Jan van Bakel.



De vreemde plek wereld

Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Terug naar Archief Entr'actes
Terug naar Hoofdmenu


Opabinia, Habelia, Marrella, Leanchoilia, Sanctaris en Wiwaxia waren de diersoorten waarvan de lezers van Stephen Jay Gould, Wonderful Life (Penguin 1991) nooit de fantastische afbeeldingen zullen vergeten, zij het dan ook dat ze voor een zeker deel moeten berusten op de fantasie, althans de interpretatie, van Marianne Collins. Ze doken plotseling weer op bij een interview met Simon Conway Morris onder de titel De mens is geen ongelukje in de W&O-bijlage van de NRC (30 maart 2002). Het interessante van dat interview was voor mij niet dat de vloer werd aangeveegd met de theorie van Gould volgens welke het ontstaan van de menselijke soort het gevolg was van een speling van het lot. Als je de evolutie zou overdoen, aldus Gould, dan zou er niet opnieuw een menselijke intelligentie worden voortgebracht. Dat is een volslagen onzinnige opmerking, omdat er geen enkele manier is om zoiets te critiseren of te testen. Een onwetenschappelijke uitspraak dus en daar hebben we geen Stephen Jay Gould voor nodig. En eigenlijk dus ook geen Simon Conway Morris om het tegen te spreken. Nee, het interessante is gelegen in de voorspelling van Conway Morris dat de evolutie, als die er een millieu voor heeft en 3.5 miljard jaar de tijd, onvermijdelijk zo'n intelligentie zal produceren. Dat is dus wel een testbare uitspraak. Een toetsbare hypothese. Nu moet ik zeggen, dat ik hem ook niet helemaal vertrouw. Een uitspraak bijvoorbeeld als de volgende: "Wat daaruit (die toevals-theorie van Gould JvB) volgt is - omdat wij een ongelukje van de evolutie zijn - dat elk moreel systeem van ons moet zijn gebaseerd op een menselijk construct." Laten we maar zeggen: een menselijk construct moet zijn. Kennelijk heeft Conway Morris daar moeite mee. Dat wil zeggen dat de moraal volgens hem van elders stamt, ik denk van God. Het zal dus zelf ook wel een creationist zijn, al probeert hij zich draaikonterig van zulk volk verre te houden. In het laatste stuk van het interview gaat het over concentratiekampen, over moraliteit die niet kan vastliggen in de genen, over eugenetica waar je bij terecht kunt komen, over opvattingen die stinken. Het blijft allemaal wat onduidelijk, maar ik vrees dat Conway Morris er ook een geheime agenda op na houdt.

Wat is nou het belang van zo'n stukje in de wetenschappelijke bijlage van een krant? Niet natuurlijk de verkondiging zelf van de convergentie-theorie, want die staat inhoudelijk net zo zwak als de toevalstheorie van Gould. Het zou pas wetenschappelijk interessant worden als er proeven waren gedaan die die theorie ondersteunen. Iets meer dus dan er bloot op wijzen dat bij voorbeeld het oog evolutionair meerdere malen is uitgevonden. Mijn gedachten gaan in een heel andere richting en ik wil niet nalaten de creationisten met gepaste bescheidenheid een hint daarheen te geven. Er is nu dus - zo constateer ik - een wetenschapper die zegt dat de evolutie convergeert. Dat betekent natuurlijk - hoe vreemd Conway Morris onze wereld ook vindt, veel vreemder zegt hij dan wij ons realiseren - dat wat op onze planeet gebeurt ook op andere, vergelijkbare planeten zal gebeuren. Vergelijkbare planeten moeten er in overvloed zijn. Immers: de evolutie convergeert. De conclusie moet zijn dat het in het heelal wemelt van wezens zoals wij. Al die wezens hebben een moraal, want de moraal is niet zomaar een menselijk construct, ofwel ze is wel menselijk van oorsprong en bestaat dan overal waar zoiets als de mensheid bestaat. Immers: de evolutie convergeert. Welnu, als we onder creationisten zijn, lijkt de aanname van een universele verlossing van menselijke zielen, waar dan ook in het universum, noodzakelijk. Overal moet dus de zoon Gods mens geworden zijn en overal moet een kerkelijk geloofsgezag verkondigen dat die menselijke zoon naar zijn persoonlijkheid beoordeeld de goddelijke tweede persoon is. Dat is nog even wat anders dan beweren dat de theorie over priemgetallen universeel moet zijn. Maar zou dat nou kunnen? Zou het in het universum ook kunnen wemelen van verschijnselen in de vorm van een menselijke natuur die als persoon God zijn? Zoals de kerk dat leert? Daar had ik Conway Morris wel eens over willen horen. Dat lijkt mij eigenlijk de interessantste kant van het interview, die vraag, die gedachte. Ook voor de paus trouwens, denk ik.

Jan van Bakel, 1 april 2002.

janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.