Jan van Bakel.



Begrip en onbegrip

Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Terug naar Archief Entr'actes
Terug naar hoofdmenu.


Wie iets niet begrijpt streeft ernaar zijn onbegrip om te zetten in begrip. Dat komt omdat onbegrip ervaren wordt als een kwaad dat moet worden bestreden. Onze kennis van goed en kwaad zegt ons dat kennis van de waarheid een goed is. Zo is begrip een bevredigende toestand die het einde betekent van alle ongenoegen, ontevredenheid, onrust, ongeluk van het niet-begrijpen. De toestand waarin wij geraken door het openbloeien van het begrip, het inzicht, is gekenmerkt door onbeweeglijkheid. Het is een leegte, een rust in een eindeloos open ruimte van helderheid, waar de dingen zijn zoals ze zijn. Je wordt niet langer afgeleid door rusteloos bewegende vragen die de dingen omcirkelen, op zoek naar de andere zijde die niet gekend wordt. Het begrip is een eindtoestand van ons bewustzijn. Maar, zo vraagt men zich af, indien in zulk een finale en albevredigende toestand alles tot een glazen helderheid is gestold, is het dan eigenlijk niet hoogst problematisch in welk opzicht het begrip kan worden beschouwd als iets nastrevingswaardigs, een geluk, een zaligheid? Als begrip, wanneer het eenmaal bereikt is, er zo uitziet, dat wil zeggen als een onbeweeglijk bijna niets, zou het "werkelijke" absolute niets - als we ons dat zouden kunnen voorstellen - dan niet noodzakelijk als de uiterste, opperste staat van het geluk beschouwd moeten worden? Onze kennis van goed en kwaad schrikt terug voor die conclusie. En deze kennis kan niet falen, want zij is het inbegrip van die waarde-categorieën.

Toch zijn zo de kenmerken van het eindelijk bereiken van het ware inzicht, het ware begrip. Tussen de beide in, tussen onbegrip en begrip, is onze interesse actief. Interesse, geïnteresseerdheid, kan, zoals volgt uit al het voorgaande, niet bestaan waar het begrip zich heeft gevestigd. Waar het begrip heerst zijn de dingen klaar en duidelijk. Onze geest hoeft er niet meer in te roeren om iets onzichtbaars naar boven te halen. Onze interesse was een inmenging, een ingreep, een poging tot een overval op en een overweldiging van de dingen. Het begrip is de inlossing en dus het einde van de interesse, die het antwoord op kwellende vragen - welke voortkomen uit onbegrip en daarvan de meest praktische verschijningsvorm zijn - als een verlossing ervaart. Onbegrip zonder de open vragen die uit interesse opborrelen is non-existent, zoals omgekeerd ook interesse buiten een toestand van als kwellend ervaren onbegrip iets ondenkbaars is. Interesse ligt dus eigenlijk niet tussen onbegrip en begrip in, maar het is de worm die in het onbegrip al woont en het van binnen uit tracht aan te vreten. Dit betekent niet dat overal waar begrip afwezig is interesse zou bestaan, evenmin als dat daar noodzakelijk onbegrip bestaat. Onbegrip is de bewust ervaren afwezigheid van begrip en daarvan is de interesse in de onbegrepen dingen de naam. Onbegrip is dus op zichzelf een intellectuele activiteit van hoog gehalte.

Zoals onbegrip de primaire intellectuele prestatie is die alles op gang brengt, zo is het begrijpen, het schouwen van de waarheid van de dingen, een leeg en ijdel iets, op niets meer gericht, voerend tot geen enkel nastrevingswaardig doel of ding. De - in aanleg althans - eeuwig onveranderlijke en onbeweeglijke schouwing der werkelijkheid. Als ze al niet stabiel zou zijn, zou haar ware intentie gefrustreerd worden en zouden nieuwe vragen opgroeien, als jong gras in een versnelde film. Het alles-weten is het grote nastrevingswaardige, maar als het bereikt wordt valt onze intellectuele activiteit stil. De aanschouwing van het wezen schakelt de intelligentie op nul. Het beste wat er van te zeggen valt is, dat zij de intrede is van de ware wijsheid, die alle goed en kwaad transcendeert. En dat de weg daarheen die van de wijsbegeerte is.

Jan van Bakel, 25 februari 2002.

janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.