|
Duidelijkheid over duidelijkheidVorige Entr'acte
De onzin slaat allerwege toe in het gebruik van het Nederlands. En dan bedoel ik niet zoiets als Nurmela schiet namens Heerenveen de bal in het doel of de tussentijden van Pechstein verhouden zich met die van Niemann maar iets uit de pen van Elsbeth Etty in een bespreking van de Afgang van Voskuil: Het mag duidelijk zijn dat het bureau tot zijn grootste obsessies behoort. Die zin staat in een stukje tekst dat iets van de inhoud van het boek weergeeft en 'zijn' wijst naar Maarten Koning. Dat is weer zo'n dommigheid die van de ene domoor overloopt naar de andere. Als Elsbeth dat overneemt is het misschien al te laat om er nog wat tegen te doen. Wanneer iemand zegt Het is duidelijk dat x dan richt die zich tegen iemand die dat zou moeten begrijpen maar het misschien niet doorheeft. Duidelijkheid is evidentie. Is iets echt evident, dan is het onzinnig om er zo'n uitspraak over te doen. Je kijkt met z'n tweeën naar de ondergang van de zon en de één zegt: het is duidelijk dat de zon ondergaat. Het beste wat je kunt doen is aannemen dat er humor in het spel is. Je zou kunnen verdedigen dat de uitspraak altijd onzinnig is, immers, is iets duidelijk dan is de uitspraak overbodig, en in het andere geval is tie onwaar. Kun je ooit op zinvolle wijze de uitspraak doen Het moet duidelijk zijn dat x, ofwel in de moderne toonzetting van de domoren: Het moge duidelijk zijn dat x? Zoals die TV-commentator bij die wedstrijd: Het moge duidelijk zijn dat Ajax .... Elsbeth Etty voelt nattigheid. Ze zegt mag in plaats van moge, maar heeft kennelijk niet in de gaten dat ze desondanks in de val loopt. Waarom? Omdat zulk een zin alleen betrekking kan hebben op een klaarblijkelijkheid die bij de toegesprokene niet door directe waarneming met de zintuigen ontstaat. Geen zintuiglijke maar een rationele klaarblijkelijkheid dus, die zou moeten voortvloeien uit het door de spreker ontwikkelde betoog. De spreker heeft - meent hij - de duidelijkheid veroorzaakt door explicatie en signaleert dat voor de hoorder. Ik moet dus zeggen: een door de spreker nagestreefde klaarblijkelijkheid: let nou goed op, luisteraar, en begrijp wat dit inhoudt. Springend punt is dat de hoorder het volgens de spreker moet inzien, terwijl deze er anderzijds ernstig rekening mee houdt dat het hem ontgaat. Hij staat te suffen of hij wil weer eens niet luisteren. Ik zal de alinea citeren waaruit ik de onzin weglaat:
Als u meent dat er toch nog iets op te helderen valt, moet u eens het dagboek van Frans Veen doorbladeren. Die schreef immers alles op. Als u het codeboek bezit weet u bij wie u duidelijkheid kunt krijgen. Uw oplossing kunt u misschien het best even bij Elsbeth Etty afchecken. Jan van Bakel, 3 maart 2000
Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
|