraven, Welschen en Mej. Meeuws). Vooral diskussie over examenbevoegdheid en skriptiebegeleiding door stafleden niet-hoogleraren.
27 juli 1968: Overlijden van Prof. Dr. W.J.M.A. Asselbergs.
19 sept 1968: Lektor Nuijtens schrijft aan de senior zijn kolleges niet te kunnen hervatten "zonder de stellige zekerheid dat (z)ijn lektoraat per 1 januari 1969 omgezet wordt in een ordinariaat''. De senior zegt toe ervoor te zullen zorgen dat er bij de minister op spoed wordt aangedrongen.
Oktober 1968: Vakature Asselbergs. Docentschap Reijnders (22-10-68, 18-11-68). Voorbereidingen Talengebouw. Theo Walraven sekretaris van de sektie. NCDN versus Nederlands.
Oktober 1968: Aantekeningen voor een Radenuniversiteit, H.C. Boekraad en M.J. van Nieuwstadt. Uitgave van de Nederlandse Studentenraad.
31 okt 1968: Discussienota Werkgroep Bestuursstructuur, KU Nijmegen. Samenstelling van de kommissie: De van der Schueren, Hageman, Goossens, Kremers, Vendrik, Van Wijnbergen, Van Bakel, Lansink, Stafleu, De Leeuw, Boekraad, Van Nieuwstadt, Sips, Hompe (sekretaris). De nota werd wel het groene boekje genoemd. Het latere bruine boekje, een redressering van het groene, ontbreekt in het archief.
5 nov 1968: Sektievergadering. Diskussie over samenstelling en werkwijze van de (fakultaire) benoemingskommissie vakature-Asselbergs. Bij de rondvraag: "De vergadering gaat ermee akkoord dat er op 14 november, de dag van de kollegestaking, een sektiedebat wordt gehouden''. Wellicht i.v.m. de perikelen rond de vakature-Asselbergs. Geen verdere dokumentatie hierover.
Januari 1969: Informatiebulletin 8.12 De kosten van de studenten-advertenties voor de vakature-Asselbergs belopen f 572.44.
16 jan 1969: Een krisis in de sektievergadering: het is voor de studenten niet meer aanvaardbaar aan de vergaderingen deel te nemen voordat de samenstelling, de bevoegdheden en de wijze van besluitvorming zijn vastgelegd.
22 jan 1969: Aanvaring tussen de staf van de fakulteit der letteren (bestuur Van Bakel en Schrijner) en het bestuur van de fakulteit (Weijnen, Weiler). Het stafbestuur is ongenodigd ter fakulteitsvergadering aanwezig. De voorzitter weigert in hun tegenwoordigheid de vergadering te openen. Alle stafaktiviteiten op fakulteitsniveau worden onderbroken, o.a. de deelneming in het overleg over het nieuwe talengebouw.
Februari 1969: Informatiebulletin 9 met o.a. Vakature-perikelen rond de vakature-Asselbergs.
28 febr 1969: Tummers voorgesteld als senior. De reglementen verzetten zich tegen de benoeming van een niet-hoogleraar. Instelling kommissie meningspeiling: Mej. Ter Brake, Van Bakel, Meeuwesse, Stassen, Tummers. Haar taak is te adviseren over de wijze waarop de mening van de studenten invloed moet hebben op de besluitvorming in de sektieraad.
Maart 1969: Informatiebulletin 11.
Maart 1969: De derdejaarskwestie steekt op. Op zeer lange termijn (studiejaar 1972-1973) zal eruit resulteren een studieprogramma met zes keuze-items met een gezamenlijke zwaarte van 1200 uur.
23 april 1969: De sektievergadering spreekt zich uit voor beleidskeuze op basis van pariteit tussen studenten en wetenschappelijk korps.
April 1969: Informatiebulletin met informatie over de sektie: docenten, de studie, de bestuursvorm. Ook iets over het Gilde.
April 1969: Informatiebulletin 12. Hierin o.a. het verslag van de kommissie Meningspeiling. Haar uitgangspunt was een oude uitspraak van de (niet paritaire!) sektievergadering: 1. het beleid van de sektie Nederlands wordt bepaald door de sektievergadering; 2. in de sektievergadering zijn de meningen van de leden van het wetenschappelijk korps van gelijk gewicht; 3. de mening van de studenten is medebeslissend t.a.v. het beleid. De kommissie adviseert tot een paritaire sektievergadering. De studenten van de kommissie pleiten voor een sektieraad die gebaseerd is op vakgroepen.
25 april 1969: NUB meldt dat de USN hevig verontwaardigd is over de opmerking van de rector magnificus Van Wijnbergen als zou het optreden van het grootste deel van de studenten in de zaal ( bij het kongres Universiteit en Ontwikkelingssamenwerking; JvB) fascistisch zijn. Voor de tweede maal dit jaar.
28 april 1969: Katholieke Hogeschool Tilburg bezet door Links Front. Aktiepunt: medebeslissingsrecht op alle niveau's.
7 mei 1969: Aula bezet wegens incident tussen USN en Van Wijnbergen over facistische methoden. Het besluit valt met 707 tegen 288 stemmen.
14 mei 1969: Aula van de Universiteit van Amsterdam bezet.
16 mei 1969: Maagdenhuis bezet door 650 studenten.
19 mei 1969: In een openbare vergadering aksepteert de senaat van de KU het beginsel van medebeslissingsrecht van alle geledingen op alle niveau's.
22 mei 1969: Het kollege van kuratoren aanvaardt het groene boekje als uitgangspunt voor verdere diskussie.
Juni 1969: Informatiebulletin Jaargang 2 no 1. Verkiezingen - Mandaat van de nieuwe Stukom (31 punten).
6 juni 1969: LINK maakt, geprovoceerd door de wazen van de geheimzinnigheid, de benoeming bekend van Dr W.M.H. Hummelen als opvolger van wijlen Dr. W.J.M.A. Asselbergs.
16 juni 1969: Van Wijnbergen treedt terug als rector n.a.v. kritiek van de zijde van een aantal hoogleraren. De senaat stelt een rectoraat in van drie personen: Van der Grinten, Kuypers, Brenninkmeyer.
25 sept 1969: Eerste vergadering van de fakulteitsraad Letteren. Gekozen wordt het bestuur A. Weiler voorzitter, J. Bogaers vice-voorzitter en de leden N. Poulussen en H.J. Hopman.
17 nov 1969: De tweedejaars Neerlandici kritiseren het studieprogramma van hun jaar. Zij eisen een basisprogramma en verwerpen alles wat naar specialisme neigt.
18 nov 1969: De fakulteit wenst o.a. een ordinariaat dialektkunde. Indirekt is dat ook een vakature voor een hoogleraar in de sektie Nederlands.
28 nov 1969: De sektievergadering neemt een huishoudelijk reglement aan dat voorziet in de instelling van een sektieraad.
December 1969: Informatiebulletin met o.a. een ontwerp-mandaat voor de studenten-afvaardiging naar de sektieraad.
10 dec 1969: Studentendebat over een mandaat voor de afvaardiging in de sektieraad.
12 dec 1969: Sektiedebat over de inhoud van de Neerlandistiek. Het projektendebat. Nuijtens: Gaat dit debat nu over projektonderwijs of moet ik ergens anders zijn? Zie Projektiel 1, Diskussiestukken voor het Projektendebat.
19 dec 1969: Nieuw bestuur van de sektie: W. Hummelen vrz., G. v.d. Lely sekr. Kommissie voorbereiding Seminar voorgesteld: G. van Eyndhoven, A. van Hoof, Th. Janssen, E. Nuijtens, H. Vleerlaag en C. van de Watering.
13 febr 1970: Decharge van de kommissie Meningspeiling. Haar rapport verscheen in Informatiebulletin 12 van april 1969.
Organisatie van het Seminar: 11, 12, 13, 16 en 17 mrt 1970. (Vgl. 19 december 1969). Het Seminar legt de basis voor het latere zgn. KUS-programma. Het Informatiebulletin krijgt als redaktie: Trudy ter Brake, Theo Janssen, Harrie Vleerlaag.
27 febr 1970: C.O.L.-opleidingen in diskussie. (De latere lerarenopleidingen, aanvankelijk onderworpen aan samenwerking met en toezicht van de universiteiten).
9 mrt 1970: Prof. Dr. J.F. Staal geeft gastkolleges over De Huidige stand van de generatieve grammatika en Taalfilosofie in de V.S.
April 1970: Informatiebulletin No. 1 Seminar (met Jean Rouwet op zijn stokpaardje op de cover). Het Informatiebulletin berust op de informatieplicht van de sektieraad. De redaktie is verplicht berichten van de sektieraad op te nemen maar is overigens onafhankelijk. Intervjoew met Dhr. Nuijtens over het Seminar. K. Meeuwesse, Een paar notities bij de diskussie in de sektie Doktoraal Letterkunde. Intervjoew met Godfried van Eyndhoven. Deze over het Seminar: Vrijblijvende praatweek. Over tot de orde van de dag.
Mei 1970: Informatiebulletin No. 2 (omslag met The Dutch Swing College Dictie Kids: Nuijtens, Reijnders, Van Bakel).
28/29 mei 1970: Kommissie nieuwe Kandidaatsstudie ingesteld zoals voorgesteld op 17 april 1970: de studenten de dames Ter Brake en Huls en de heren T. Heijmans, Jaspers, Van der Lely en Walraven; de stafleden Van Bakel, J. Heymans, Hummelen, Janssen en Van de Watering. Deze kommissie heet later de KUS-kommissie (Kommissie Uitwerking Seminar). Zij zal vóór 15 november 1970 een tussenrapport moeten produceren.
De lustrumkommissie van 't Vercken verzoekt de sektieraad om medewerking m.b.t. het 6e lustrum van het Gilde; de viering valt in de periode van 7 tot 13 oktober en van 28 tot 30 oktober. Gedacht wordt aan uitvallen van kolleges.
Juni 1970: Informatiebulletin No. 3. De reis naar Parijs bij het lustrum van het Gilde. W.I. Lenin, Partijorganisatie en partijliteratuur. (Vanwege zijn honderdste verjaardag).
September (?) 1970: INFO-BUL N. 1 (met een cover: voor de eer-ste-jaars om zel-lef te kleu-ren). "Dit bulletin is wat ons betreft het laatste dat we in de huidige vorm uitgeven.'' Marja Quik: "Bent U al lid van het Gilde?'' Harrie Vleerlaag, Wat gebeurde er met de oppositie?
25 sept 1970: Plenaire Sektievergadering nieuwe stijl, konform het nieuwe bestuursreglement. Uitgenodigd zijn alle leden van de sektie Nederlands, alle studenten en overig en wetenschappelijk personeel (?). Agenda o.a. verkiezingen sektieraad. (Zullen plaatshebben in oktober).
9 okt 1970: Aanvrage lektoraten: voor 1975 lektoraat woordgeschiedenis, voor 1976 lektoraal middeleeuwse letterkunde (nooit gerealiseerd); persoonlijke lektoraten historische syntaxis (Van Bakel 1975) en letterkunde 19e eeuw (nooit gerealiseerd). Verkiezingskommissie ingesteld: Blaauw, Extra en Van der Lely.
26 okt 1970: Eerste Informatiebulletin nieuwe stijl. Kopij bij Theo Janssen, kamer 205. Openbare redaktievergadering iedere woensdag.
29 en 30 okt 1970: Kongres Literatuur als elite- en als massaverschijnsel. Georganiseerd door "De vereniging van Neerlandici te Nijmegen''. Sprekers: Prof. Dr. Marcel Janssens (Leuven), Rein Bloem (Amsterdam), P. Hagers (Bruna & Zoon NV Utrecht), Jan Eyking (Voorburg), Theun de Vries (Amsterdam), Daniel Robberechts (Everbeek, België), Dr. Helmuth Lethen (West-Berlijn), Dr. Erasmus Schröfer (Rodenkirchen, BRD), Drs. Michel van Nieuwstadt (Nijmegen). Kongreskommissie: Ben Geuzendam, Dick Gilsing, Tinus Heijmans, Toine Koops).
28 okt 1970: Uitslag verkiezingen sektieraad bekendgemaakt. Samenstelling: 6 leden uit het wetenschappelijk korps en 6 studenten. Daarnaast uit deze geledingen elk 2 plaatsvervangers. Van het overig personeel: Mej. H. Sevenhuysen "zolang zij op het Instituut Nederlands werkzaam is''.
5 nov 1970: Nieuw bestuur W. Hummelen vrz. en Joep Jaspers sekr. Onderzoek bureau McKinsey op de agenda. Er is een universitaire stuurgroep gevormd onder voorzitterschap van Dr. J. Kremers. - Nota Eenheid en bestuur van het wetenschappelijk korps.
16 nov 1970: Infobul Marx is me...te hoog. De Kongresresolutie: opheffen van de grens tussen onderzoek van massakommunikatie en literatuurwetenschap binnen het instituut Nederlands; inrichting van een sektor literatuursociologie in het programma van de Neerlandistiek; officiële erkenning van sociolinguïstiek.
20 nov 1970: Besluit tot deelneming aan het McKinsey Pilot Project
27 nov 1970: Infobul nr 4. Diskussie over het Kongres. Oproep aan de studenten van de roje sel neerlandistiek voor een vergadering over de uitvoering van de kongresresolutie. Harrie Vleerlaag over K.E.N. en M.L.S.
11 dec 1970: Infobul met o.a. Michel van Nieuwstadt, Sociologie van een Kongres I.
3 dec 1970: Studentenvergadering over de Konsekwenties van het Kongres voor de studie Nederlands.
11 dec 1970: Op de sektievergadering blijkt het gezwel van de derdejaarskwestie nog pijnlijk aanwezig. De diskussies worden hernomen.
1 jan 1971: Buijnsters benoemd tot lektor voor 18e-eeuwse letterkunde.
1 mrt 1971: Infobul Seksie Nederlands. Cover: Massacre van de elitemens.
5 febr 1971: De vaste kommissie Taalkunde bespreekt het tussentijds verslag van de kommissie uitwerking seminar (KUS). Nuijtens merkt op dat niet gestreefd moet worden naar fundamentele veranderingen. Zowel de nota-Posthumus als de COL-opleiding zullen immers hun invloed doen gelden. Weijnen is het wel eens met de beginselen maar hij acht minimale feitenkennis onmisbaar.
12 febr 1971: Meningsverschil tussen de sektie Nederlands en de NCDN over de personeelsplaatsen van Van Bakel en Tummers. De kwestie wordt voorgelegd aan de fakulteit.
19 febr 1971: De sektieraad bespreekt het tussentijds verslag van de KUS. M. van Nieuwstadt en Marsman (van Massakommunikatie) delen de sektie mee bereid te zijn om kolleges literatuursociologie te geven. Ze vragen om inspraak in het benoemingsbeleid van de sektie op dat vakgebied.
12 mrt 1971: Weijnen en Nuijtens dreigen hun medewerking bij kandidaatsexamens te weigeren indien niet aan alle eisen van de wet voldaan wordt. In de vergadering valt het woord chantage. De staf oude taalkunde wordt verzocht met de derdejaars te spreken over hun nieuwe voorstel. Hummelen vreest onweer. - De directeur A-fakulteiten verklaart dat Van Bakel en Tummers bugettair bij de NCDN horen.
12 mrt 1971: Info-bul (Posthumus-nummer).
17 mrt 1971 - 24 mrt 1971: Diskussieweek over nota-Posthumus, te houden volgens besluit van de sektieraad van 12 maart 1971. Infobul van 12 maart 1971 bevat daarover een stuk van Nol Verhagen. (Het archief bevat een zeven-bladig verslag).
26 april 1971: Info-bul met o.a. Paul Wackers over Heeft het Gilde achter het Vercken nog zin? en een bijlage over de nota-Posthumus.
4 mei 1971: In het overleg tussen staf oude taalkunde en de derdejaars blijkt slechts een meerderheid te vinden voor de uitspraak: De derdejaars student (met name hij die na zijn kandidaats wenst door te studeren in enige richting binnen de oude taalkunde) kan voor zijn kandidaatsexamen een onderdeel kiezen uit de sektor van de oude taalkunde. Het onweer nadert. De voorzitter van de vaste kommissie taalkunde (Weijnen) eist op 10 mei als minimum dat de student tentamen doet op een van vijf vakken op het gebied van de oude taalkunde.
7 mei 1971: Van Bakel de facto niet meer bij de NCDN.
13 mei 1971: De Kus zendt haar interim-verslag aan de sektie toe. Problemen zijn: de letterkunde zal niet behandeld worden vanuit de geschiedenis, de vrijheid van de docent komt in het geding, de materialistische literatuursociologie staat niet centraal in het programma.
14 mei 1971: De sektieraad spreekt over het verslag van de KUS. De raad formuleert voor het studieprogramma de eis: dat het onderwijs methodisch zal zijn, dat het eerste en tweede studiejaar de basisopleiding vormen en dat de student in het derde jaar kiest voor taalkunde, voor letterkunde of voor taal- en letterkunde.
De besprekingen zetten zich met herroepingen en herstemmingen voort in de vergaderingen van 28 mei, 1 en 7 juni. Op deze laatste vergadering blijkt dat de staf taalkunde bij de fakulteit in beroep is gegaan tegen het besluit van 28 mei, inhoudelijk identiek met de boven geciteerde uitspraak van 4 mei. Na formeel geharrewar en de aanneming van het voorstel van Weijnen van 10 mei verlaat de studenten-afvaardiging de vergadering. Na hun afscheid wordt besloten om voor 15 juni een vergadering bijeen te roepen van de nieuwe sektieraad. Als de studenten daaraan hun medewerking niet zouden verlenen hebben veel stafleden weinig animo zitting te nemen. Ook wordt nog een (paritaire!) vakature-kommissie voor letterkunde ingesteld onder voorzitterschap van Meeuwesse (overige leden: Buijnsters en Van de Watering en de studenten De Boer, Gilsing en Van der Lely.) Daar zullen we nog van horen.
Ongedateerd (rond 20 mei 1971) Infobul Kusnummer.
28 mei 1971: Infobul Special over De seksieraad en Het Mentoraat. Oprichting van een Stukom die bindende besluiten neemt voor de studentleden van de sektieraad en die "buitenparlementaire aksie'' voert.
7 juni 1971: Info-bul Nr. 11 met o.a. Tot nader order: alsjeblieft geen studenten in de seksieraad door Joep Jaspers, Harrie Mazeland en Marcel Weijers.
18 juni 1971: Sektieraad nieuwe stijl. Geen studenten. Gepoogd wordt de bestuursverantwoordelijkheid voor de sektie te laten dragen door de gehele staf.
22 juni 1971: De wetenschappelijke staf stelt een kommissie van goede diensten in: Buijnsters, Heijmans, Orneé. In afwachting van haar advies blijft het oude bestuur in funktie.
10 sept 1971: Sektievergadering zonder studenten. Aanwezig slechts: Hummelen, Orneé, Buijnsters, Heijmans, Van Bakel, Springorum. Besloten wordt (2 voor, 1 tegen, 2 onthoudingen) een paritair samengestelde benoemingskommissie voor letterkunde aldus samen te stellen: Meeuwesse, Van de Watering, Buijnsters, Van der Lely, Koops en Gilsing. (Relatie met besluit van 14 mei is onduidelijk).
15 sept 1971: De derdejaars spreken met de staf en doen een voorstel waarin kolleges literatuur-sociologie voorkomen en M. van Nieuwstadt als docent. De staf is niet akkoord. De studenten blijven bij hun eisen.
20 sept 1971: Stukom vergadering. Verharding van de standpunten. Het is nonsens, zegt men, om een bepaalde literatuuropvatting opeens naar een afdeling buiten de sektie Nederlands te verwijzen.
1 okt 1971: Sektiedebat, voorzitter Marcel Weijers. Eis: opname van literatuursociologie als afzonderlijk item in het prekandidaats-programma.
4 okt 1971: Stukomvergadering (heeft wekelijks plaats). Evaluatie van het sektiedebat. Verzoek om het voorstel van het sektiedebat op de agenda te zetten van de sektieraad. Uitspraak: een studenten-afvaardiging naar de sektieraad is thans opportuun.
7 okt 1971: Brief van het dagelijks bestuur van de studiekommissie met voorstel aan de sektieraad om een afvaardiging van 8 studenten als leden van de raad te erkennen en wel zo spoedig dat ze reeds op 8 oktober als leden kunnen fungeren.
8 okt 1971: Sektieraad zonder studenten. De brief van de Stukom moet eerst besproken worden met de stafleden.
11 okt 1971: Stukomvergadering. Vrz. Philip van Rijthoven. Aan de orde vooral organisatie-kwesties (relaties met sektieraad, met subkommissies, met jaarraden, met de USN).
11 okt 1971: Info-bul waarin o.a. Blaauw: Stencillen is niets voor meisjes. daar krijgen jullie maar vuile handen van. En andermaal De derdejaarskwestie '70-'71.
13 okt 1971: Brief van een werkkommissie van de sektieraad: voorstel om de 8 studenten als raadsleden te accepteren (volgende keer een betere procedure natuurlijk). Hun formeel onrechtmatige lidmaatschap mag nooit een grond zijn voor een beroep tegen een besluit van de raad. Was getekend: G. Mom en J. van Bakel.
14 okt 1971: Aula-nota. N.a.v. de brief van 13 okt. Vergadering van de staf gaat akkoord met het voorstel. Een afstudeerrichting literatuur-sociologie is in de sektie Nederlands echter uitgesloten. Geen bezwaar bestaat tegen een keuze-item sociologische benadering van nederlandse literatuur. Geen onderwijs-verzorging door leden van de projektgroep literatuursociologie. Op langere termijn zou een oplossing hierin gezocht moeten worden dat de nieuw te benoemen medewerker voor moderne nederlandse letterkunde en literaire theorie dit item voor zijn rekening neemt. Op kortere termijn zou een oplossing gezocht kunnen worden in het inschakelen - uiteraard met zijn instemming! - van de heer Van Nieuwstadt. Dit onder verantwoordelijkheid van de letterkunde-staf, zodat er met hen overeenstemming zou moeten zijn over inhoud en toetsing.
22 okt 1971: Student-leden op voorstel van de Stukom opgenomen in de sektieraad.
26 okt 1971: Brief van de vakature-kommissie. Geen overeenstemming over voordracht. De student-leden menen dat dr. Vanheste, hoewel van opleiding geen neerlandicus maar socioloog, de geschikte kandidaat is, ook al voldoet hij op dit moment niet aan de kriteria 1a en 1b. De stemmen staakten.
28 okt 1971: De sektieraad besluit Dr. Vanheste en Dr. Henk W. in deze volgorde als nummer een en twee op de voordracht te zetten. In de fakulteitsvergadering onder voorzitterschap van J. Bogaers blijkt geen quorum aanwezig als het op stemmen aankomt, zodat het benoemingsvoorstel niet wordt doorgeleid.
29 okt 1971: Op een vergadering van de wetenschappelijke staf is gebleken dat geen kandidaten beschikbaar zijn voor bestuursfunkties. Niettemin treedt het bestuur op de sektievergadering van heden af. Ten afscheid analyseert voorzitter Hummelen de situatie: de studenten hanteren beurtelings het samenwerkings- en het konfliktmodel. Tevens passen ze blokvorming toe. Het afgetreden bestuur zal de lopende zaken blijven behartigen. Door deze kwestie komt een resolutie over materialistische literatuurwetenschap in het derdejaarsprogramma niet aan de orde.
2 nov 1971: Staking bij Nederlands. (Kop van NUB dd 19 nov 1971). De staf konstateert op 5 nov dat de sektieraad niet meer kan funktioneren omdat slechts besluiten kunnen worden genomen die van tevoren door de Stukom zijn goedgekeurd. De staf zal een stuk produceren waarin staat wat geacht moet worden de huidige studieregeling te zijn.
Nov 1971: Infobul Spesjaal onderwijs Little Drees is watching you. O.a. over de nota-Posthumus (Harrie Vleerlaag), de lerarenopleiding en de maatschappelijke relevantie van de neerlandistiek. Verder het verslag van de KUS en een analyse van het KUS-voorstel door Ton Hendrix en Harrie Mazeland. "Dit nummer telt: 100 pagina's''.
29 nov 1971: Infobul: o.a. Staking bij Neerlandici door Marie-José Buck, Dick Gilsing, Gijs Mom, André van Oudvorst, Harrie Vleerlaag en Marcel Weijers ("allen leden van de STUKOM'').
December 1971: Infobul Spesjaal Letterkunde, 140 pag. Theorievorming.
18 april 1972: Bijeenkomst van staf- en studentleden van de sektieraad Nederlands met het fakulteitsbestuur. Instelling Werkgroep Herinstallatie Sektieraad Nederlands: J. van Bakel (voorzitter), Anke Bisschops, J. Heymans, J. Lemmens, D. Springorum, H. Vleerlaag.
25 mei 1972: Rapport Werkgroep Sektieraad Nederlands verschijnt. Einde van de krisis die op enkele dagen na een jaar heeft geduurd.
26 mei 1972: Over het rapport van de werkgroep sektieraad Nederlands wordt op de sektievergadering niet gediskussieerd. De bestuursverkiezing levert op: Nuijtens voorzitter, Hummelen sekretaris, Mej. Meeuwenoord, M. Boumans, Van Bakel beheerder. Een bestuursnota wordt aangekondigd.
21 juni 1972: De raad besluit tot stapsgewijze invoering van het KUS-programma. Een instruktie wordt opgesteld voor het lid van de landelijke plaatsingskommissie van de SNAR (Sektie Nederlands van de Akademische Raad).
Juni 1972: Infobul Spesjaalnummer Taalkunde, 100 pag. Theorievorming.
Augustus 1972: Infobul Onderwijs 3, 162 pag. Theorievorming.
8 sept 1972: Mededeling aan de raad van de benoeming van Dr. Vanheste als medewerker bij de sektie per 1 nov 1972. (Dit werd later 1 jan 1973).
Maart 1973: Infobul, Uitgave van de benoemingsgroep. O.a. Er komt een nieuwe professor, ook wel ordinarius of hoogleraar genoemd, maar hoe? en aandacht voor taalbeheersing.
22 maart 1973: De fakulteit heeft een benoemingskommissie ingesteld voor de nieuwe hoogleraar Nederlandse taalkunde ter opvolging van Weijnen die de leeropdracht dialektologie en Indogermaans aanvaardt (Nuijtens, Meeuwesse, Kraak, Storms, Nuchelmans, Springorum, Loffeld, Geuzendam). Instelling van een profileringskommissie van drie stafleden en zes studenten. Alles hierover in Infobul van maart 1973.
3 mei 1973: Nieuw bestuur: Buijnsters voorzitter, Hummelen sekretaris, Van Bakel beheerder en de leden José Meeuwenoord en Ria Haentjes-Moons.
17 mei 1973: Benoemingsrapport ordinariaat Nederlandse Taalkunde aanvaard. Met de bekende garanties van Nuijtens, in het besloten gedeelte van de vergadering gegeven voor (vooral) de afstudeermogelijkheid van de leden van de projektgroep TIHO (taalkunde in het onderwijs), wordt M. van den Toorn als eerst voorgedragene geaccepteerd.
September 1973: Verhuizing naar Erasmusgebouw.
25 okt 1973: De wetenschappelijk medewerker, toegedacht aan taalkunde (waar de studenten hun sinds mei 1973 gefrustreerde wensen nu willen honoreren) wordt overgeheveld naar letterkunde. De studenten, mokkend over hun geringe succes bij de diskussies met de staf taalkunde, gaan onder protest akkoord.
November 1973: Infobul met de cover Wie van de twee? formuleert de eisen i.v.m. de vakature voor een medewerker bij letterkunde.
5 febr 1974: Nieuw benoemingskonflikt rond moderne letterkunde. De benoemingskommissie (Meeuwesse, Vekeman, Vanheste, Vleerlaag, Van Velthoven) raakt verdeeld over de gewenste kandidaat, W.A.M. de M. of Michel van N. Er is een meerderheid voor Van N.: Vanheste plus de studenten. Op de bestuursvergadering wordt, met de stem van de studentleden tegen, gekonstateerd dat op de vorige bestuursvergadering reeds tot dechargering van de benoemingskommissie is besloten. Thans wordt een nieuwe kommissie ingesteld (Meeuwesse, Van de Watering, Reijnders, en de studenten P. Wackers, Dautzenberg, P. van Pinxteren). Op de sektieraadsvergadering wordt hiervan mededeling gedaan. De studenten stellen een ultimatum met de inhoud: het onverkort handhaven van de benoemingskommissie om de benoeming van de kandidaat van de meerderheid alsnog te realiseren. Dit ultimatum wordt gesteund door de massale studentenvergadering van maandag 11 februari. Het loopt af op dinsdag 12 februari om 15.30 uur. Om 19.30 uur volgt de bezetting van enkele verdiepingen van het Erasmusgebouw. Ernstige tegenstellingen binnen de staf zijn mede het gevolg. Ook onder de studenten worden tegenstellingen zichtbaar.
22 febr 1974: Bezetting eindigt wegens terugtreding van de omstreden kandidaat.
28 febr 1974: Besloten sektieraadsvergadering. Mededelingen van de voorzitter over het studieprogramma. De studenten wordt gevraagd zich te distantiëren van alternatieve kollege-programma's. De benoemingskommissie is voorlopig buiten werking gesteld. De faciliteiten van het Infobul zullen worden opgeheven.
7 mrt 1974: Kolleges hervat.
19 mrt 1974: Begin tweede bezetting, thans naar aanleiding van de maatregelen bij Nederlands.
26 maart 1974 (1000 ex.) en 4 apr 1974 (1500 ex.): Infobul jan.-febr.-mrt. 1974 Zwartboek van het benoemingskonflikt rond de vakature Letterkunde - Politieke Repressie op Nederlands. "Dit zwartboek is een uitgave van het Infobul, orgaan van de Stukom. De fotostencils werden verzorgd door het Socialisties Onderwijs Front''.
27 maart 1974: Kop bericht De Gelderlander: Nu negen instituten bezet.
28 maart 1974: Ontruiming van het direktoraat A-fakulteiten door het personeel, naar verluidt aangevoerd door adjunktdirekteur Schuld en beheerder van het psychologies laboratorium Blaauw (Infobul Zwartboek, pag. 52).
29 maart 1974: Sektieraad. De voorzitter geeft een nadere toelichting bij zijn mededelingen van 28 februari, die tot centraal aanvalsdoel zijn geworden. De vergadering wordt verdaagd tot 2 april.
1 april 1974: De Waarheid: Bezettingen aan Universiteit Nijmegen duren voort. Studenten buigen niet voor Duynstee.
5 april 1974: Bezetting uitgebreid tot hele Erasmusgebouw. De voorzitter van de sektie brengt een Voorstel uit om de konfliktsituatie bij Nederlands te beëindigen: starten van overleg, instellen van een paritaire evaluatiekommissie, nader beraad over de positie van het Infobul. Bij het inwerkingstellen van twee benoemingskomissies dienen de belangen van de sollicitanten beter gewaarborgd te worden. Bestuur en raad zullen nagaan hoe dit doel het best verwezenlijkt kan worden.
8 april 1974: Het centraal aktiekomitee doet een voorstel om de impasse te doorbreken en roept de bemiddeling van het Universiteitsbestuur in om het bestuur Nederlands aan te sporen serieus op het voorstel in te gaan. Het wenst bevriezing van de mededelingen van 28 februari en neemt daarmee genoegen op voorwaarde dat het bestuur op een sektievergadering op 25 april duidelijkheid verschaft op een aantal te noemen punten (8 vragen). Als de voorzitter op 9 april duidelijk te kennen geeft het voorstel serieus te nemen zal het komitee de bezetting opheffen.
9 april 1974: In de pers verschijnen berichten over een voorwaardelijke opheffing van de bezetting; de Volkskrant schrijft dat deze na 25 april hervat zal worden. Studenten ter vergadering distantiëren zich van deze berichten. Het bestuur verklaart in een communiqué het voorstel te aanvaarden. De tekst van de beantwoording van de acht vragen is gepubliceerd in het KU-Nieuws van 26 april 1974 onder de titel Antwoord voorzitter Nederlands (pag. 2). Het is ondertekend door Buijnsters en gedagtekend 19 april.
10 april 1974: Opschorting (einde) bezetting.
14 april 1974: Pasen.
25 april 1974: Sektieraadsvergadering. De notulen laten tot een uiterst geirriteerde diskussie konkluderen. Lex van 't Aktie-Komitee echter glimlacht.
26 sept 1974: Einde benoemingskonflikt: benoeming van G. Raat en S. Bakker op grond van een advies van een door de fakulteit ingestelde benoemingskommissie. Nieuw bestuur: Buijnsters voorzitter, Van den Toorn sekretaris-beheerder. Bestemming van een nieuwe personeelsplaats voor taalbeheersing.
November 1974: Instelling benoemingskommissie taalbeheersing. Brede diskussies over taalbeheersing, o.a. in een plenaire vergadering op 28 november.
Mei 1975: Tweede vakature taalbeheersing. Benoemingskommissie: Nuijtens, Springorum, Jaspers, Roeland van Hout, Bart van der Leeuw. Op basis van een vaag uitgangspunt stelt de kommissie intern nadere kriteria vast waaronder: bereidheid om studenten te begeleiden die (...) onderwijs en onderzoek willen gaan beoefenen vanuit hun maatschappij/mensvisie. Advertenties in juni en augustus.
26 okt 1975: Nuijtens trekt zich terug uit de benoemingskommissie. Het bestuur weigert feitelijk zijn ontslag te aanvaarden en adviseert hem een minderheidsadvies uit te brengen ofwel te zoeken naar een kompromis.
20 nov 1976: De sektieraad aanvaardt het benoemingsadvies waarin kandidaat B. wordt gesteund door de voorzitter en Harrie M. door de vier overige leden.
27 aug 1976: De directeur A-fakulteiten deelt mee dat hij wegens de bezwaren van Nuijtens niet kan overgaan tot benoeming van Harrie M. (Zie over het benoemingskonflikt Infobul Special van 14 september 1976.)
14 sept 1976: Infobul special, Zwartboek van de benoeming Taalbeheersing of: "Hoe een sloperstrio 444 dagen nodig had om een links kandidaat op te ruimen''. O.a. Het konflikt binnen de staf Nederlands: "Het leek allemaal zo mooi, toen we Nuijtens pas hadden'' (pag. 8). En over een brief: "Daarin maakte de staf melding van haar onvrede met het dysfunktioneren van Nuijtens en eiste zijn aftreden'' (pag. 11).
December 1976: Infobul met op de cover een kollegezaal waar een docent met een paardestaart optreedt, terwijl de laatste student de zaal verlaat. De klok staat op 5 voor 12. Een van de opstellen: Eerste stappen op de weg naar een feministiese wetenschap ... Een tijdperk is voorbij.
1. K. Heeroma, De Nijmeegse Neerlandistiek - Rede gehouden in de aula
van de R.K. Universiteit te Nijmegen bij het vierde lustrum van het gilde Achter 't Vercken op
26 mei 1960, Assen 1960. De hier afgedrukte rede werd voorgedragen bij gelegenheid van het
tiende lustrum van de aldus geheten vereniging van Neerlandici te Nijmegen op 3 november 1990.
Terug
2. Van oktober en november 1968 tot april 1969 wodt in de sektieraad geregeld over de taak van Reijnders gediskussieerd. Uit een brief van 3 april 1969 blijkt dat zelfs dan een examineerbevoegdheid van Reijnders door de fakulteit niet aangevraagd kan worden, omdat er een nieuwe ordinarius in het vat zit. Zo frustreren hogere bevoegdheden altijd weer de lagere.
Terug
3. Asselbergs was (ook!) een vertegenwoordiger van een laat-negentiende-eeuws liberaal, burgerlijk-patricisch katholicisme: goed voor de mensen als ze maar nederig zijn. Denk ook aan de woorden van Beel bij een ontmoeting met stafleden van deze universiteit: Mijne Heren, er komt geen stafkonvent.
Terug
4. Zie het NUB van 19 november 1971 en een artikel van Martin Ruyter in De Volkskrant van 11 november 1971.
Terug
5. Sinds enige tijd waren de verhoudingen in de staf taalkunde grondig verstoord. Nuijtens liet na zich op duidelijke wijze uit te spreken over zijn garanties en frustreerde zo zowel kollega's als studenten. Zo moest de diskussie mislukken.
Terug
6. De tekst luidt: Omdat de staf taalkunde niet bij machte is gebleken op enigermate bevredigende wijze te reageren op herhaalde voorstellen van de studenten ten aanzien van de inhoud van het taalkundebeleid en daarmee een uiterst scherpe vertrouwenskrisis heeft veroorzaakt, en omdat de staf taalkunde niet op bevredigende wijze is ingegaan op de pogingen van de voorzitter deze vertrouwenskrisis te doorbreken, en omdat de staf taalkunde door gebruik te maken van formele middelen zich onttrekt aan de verantwoordelijkheid hiervoor en deze laadt op de schouders van de voorzitter, spreekt de sektieraad in vergadering bijeen, 25 oktober 1973, zijn afkeuring uit over het beleid dat hiertoe geleid heeft.
Terug
7. In het KU-Nieuws is uitgebreid gediscussieerd, met deelneming van o.a. de secretaris van het bestuur Nederlands, W. Hummelen.
Terug
8. De vragen luidden: 1. Is het bestuur van de sektie nederlands bereid, zijn standpunt
ten opzichte van het verlenen van faciliteiten in de vorm van een kamer en kasten aan het studentenblad "Infobul'',
ingenomen op 28 februari, te herzien. 2. Is het bestuur (...) bereid zijn standpunt ten aanzien van de faciliteiten
voor de studentenorganisatie STUKOM te herzien. 3. Is het bestuur (...) bereid de rechtmatigheid van diskussie in
de kolleges over politieke aspekten van het aan de orde zijnde thema te erkennen. 4. Is het bestuur (...) bereid
het huidige aantal studentleden in het bestuur te kontinueren. Een punt waartoe reeds een verzoek tot agendering is
uitgegaan. 5. Is het bestuur (...) bereid niemand uit het bestuur, kommissies of raden uit te sluiten op basis
van diens politieke standpunten. 6. Is het bestuur (...) bereid op de eerstkomende sektieraadsvergadering een
principe-uitspraak te doen over de bestaansmogelijkheden van projektgroepen die hun studie politiek willen
invullen op
op de sektie nederlands.
7. Is het bestuur (...) bereid tot het doen van een principe-uitspraak
omtrent de procedure inzake benoemingskommissies, in die zin
dat een benoemingskommissie pas van start gaat, wanneer zij
een duidelijk omschreven opdracht heeft ontvangen, die het
resultaat is van een diskussie tussen staf en studenten over
de wensen met betrekkening tot het studieprogramma, en dat hier
studenten die representatief voor dit ingenomen standpunt
geacht kunnen worden, in opgenomen worden.
8. Is het bestuur (...) bereid ruimte te kreeeren voor de
open werkgroepen voorzover het verstrekken van deze ruimten
het bestaande programma niet doorkruist.
Terug
9. Zie b.v. Nijmeegsche Studenten-Almanak 1947 pag. 143 en 169.
Terug
10. Volgens een aantekening van Frans Peeters, Geheugensteun mbt dertig jaren Gilde Achter `t Vercken, (30 pagina stencil, gedateerd 22 september 1982) werd het Gilde in 1970-1971 door zijn eigen bestuur feitelijk opgeheven.
Terug
11. NRC 6 jan 1990, Zaterdags Bijvoegsel, artikel van Frits Abrahams.
Terug
12. In het archief komt als vroegste deel van het Informatiebulletin voor: pag. 2 dd 20 dec 1968 onder de titel "Spoed Informatie Bulletin 7'' over de vakature-Asselbergs en de schaduw-advertentie van de Studenten Vakature Kommissie in De Tijd.
Terug