Jan van Bakel.



Evolutie en drama

Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Terug naar Archief Entr'actes
Terug naar Hoofdmenu


Wat het voor wetenschappers zijn weet ik niet, maar er wordt veel geschreven over het waarom en het hoe van de evolutie. Zo konden we nog pas lezen dat het handstandsignaal (van de pandabeer JvB) slechts onder één voorwaarde evolutionair kon ontstaan, en ook blijven bestaan: dat de uitvoerder ervan, als het erop aankomt, wel degelijk bereid is een lijfelijke ontmoeting gewelddadig te laten verlopen. Het gaat - maar daar hoeven we nu niet bij stil te staan - over de 'Handstand-geur van reuzepanda schrikt soortgenoten af' (NRC W&O 14-04-2002). Zoiets is natuurlijk nooit te controleren. Het is alleen maar een rationalisatie over 'onbegrijpelijke' verschijnselen waar we geen genoegen mee wensen te nemen. Iets wat onbegrijpelijk is, zo denken wij, kan niet bestaan. Die gedachte overigens, en algemener gesproken ook de behoefte aan rationalisering van verschijnselen, moet eveneens een product van de evolutie zijn, zodat de vraag recursief wordt. (En daarmee eigenlijk onzinnig.) Wat staan blijft is de ervaring van onvoldaanheid die gepaard gaat met de ervaring van onbegrijpelijkheid van de verschijnselen. En de reflectie daarop, die ons plaatst voor de vraag waarom de evolutie ons heeft gemaakt tot reflecterende, rationele wezens, als er zo weinig zicht is op enig nut daarvan. Je kunt niet zeggen dat het een noodzakelijke voorwaarde is voor de dominantie van onze soort. Als alles klopt wat men daarover zegt waren ook de grote reptielen van vóór het Krijt in hun tijd zwaar dominant. De leeuw houdt het ook aardig uit zolang wij er ons niet teveel mee bemoeien, en zelfs de springbok en het Blau Wildebees hebben wat dit betreft geen klagen. De rationalisering van de ratio zou zijn dat we aannemen dat wij, als fysiek onbeduidende, zwakke soort, de intelligentie hebben ontwikkeld om met de fysiek sterkere te kunnen concurreren. Maar waarom kiest de evolutie dan niet voor één ideale oplossing voor allemaal? Dan is er geen strijd meer en niemand lijdt nog verlies. Of moet dat allemaal nog gebeuren? Dan zijn de inspanningen op de dwaalwegen toch deerlijk verkwiste energie. Denk maar eens aan de Argentijnse mier, zoals die tegenwoordig in Europa aan het huishouden is.

Maar ook als we niet verder kijken dan naar onszelf. Wij met ons bewustzijn en onze intelligentie. Als mens op onszelf, als dat niet een al te zware theoretische isolatie is. Wat is er nou gewonnen met ons? Je moet niet proberen om te argumenteren uit een soort van gelukkige staat die het gevolg zou zijn van onze status van intelligent wezen. Vooreerst leert iedere zelfreflectie dat wij treurige, onvoldane en onvervulbare smachters naar geluk zijn. Maar zelfs als je het zover hebt geschopt dat die gedachte geheel en al overwonnen en verdrongen is, blijft de vraag over wat wij zouden ontberen als we het niet verder hadden gebracht dan de chimpansee. Of de springbok. En ga zo maar door tot de wandluis. Een cynicus zou zelfs kunnen poneren dat iets als intelligentie, met haar kwalijke gevolg van de kennis van goed en kwaad, maar een lastige verstoring is van de normale gang van zaken: alles vecht tegen alles, alles vreet al het andere, alles jakkert voort om als laatste te sterven. Intelligentie is een lastige en nutteloze kwasi-luxe.

Maar dit, noch wat dan ook, kan uitroeien wat wij van onszelf ervaren. Nooit ofte nimmer zullen we ook maar iets begrijpen van wat ons door zijn onbegrepenheid kwelt. Nooit ofte nimmer zullen we weten wat het is dat ons verlangen drijft. Nooit zullen we de wezens ontmoeten die de Egyptische piramides hebben gebouwd of begrijpen hoe zij iets konden wat wij ons niet kunnen voorstellen. Nooit zullen we weten of ook op andere hemellichamen die ziekte van de intelligentie is uitgebroken, laat staan communiceren met andere, ook intelligente wezens. Zelfs de dolfijnen die voor ons spelen zijn volstrekt en onherroepelijk ontoegankelijk. En nooit zullen we weten wat het is dat zonder verschijningsvorm verschijnt als het grote gat van ons zelfbewustzijn. Er zijn maar enkele bladzijden van Sartre voor nodig om het te besterven bij die gedachte. En nooit zullen we weten wat het allemaal was, wat dan ook, hoe dan ook, als dat gat implodeert.

Jan van Bakel, 19 april 2002.
janvanbakel.nl

Terug naar boven

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.