Jan van Bakel.



Smaakloze waarheid


Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Terug naar Archief Entr'actes
Terug naar hoofdmenu.

In een bespreking van een tweetal filosofische studies, eentje van David Edmonds en John Eidinow, getiteld De vloek van Wittgenstein (Ambo) en de andere van Bert Keizer, onder de titel Ludwig Wittgenstein, Taal, de dwalende gids (Sun) schrijft Menno Lievers o.a. een paragraaf onder de kop Ethisch goed zijn (NRC 27-04-01 Boeken 7). Daarin in het bijzonder valt hij nogal scherp uit tegen Bert Keizer. Het verwijt aan hem luidt: "Wittgensteins opvatting over ethiek wordt eenvoudigweg verkeerd weergegeven." Zijn argument hiervoor levert Lievers in de vorm van citaten naar Wittgenstein. Tenminste dat is mijn indruk, maar helemaal duidelijk wordt dat niet. Het kan ook zijn dat hij zijn eigen opvattingen in het betoog mengt. Direct aansluitend bij het zoëven gegeven citaat staat er: Ethische beweringen kunnen niet waar of onwaar zijn, volgens Wittgenstein, omdat zij geen standen van zaken representeren. Er bestaat in de werkelijkheid geen eigenschap 'ethisch goed zijn'. In de ethiek komt het aan op je daden, niet op je woorden.

Ik kan me niet onttrekken aan de indruk dat hier niet direct wordt geciteerd maar eerder globaal geïnterpreteerd. Ik heb de Tractatus meer dan eens gelezen, maar ik herinner me geen passages die tot zulke uitspraken aanleiding geven, nog minder heb ik ze teruggevonden toen ik, vol scepsis, de tekst - in de vertaling van W.F. Hermans - nog eens doorbladerde. Maar ook als het inhoudelijk slechts indirect zou teruggaan op Wittgenstein, ja zelfs als het geheel en al voor rekening zou komen van Menno Lievers, is het toch volop de moeite waard er even bij stil te staan. Laat ik eens trachten mijn gevoelens van onvrede bij de passage te analyseren. Gezegd wordt: Ethische beweringen kunnen niet waar zijn (...) omdat zij geen standen van zaken representeren. De gedachte is: volzinnen kunnen alleen (on)waar zijn in relatie tot iets van de wereld, d.w.z. een of andere stand van zaken. Een ethische uitspraak nu gaat niet over een stand van zaken en kan derhalve niet (on)waar zijn. Klopt dat nou? Ik aarzel en dat komt voort uit mijn idee omtrent het verschijnsel volzin, als hoedanig we een uitspraak of bewering toch zullen moeten beschouwen. Een volzin is niet te verenigen met de gedachte dat hij over "niets" zou kunnen gaan. Als de wereld alles is wat het geval is dan gaat een volzin die niet spreekt over een stand van zaken over niets. Als een ethische uitspraak inderdaad over niets gaat, moet iedere inhoud eraan ontzegd worden, eenvoudig omdat over niets niets gezegd kan worden. Of alles, maar dat is hetzelfde. Niets heeft niet alleen geen eigenschappen maar het is zelfs niet als object of subject denkbaar. Het is niet mogelijk het als een subject te introduceren om er vervolgens een predikaat aan toe te voegen. Het leent zich niet om in een volzin aan de orde gesteld te worden. Als er ethische volzinnen zijn gaan ze over een stand van zaken en zijn ze dus (on)waar. Het Niets is op zijn hoogst een onzinnig en betekenisloos - want onkarakteriseerbaar - concept in ons hoofd.

De noodzakelijke conclusie uit het voorgaande is dat ethische beweringen moeten gaan over een stand van zaken. Omdat Lievers schrijft Er bestaat in de werkelijkheid geen eigenschap 'ethisch goed zijn' kan het nodig lijken na te gaan wat hij onder de werkelijkheid verstaat. Maar dat is gelukkig niet zo. De moeilijkheid zit hem namelijk niet in die werkelijkheid maar in de opvattingen omtrent de eigenschap 'ethisch goed zijn'. Ik vermoed dat er veel misverstand voorkomen zou zijn als de gedachten waren uitgegaan niet naar de maatschappelijk zo belaste ethica maar naar de kwalificatie goed. A fortiori was het begrip gediend geweest met de vaststelling dat het spreken over objecten naast en tegenover hun eigenschappen strijdig is met de eigen aard van de werkelijke dingen en slechts voortspruit uit onze natuurlijke drift om alles te willen begrijpen nadat het door onze logische operaties uiteen is geslagen in dingen die eigenlijk tezamen horen, zoals subject en predikaat. Dan was duidelijk geworden dat je met evenveel recht b.v. kunt zeggen Er bestaat in de werkelijkheid geen eigenschap 'zichtbaar zijn'. Maar deze weg wil ik liever niet vervolgen.

Hoe zit het nu met de eigenschappen goed - kwaad in vergelijking met al die andere eigenschappen welke wél worden toegelaten in de orde van alles wat het geval is? Welnu, deze eigenschappen met al hun variaties en gradaties: lelijk, aardig, boosaardig, afschuwelijk, bekoorlijk, enzovoort enzovoort, alles wat te maken heeft met de manier waarop wij de dingen waarderen, met andere woorden hun smaak voor onze zintuigen, worden door menselijke interpretaties toegekend aan verschijnselen en gebeurtenissen uit de orde van de stand van zaken die de wereld is. Als iemand zegt Het is goed dat het regent betekent dat Het is het geval dat ik het goed vind dat het regent. Voor een uitspraak als Twee en drie is vijf geldt iets overeenkomstigs, maar er zullen minder mensen zijn om dit laatste te erkennen. Ook Wittgenstein niet, denk ik. Maar de eerste van deze beide volzinnen gaat dus, niet minder dan de tweede, over een stand van zaken. En hij is dus (on)waar. Alleen de toetsbaarheid van zijn waarheid verschilt omdat over smaak niet te twisten valt.

Als je op zo'n punt komt wordt zichtbaar hoezeer de gedachte aan ethische grootheden alles verstoort, vooral in de nabijheid van wijsgerige kwesties. Ik hoop dat het niet aan Menno Lievers ligt, maar ik aarzel. Hoe erg het bij hem fout loopt blijkt wel uit de uitroep: In de ethiek komt het aan op je daden, niet op je woorden. Dat is een zodanige stap buiten de filosofie dat je het wel een val kunt noemen.

Jan van Bakel, 2 mei 2001.
janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.