|
Een ratjetoeVorige Entr'acte
Zonder binding aan een gemeenschap kun je dus niet autonoom zijn zegt Peter Sas in De Groene Amsterdammer van deze week in zijn opstel onder de titel Dialectiek van de tolerantie (2 juni 2001). Hij stelt met betrekking tot tolerantie twee dingen tegenover elkaar. Vooreerst de neoliberale meerderheid die in naam van de tolerantie iedereen veroordeelt die het heilige recht op zelfbeschikking in twijfel trekt. En anderzijds de confessionele en conservatieve minderheden voor wie de tolerantie een dekmantel is voor een dwang tot aanpassing aan de cultuur van de meerderheid. En dan gaat hij op de Hegeliaanse toer van een synthese van deze twee om de waarheid naderbij te brengen op een hoger dialectisch niveau. Maar hij had wel een zuiverder methodiek nodig gehad om niet tot een hoop onzin te komen. Laten we eerst om de zaken helder te stellen bezien wat de beide ter discussie staande grootheden inhouden. Tolerantie is (een theoretische interpretatie van) een bepaalde vorm van maatschappelijk gedrag. Autonomie van de menselijke persoon is een theoretisch concept dat inhoudt dat ieder mens voor zichzelf de hoogst-bevoegde instantie is terzake van waarheid en goedheid. Er bestaat geen enkel redelijk argument om een uitspraak omtrent waarheid- en goedheid-van-iets te laten afhangen van enige instantie buiten de eigen persoon, het eigen inzicht, de eigen geest. Waarheid en goedheid bestaan uitsluitend als werkelijkheid binnen de menselijke persoon. Je hoeft het met de uitspraak die ik hier pleeg natuurlijk niet eens te zijn, maar dan moet je wel heel moeilijke smoesjes bedenken om autonomie, eigen-wettelijkheid, een andere inhoud te geven. "Auto-" sluit al het andere uit. Ook de mening van andere mensen, want wat zou hun gezag dan zijn? Ook weer iemand anders? Merk op dat het onzinnig is te zeggen : het autonome individu is de baas over zijn eigen leven. Als zodanig vereist autonomie dat je niet de slaaf van je eigen emoties bent, dus dat je kritisch afstand kunt nemen van je onmiddellijke, natuurlijke neigingen (Peter Sas). Alsof welke kwalijke beperkingen dan ook die een historisch mens kan ondergaan van de historische werkelijkheid in staat zouden zijn het beginsel van zijn autonomie aan te tasten. Wel uiteraard zijn doen en laten, maar daarover hebben we het niet. Of wil Peter Sas beweren dat de autonomie een grootheid is die aan een mens van buiten af zou moeten worden toegekend? Van overheidswege misschien? Er is enige grond voor die vraag. Sas rommelt met twee heterogene opvattingen over de autonomie: enerzijds het filosofische begrip van de zelfwettelijkheid, inhoudende de gedachte dat de mens nergens buiten zichzelf de laatste grond voor de geldigheid van een uitspraak over WAAR en GOED kan vinden, en anderzijds een soort van recht op zelfbeschikking, uitgevonden door de verlichting en door verlichte politiek uitgeroepen. Ook Kant zag het zo ongeveer, als we mogen afgaan op Sas' weergave van Kants definitie : het vermogen om jezelf de wet voor te schrijven. Iemand anders beoordeelt je kundigheid en kent je afhankelijk daarvan dat recht toe. Het is duidelijk dat onder deze definitie een filosofische discussie irrelevant wordt. We zijn dan bij de politiek. In zulke samenhang volgt in het betoog veel gepraat over kritisch naar jezelf kijken, luisteren naar het standpunt van anderen, de sociale oorsprong van het geweten, allemaal voerend tot iets dwaas als: Zonder binding aan een gemeenschap kun je dus niet autonoom zijn (Peter Sas). Dat was het citaat waarmee ik begon. Sas geeft ook nog een brede analyse van de huidige maatschappelijke toestanden en opvattingen, nodig om te laten zien welke kwalijke gevolgen die hebben voor de autonomie. In plaats van de mens vrij te maken levert het neoliberalisme hem uit aan de dictatuur van zijn onmiddellijke neigingen. Sas voelt er kennelijk wat voor om te concluderen dat de gebeurtenissen in de huidige maatschappij voeren tot verwerping of afschaffing van de autonomie. Maar waarschijnlijk heeft hij toch teveel scholing om zover te gaan. Hij spaart tenslotte de kool en de geit en zegt, ten einde raad lijkt mij: Autonomie is geen illusie, zolang men maar beseft dat zij alleen in gemeenschapsverband kan bestaan. De katholieke leer waarin ik ben opgevoed kende zulke kunstjes ook : je eigen geweten beslist, zeiden ze, maar je hebt de plicht tot gewetensvorming in een sociale context. Daarmee werd het eigen geweten opgezouten. Zoals bij Sas de autonomie in de filosofische zin (de enige zin). Voor hem is de autonomie : een groot goed: zij stelt je in staat te ontsnappen aan de verstikkende macht van traditionele autoriteiten. Dus gewoon een uitvinding en een politiek instrument. De laatste kolom van het artikel moet u maar niet lezen. Daar komt de tolerantie weer aan de orde, zijnde : het respecteren van individuele autonomie. Hoe kan maatschappelijk handelen - en tolerantie bestaat daarin - ooit de vorm aannemen van het respecteren van een filosofisch idee (de autonomie)? Op generlei wijze en nooit. Dus één van de termen of beide moeten hier iets anders betekenen. Ware tolerantie (...) houdt altijd rekening met de gemeenschap waaruit de ander voortkomt. Ze staat de ander toe zijn leven zelf in te richten, zij het in creatieve dialoog met de tradities van zijn gemeenschap, om zo die tradities op een hoger niveau van beschaving te tillen. Altijd weer dezelfde, algemeen aangehangen generale uitspraak die om vertaling vraagt. We zijn dus geen spat verder gekomen met het opstel van Sas. Het enige wat er gebeurd is : de vernietiging van de filosofische idee van de autonomie en van de gedachte dat die autonomie de basis moet zijn van tolerantie. Sas had de filosofie in haar recht moeten laten en zich dienen uit te spreken over de politiek. En als de politiek niet te verenigen is met de aangehangen filosofie ... Jan van Bakel, 3 juni 2001.
Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
|