Jan van Bakel.



Nieuwe meesters nieuwe geluiden

Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Terug naar Archief Entr'actes
Terug naar hoofdmenu.


In zijn aanvaardingsrede spreekt de nieuwe hoogleraar ook kort zijn studenten toe. In zijn tekst getiteld Bewegende beelden, gepresenteerd aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen op 22 mei 2001 door André Hanou, ging dat zo: Studenten: u niet in het minst maakt het Rijk van Nijmegen rijk. Nu ik in of bij (dat is mij nog steeds niet geheel duidelijk) een retentiepolder bij Nijmegen ben komen wonen, zou het wel handig zijn over water te kunnen wandelen. Dat zal wel niet lukken. Maar wie weet kunnen wij samen, nu en in de toekomst, voor een kleiner wonder zorgen, en zo af en toe een beeld tot leven wekken. Ik citeer het maar helemaal, want anders ruk ik alles weer uit zijn verband of citeer ik tendentieus. Het gaat mij natuurlijk over de eerste zin van deze duistere passus, die op zichzelf wel een toppunt van duisterheid genoemd moet worden: u niet in het minst maakt het Rijk van Nijmegen rijk. Wie maakt wie ja of nee rijk? U het Rijk van Nijmegen of het Rijk van Nijmegen u? Ik denk dat je de diepere achtergronden van de rest van het citaat moet doorgronden om eruit te kunnen komen. Maar wat daar ook allemaal verdoken in kan steken, duisterheid moet blijven als we niet weten wat niet in het minst betekent. Battus heeft ooit pogingen gedaan om de kommaneukerigheid te ridiculiseren van de oude pietjes precies die meenden te weten: "u niet in het minst" betekent "u helemaal niet" en "u niet het minst" betekent "vooral u". Dat moet Hanou natuurlijk weten en de duisterheid is dus opzettelijk. Zodat we bedoeld worden niet te weten wat hier bedoeld wordt. En de studenten, die het misschien nog zover niet geschopt hebben in de neerlandistiek, weten wellicht helemaal niet wat hier bedoeld wordt en misschien zelfs niet dat er een Battus-casus is.

Misschien is het wel zinvol om u hierbij te herinneren aan wat Pieter Seuren in 1975 op het einde van zijn rede tegen de studenten zei: Ik ben er zeker van dat er over enige tijd geen brug meer nodig zal zijn. Ook iets met water dus. Misschien dat dat deze of gene interpreet wat kan helpen. Maar hoe u ook met het probleem worstelt, overweeg wat L.C. Michels in 1946 als laatste woorden tot de studenten sprak. Ik citeer maar weer voluit.

    Nadat ik getracht heb uw zin voor taalkundige waarneming niet zozeer te wekken als te prikkelen, kan het U verwonderlijk voorkomen, wanneer ik in deze bij uitsluiting tot U gerichte aanspraak, een waarschuwing laat verluiden tegen diezelfde zin. De eenheid van het leven moet zich tegen eenzijdigheid weren. Wie zich met taalkunde bezighoudt, leert het gevaar kennen dat te pas en te onpas zijn aandacht zich spitst in deze richting. Dit bedreigt de ruimte van zijn blik, zijn onbevangenheid, zijn levensvolheid, tenslotte, als de slang die zich in eigen staart bijt, zijn studie zelve. Handhaven wij in alles het evenwicht der dingen. Wat ik U aan leiding kan geven, zij U van harte toegezegd. Te verklaren dat ik U in vriendschap dienen wil, kan nergens kwalijk luiden, en zeker niet aan een katholieke Universiteit. Dit dan wil ik trachten te doen, feliciter, in Dei nomine.
De laatste paar volzinnen staan buiten de kwestie op dit moment, maar zijn, doordat zij de vos doen kennen als een toch zeer edel dier, te fraai om weggelaten te mogen worden. Het erbarmen redt, zelfs thans nog, ons en Hanou.

Jan van Bakel, 25 mei 2001.
janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.