|
Cornelis VerhoevenVorige Entr'acte
In de nacht van zondag op maandag (10 - 11 juni) is in 's-Hertogenbosch Cornelis Verhoeven overleden. Zijn werk heeft mij mijn leven lang geïnspireerd. Toen ik promoveerde heeft hij mij zeer vereerd met zijn voorstel onze dissertaties te ruilen. Zijn proefschrift over de Symboliek van de Voet (1956) heeft mij de ogen geopend als een sprong naar een bijna dichterlijke interpretatie die de wetenschap intact laat. Zijn Inleiding tot de Verwondering (1967) heb ik ervaren als de opening van een onverwachte, nieuwe, wonderlijke filosofische weg, die alles wat verweg en abstract was nabij bracht en grijpbaar maakte, zelfs voor gewone mensen. Rondom de leegte en Het grote gebeuren volgen voor mijn gevoel op dat boek, maar ze dateren al van 1966. En hoeveel is daarna gevolgd. Meer dan tachtig boeken zeggen de media. Ik durf het aan om een brief van zijn hand van 30 juni 1958 te reproduceren, omdat die de dertigjarige filosoof al zo duidelijk kenmerkt en daarnaast enkele details bevat die interessant blijven.
Mijn hartelijke dank voor de toezending van je interessante dissertatie. Ik heb er in het afgelopen weekend met grote belangstelling kennis van genomen. In mijn Udenhoutse jeugd heb ik nl. ook ettelijke uren doorgebracht in de werkplaats van een klompenmaker en bij de lectuur kwamen veel herinneringen daaraan naar boven. Ik herinner mij o.a. dat deze werkplaats een naam had, die niet in jouw lijst voorkomt - Udenhout valt dan ook buiten de cirkeltjes - nl. "werkwinkel"; ook de schoenmakers en andere ambachtslieden hadden zo'n werkwinkel. Mijn vader vertelde mij nog, dat de werkwinkel van die bepaalde klompenmaker ook "het lieghok" heette; dat zal wel geen vakterm zijn, maar een particuliere benaming op grond waarschijnlijk van de voortdurende aanwezigheid van boeren in de werkwinkel, die bij het bestellen van een paar klompen wat bleven plakken en dan sterke verhalen opdisten. Bij bl. 28 vroeg ik mij af, of het daar genoemde "uitkleden" ook niet zou kunnen slaan op het "blekken", het de boom van zijn schors ontdoen. De "mallejan" (p. 29) heet in Udenhout ook "oets". Naast de "kreupel" komt bij de boeren een minder geperfectioneerd broertje voor, die men "zaagbok" noemt. Blijkens stelling VI heeft de vaktaal van de klompenmakers enige invloed op de algemene taal gehad. Het zou mij interesseren hier meer over te weten. Of is er niet meer? Hebben woorden als "opsnijden" in de zin van opscheppen en "bekkensnijder" hier ook iets mee te maken? In het eerste geval zal misschien aan de taal van de jagers gedacht moeten worden. Je neemt mij deze ondeskundige opmerkingen wel niet kwalijk; zij zijn alleen als blijken van belangstelling bedoeld. Uit ondervinding weet ik nu wel, hoe weinig reacties men ontvangt op de inhoud van een publicatie. Nogmaals mijn dank voor je mooie werk en beste wensen voor de vacantie. (wg) C. Verhoeven. In de jaren van wat ik Verhoevens trilogie wil noemen - de bovengenoemde trits uit '66 - '67 - heb ik met hem enkele brieven gewisseld over bepaalde details uit zijn werk. De brief dd 18 juli 1967 die ik van hem ontving druk ik hier ook in zijn geheel af. Hij lijkt mij zeer informatief over de auteur en beweegt zich geheel en al op zijn werkterrein, zodat geen enkele vraag omtrent privacy mogelijk is.
Thuiskomend van een wufte vacantie werd ik door je brief weer aan de ernst van het leven en het gebrek aan ernst in mijn werk herinnerd. Ik ben erg blij met je reactie, ook al omdat ik vrijwel nooit iets hoor, ofschoon mijn oeuvre toch langzaamaan enige omvang krijgt en niet helemaal vrij kan blijven van pretenties. Jouw brief drukt mij daar wel met de neus op. Ik had liever dat het niet zo was, want juist met dit centrale punt weet ik helemaal geen raad. En dan bedoel ik niet eens de pretentie een goed boek geschreven te hebben, maar uitsluitend de mogelijkheid van een samenhang tussen leven en denken. Wat jij zegt over de gewelddadigheid van het gebeuren is mij uit het hart gegrepen. Dat dit geen frase is zal over enkele maanden blijken. Dan verschijnt er namelijk weer een boek, nu wat kleiner, waaraan ik de titel "Tegen het geweld" gegeven heb en dat een aanvulling of correctie wil zijn op de laatste hoofdstukken van "Inleiding tot de Verwondering". Maar veel meer dan een ontmaskering van de lust tot gewelddadige activiteit en een "liquidatie van de moed" kan zo'n boekje niet zijn. Al zet ik er nog zo resoluut het einde van het denken op het spel, ik kan er toch niet mee ophouden. En ik kan mijn leven er evenmin mee identificeren. Het probleem is eindeloos en denken is naar mijn mening minder een poging om de problemen op te lossen dan om ze te stellen en door ze te stellen er niet helemaal onderdoor te gaan. Als ik dus één pretentie niet heb en bij anderen graag wil bestrijden, dan is het de pretentie al denkend de zelfstandigheid van het handelen op te heffen of te bestrijden. Ik leef niet vanuit mijn filosofie - want waar zou die dan ineens vandaan komen? - maar ik filosofeer vanuit mijn leven - en dat trekt zich daar betrekkelijk weinig van aan. Wat filosofie dan is en te betekenen heeft, blijft dus ook voor mij de vraag; zij is eerder iets dat mij overkomt dan iets dat ik kies of "maak". Maar ik wil niet zover gaan mij ervoor te excuseren, dat ik er aan "doe"; het hoofd boven water houden is een eerzame bezigheid, op zijn minst. Wat je over de taal zegt, lijkt me ook voor je eigen bezigheden zeer belangrijk. Mij blijven woorden altijd fascineren en ik zie met belangstelling uit naar het eerste deel van je Woordenboek. Als het mij van pas komt, zal ik er ongegeneerd gebruik van maken. Maar steeds meer ga ik aan de techniek een groter betekenis toekennen boven de fascinatie van archaïsche relicten; ik stel mij voor dat het mogelijk is ook die te beschouwen vanuit een oogpunt van wijsheid. Techniek richt zich tegen het geweld; zij is de enige macht die het geweld kan keren, omdat zij de adequaatheid van de middelen zelf is. Mogelijk ontmoet ik je nog eens. Praten over zulke dingen is alles bijeen toch gemakkelijker en zinvoller dan er brieven over schrijven. Veel succes met je werk en tot ziens; hartelijke groeten, (wg) C. Verhoeven. We hebben elkaar nog wel eens oppervlakkig en snel gegroet in een aula of zo. Maar echt ontmoet hebben we elkaar niet meer. Jan van Bakel, 12 juni 2001.
Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
|