|
Deductie van kwalificatiesVorige Entr'acte
Om de gedachten over goed en kwaad te bepalen stel ik het volgende vast. Mensen weten waarnaar ze streven. Een streving deugt als ze gericht is op iets goeds. Menselijke strevingen zijn altijd gericht op iets goeds. Mensen weten wat goed voor ze is. Omdat besef van de goedheid van iets - buiten actuele gelukservaringen - alleen relevant is wanneer de mens een daad stelt die dat geluk beoogt, is de kwestie van goed en kwaad praktisch alleen aan de orde in verband met het menselijk handelen. Omdat andere mensen andere opvattingen hebben over wat goed is, ontstaat over die kwestie maatschapplijke discussie. En zelfs, van de zijde van de macht, repressie. Discussie over wat wel of niet goed is is een welles-nietes-spelletje. Dat komt omdat er geen methode bestaat om een uitspraak als X is GOED aan een objectieve test of narekening ter controle te onderwerpen. De uitspraak Y is WAAR kan wél aan een objectieve test onderworpen worden, omdat we, bv. in de wetenschap, hebben afgesproken hoe de procedure eruit moet zien die de uitspraak produceert. Zo kunnen we zelfs het begrip 'waarheid' definiëren. Omdat dat bij 'goedheid' niet kan, kunnen we ook dat begrip niet definiëren. Een poging daartoe zal altijd een tautologie opleveren. Het is niet overbodig om ook bij objectieve uitspraken in de orde 'waar/onwaar' vast te stellen dat er ergens een ondoorbreekbare ondergrens is die het waarheidsbegrip in gevaar brengt. Als iemand zegt: de temperatuur is 20 graden Celsius is de waarheidsprocedure de volgende. Voer een proef uit waaruit dat volgt, bv. steek er een termometer in en kijk naar welke waarde het oppervlak van het kwik wijst. Als dat met een acceptabele nauwkeurigheid tot "20 graden Celsius" kan worden vertaald, wordt de vraag verplaatst naar de bouw van de termometer en naar dat kwik. De reeks der verplaatsingen van de vraag is eindeloos. Bij de kwestie 'goed of kwaad' is er zelfs niet zulk een eindeloze recursiviteit als optimum mogelijk, eenvoudig omdat de goedheid van X zelfs niet onvoorwaardelijk uit een ander goed - als dat al gevonden zou zijn - kan worden afgeleid. Uit de vaststelling 'gezondheid is goed' volgt niet met zekerheid 'dingen die de gezondheid bevorderen zijn goed' omdat zulke dingen in zichzelf slecht kunnen zijn. Daarvandaan bij voorbeeld de hachelijkheid van de spreuk Het doel heiligt de middelen. Hieruit volgt via een rigoreuze maar logische gedachtesprong dat het maximaal bereikbare inzake een leer omtrent goed en kwaad is : het kiezen van een willekeurig uitgangspunt waaruit men door deductie alle andere uitspraken met het predikaat GOED / KWAAD zal afleiden. Een levensbeschouwing wordt bepaald door die keuze. Pas daarbinnen is het mogelijk om afspraken te maken over de ontwikkeling van de gedachten en uitspraken over wat goed en kwaad is. Ik kan niet beoordelen of er iets aan mij mankeert als ik dergelijke dingen zeg. En ik kan me niet voorstellen dat iemand er iets tegen in zou kunnen brengen. Of dat u dat allemaal niet allang even goed weet als ik. Maar van de andere kant wordt er volgens mijn beperkte ervaring bij geen enkele discussie over goed en kwaad - en het gaat bijna over niets anders in de wereld - met zulke heldere uitgangspunten rekening gehouden. Waarom niet duidelijk telkens je grondwaarheid genoemd? Daar begrijp ik dus niks van. Jan van Bakel, 1 maart 2002. janvanbakel.nl Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
|