Jan van Bakel.



Het ware en het goede

Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Terug naar Archief Entr'actes
Terug naar hoofdmenu.


Als ik schrijf - en ik kan niet anders - heb ik alleen wat in mijn hoofd zit. U zult het ermee moeten doen op dit moment, maar u hebt, anders dan ik, tenminste nog de troost van een alternatief. Volg dus, zou ik u willen vragen, een ogenblik de volgende gedachten. Wanneer je ziet hoe het in de roomse kerk toegaat, vraag je je af wat nou eigenlijk het belangrijkste voor ze is. Ze verenigen zich op wat ze een geloof noemen, het ware geloof nog wel, en je zou dus veronderstellen dat het in eerste instantie gaat om waarheden die hen binden. Dat zou moeten betekenen dat er niet alleen verkondigd wordt maar ook pogingen worden aangewend om die waarheden als waarheden te verkennen en te onderzoeken op de enige manier die voor mensen daartoe beschikbaar is: wikken, wegen, nadenken, argumenteren. Maar dat gebeurt niet. Over de werkelijkheid waaromtrent de ware uitspraken worden gedaan kom je maar weinig te weten. Dat schijnt allemaal niet zo belangrijk te zijn. In de prediking wordt geen evidentie aangedragen voor de heilige werkelijkheden. Die worden alleen ex- en declamatorisch tot klinken gebracht. Kritische reflectie is ongepast. Er is alleen gestamel van oude formules. Daarbij worden bijvoorbeeld begrippen als eenheid en drieheid zonder moeite gahanteerd alsof ze verenigbaar waren. Niemand heeft de behoefte om te argumenteren dat God in een werkelijkheid staat waar niet geteld kan worden. Of zo. Dat zou natuurlijk nog moeilijk genoeg zijn, maar in elk geval zou niet domweg de ontoereikendheid en ongewichtigheid van het menselijke verstand voorop gesteld worden. Geheimen van het heilig geloof worden in het hiernamaals geopenbaard. Ook weer niet uitgelegd, want nederig aanvaarden is belangrijker dan begrijpen. God schijnt het menselijk verstand per vergissing te hebben geschapen, of misschien zelfs wel als een soort van kwaadaardige faculteit, bestemd om in nederigheid door de dragers te worden afgezworen, ten teken dat zij afstand doen van alle hoogmoedige eigen gedachten.

Maar ik denk dat het in de roomse kerk helemaal niet om waarheden gaat. De theologen mogen binnen een eigen speelruimte wel pogingen doen om, quasi op filosofische wijze, waarheid en werkelijkheid aan de orde te stellen. Ze mogen bij voorbeeld binnen bepaalde grenzen speculeren over het lege graf op paasmorgen. Maar de menigte der gelovigen blijft daarbij op grote afstand. Het is een speeltuin, waar denkers met hun a-religieuze behoeften hun gang mogen gaan, zolang het maar niet de spuigaten uitloopt. Wat er aan nieuwe gedachten mocht worden ontwikkeld heeft voor de verkondiging geen ander gevolg dan dat die wat vager en softer wordt. De gelovigen weten dat je tegenwoordig veel meer mag zeggen dan vroeger. Er zijn modernen en conservatieven. En wat er nou eigenlijk precies waar is, daar moet je je maar niet alteveel kopzorgen over maken.

Als ze met die waarheid een loopje nemen, als ze liever kritiekloos en zonder scepsis de oude prachtige ruisende riten blijven volvoeren, met duistere formules en teksten, waar gaat het ze dan om? Ik denk dat het godsdienstige gedoe eigenlijk niet veel meer is dan een soort van fluiten in het donker. Een vrees voor de onbegrepen werkelijkheden van het barre leven voert tot een irrationele noodsprong in de droom van de uiteindelijke goedheid van alles en van een eeuwig heil. De waarheid waar alles om draait is die van de algoedheid van het al. Het ankerpunt van die goedheid is de onvergankelijkheid van het leven. Filosofisch gesproken een soort van uit wanhoop geboren irrationeel vitalisme. Wat de roomse godsdienst - en natuurlijk feitelijk alle godsdiensten - typeert, is een bijzondere onderlinge relatie van goedheid en waarheid. Voor gewone mensen - zou ik geneigd zijn te zeggen, maar je moet voorzichtig zijn, want ook rationalisme en verlichting is een cultureel parti pris - staat de waarheid voorop en zijn het goede en kwade afgeleid van onze, uit zelfbelang geboren, interpretatie van de werkelijkheid, waarin we ons fataal bevinden. Kennis van de werkelijkheid voert tot de waarheid omtrent die werkelijkheid, zijnde de klaarblijkelijkheid van haar eigenschappen in het beeld dat door de kennis in ons verschijnt. En die eigenschappen zijn wel of niet in overeenstemming met datgene waarop ons leven uiteraard gericht is: de eigen continuering. Want wij zijn, hoewel geboren en gekweld in en door een smartelijke wereld, toch voor altijd fatalerwijze gehecht aan onze reddeloosheid.

Vandaag noch op andere dagen gaat er iets anders om in mijn hoofd.

Jan van Bakel, 5 maart 2002.

janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.