Jan van Bakel.



Godsdienstvrijheid

Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Terug naar Archief Entr'actes
Terug naar Hoofdmenu


Dezer dagen kwam ik iemand te spreken die zei: Wat ben jij tegenwoordig toch een domme stukjes aan het schrijven op het internet. Allemaal van dat abstract gebazel, dat eigenlijk nergens over gaat als je het goed beschouwt. Meestal kwasi filosofisch geredeneer en nooit eens iets over wat er in de wereld gebeurt, over politiek, het milieu, de economie, de verkiezingen, ziekte, oorlog en geweld. Enzovoort. Voor mij is het maar zwak en vrijblijvend gebabbel. Zo kun je toch eindeloos doorratelen zonder dat iemand je ooit iets kan voorstoten of aanwrijven? Jij gaat altijd vrijuit, want het gaat gewoon over niks. Ik werd er stil van. Ik dacht: dat is dus één van die vijftienduizend kliks. Ik stond eigenlijk met mijn mond vol tanden. Ik begreep wel, dat je het zo dus kennelijk ook kon zien.

Nou, intussen zoveel dagen later, kom ik tot de conclusie dat ik nodig eens iets over godsdienstvrijheid moet schrijven. Dat gaat ergens over, want de kranten staan er tegenwoordig bol van. Ik heb ooit eerder overwogen daar iets over te schrijven, maar ik dacht juist dat dat niks was. Wat godsdienst betekent voor het openbare leven in ons vaderland kan het best duidelijk worden gemaakt aan de hand van de grondwet. Daar staat alles in wat er een beetje toe doet en ook de godsdienst komt erin voor. Aldus:

    Artikel 6. lid 1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Hier ziet u natuurlijk geen definitie van godsdienst. Iedere burger wordt geacht de wet te kennen en om de wet te kennen moet je Nederlands kennen, dus iedere burger wordt geacht Nederlands te kennen. Dus we zoeken het op in het WNT, alwaar wij lezen:
  1. Godsvereering, als collectieve benaming voor uiterlijke verrichtingen, waarmede men naar de begrippen of de voorschriften eener bepaalde gemeenschap, de godheid eert.
  2. Het geheel der plechtigheden en leerstellingen, die den vorm van godsvereering uitmaken, eigen aan een volk, eene sekte, een kerkgenootschap.
  3. Het geheel der leerstellingen aan eene bepaalde gemeenschap (een volk, een kerkgenootschap) eigen. Geloof (zie GELOOF, I, B, 2), belijdenis, leer.
  4. De betrekking van de menschen tot God.
  5. De gezindheid van het gemoed dat God dient, eert door een leven overeenkomstig Zijne geboden. Godsvrucht, vroomheid.
Degene die de wet mag interpreteren heeft dus de keuze uit vijf. Wat gekozen moet worden is afhankelijk van de vraag of het acceptabel is als object van belijden. Het artikel laat niks anders toe, wat erop neerkomt dat alleen 3 mogelijk is. Het artikel garandeert dus (alleen maar) een bepaalde verbale vrijheid. Misschien vindt u het overbodig om het WNT hier bij te halen, want de nevenschikking van de term met levensovertuiging zegt op zichzelf al genoeg. Tussen haakjes: de overheid deed dus niks fout toen ze vroeger de katholieken (althans bij ons op het dorp) verbood met de sacramentsprocessie op de openbare weg te komen. Daar werd door de roomsen genoeg over gekankerd, maar die hadden dus ongelijk. En andermaal tussen haakjes: als iemand tegenwoordig verboden wordt een hoofddoek te dragen, dan is dat evenmin in strijd met artikel 6.

Iets anders - en daarom dacht ik dat het niks was - is dat dit artikel eigenlijk volkomen overbodig is in samenhang met wat er gezegd wordt over vrijheid van meningsuiting. Mocht het verder reiken dan verbaal gedrag - en veel interpretaties gaan in die richting, waarover beneden - dan is het bovendien uiterst gevaarlijk. Allerwege worden verwerpelijke dingen geduld, als ze godsdienstig onderbouwd worden. Over vrijheid van meningsuiting is de grondwet niet zo royaal, eerder karig. Maar er staat toch maar:

    Artikel 7.
    lid 1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Zogauw je dat woord voorafgaand wegstreept en iets doet aan dat drukpers - want dat is misschien wat ouderwets wat zijn reikwijdte betreft - heb je dat hele artikel 6 niet meer nodig. Ik heb die gedachte - van de overbodigheid van de bepaling over godsdienstvrijheid - eens uitgesproken tegenover een rechtgeaard rooms jurist die nog in de jaren dertig gestudeerd had aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen. En wat wierp die tegen? Dat je dan het hele katholieke onderwijs in gevaar bracht. Die zag dus heel wat anders gegarandeerd dan een bepaalde verbale vrijheid. En als je dezer dagen de islamitische predikers geciteerd ziet met hun uitleg van de koran en het trekken van conclusies uit dat kennelijk enigszins verouderde boek, dat niet zozeer bij de bijbel achterloopt misschien maar toch wel bij de hele rest van mijn boekenkast, zelfs dan heb je die bepaling over godsdienstvrijheid niet nodig om die lui te laten zeggen wat ze goeddunkt. Dat slaan zal trouwens ook wel meevallen in het oog van de Nederlandse rechter. 240 uur dienstverlening of zo. Een moskee aanvegen, of wat je maar kunt bedenken. Ik heb zulke mensen al oude dames zien helpen inpakken in de supermarkt.

Het woord godsdienst komt nog tweemaal meer voor in de grondwet. Natuurlijk allereerst in

    Artikel 1. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
Als het om godsdienst gaat is dat in samenhang met het voorgaande een beetje een listig artikel, zoals de voetbalverslaggevers zouden zeggen. Hier hoeft het natuurlijk niet alleen om belijdenis te gaan. Het is ook verboden iemand te discrimineren vanwege de dingen die zijn godsdienst hem voorschrijft te doen. Als dat niets kwalijks is, is daar niks tegen. Van de vijf betekenissen van het WNT zijn hier de eerste drie relevant. Niet natuurlijk 4 (de betrekking van de mens tot God), noch 5 (de gezindheid van het gemoed), want die zijn voor de bedrijver van discriminatie niet waarneembaar. Als ze wel waarneembaar zijn, betreft het verbaal gedrag of belijdenis, en de vrijheid van het woord is al gegarandeerd in artikel 7. De hoofddoek echter is hier wel degelijk aan de orde, tenminste als je die interpreteert als maatschappelijk gedrag dat op grond van de godsdienst wordt uitgeoefend. Voor de duidelijkheid: die hoofddoek is dus niet beschermd op godsdienstige gronden, dat wil zeggen: omdat er nu eenmaal vrijheid van godsdienst zou zijn, maar alleen omdat je godsdient-discriminatie pleegt als je je ertegen keert. Listig dus, omdat artikel 6, door het garanderen van slechts belijdenis, de hoofddoek niet onder zijn bereik heeft.

Wie of wat er beschermd wordt met artikel 1 zijn Allen die zich in Nederland bevinden. Dat zijn dus individuen, personen. Zolang je, in afkeurende zin sprekend over de hoofddoek, geen personen aan de orde stelt kun je geen discriminatie plegen. Bovendien is verbaal gedrag (van een veronderstelde discriminator), zelfs indien - bij voorbeeld wegens het dragen van een hoofddoek - gepraktiseerd in relatie tot personen, kwalijk tegoedertrouw te karakteriseren als een vorm van behandeling, laat staan ongelijke behandeling. Alleen zoiets wordt in artikel 1 impliciet gedefinieerd als mogelijke discriminatie. Trouwens: het woord is vrij. Ik zal me verder niet begeven in speculaties over de vraag wanneer iemand precies een beroep mag doen op dit artikel, meer in het bijzonder of je ook kunt klagen omdat anderen gediscrimineerd zijn of omdat weliswaar geen personen maar dan toch een categorie van personen het voorwerp waren. Omdat een categorie alleen het voorwerp kan zijn van een verbale act - categorieën van personen bestaan niet maar worden alleen theoretisch gedacht en genoemd - moet dat altijd over een vorm van spreken gaan, wat uiteraard buiten het bereik van het artikel valt en vrij is op grond van 7. De conclusie op dit moment moet zijn, dat iedereen over welke categorie van mensen dan ook altijd alles mag zeggen zonder voorafgaand verlof, en zonder beticht te kunnen worden van discriminatie. Maar, zoals ik zeg, daar wil ik het niet over hebben. Wat er ook van zij, niemand kan op grond van godsdienstvrijheid bescherming eisen tegen discriminatie en de godsdienstvrijheid hebben we dus überhaupt niet nodig.

Thans komen wij toe aan het derde geval van gebruik van het woord godsdienst in de grondwet:

    Artikel 23.
    lid 1. Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering.
    - 2. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen.
    - 3. Het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging, bij de wet geregeld.
    - 4. In elke gemeente wordt van overheidswege voldoende openbaar algemeen vormend lager onderwijs gegeven in een genoegzaam aantal scholen. Volgens bij de wet te stellen regels kan afwijking van deze bepaling worden toegelaten, mits tot het ontvangen van zodanig onderwijs gelegenheid wordt gegeven.
    - 5. De eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, worden bij de wet geregeld, met inachtneming, voor zover het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting.
    - 6. Deze eisen worden voor het algemeen vormend lager onderwijs zodanig geregeld, dat de deugdelijkheid van het geheel uit de openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs en van het openbaar onderwijs even afdoende wordt gewaarborgd. Bij die regeling wordt met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling der onderwijzers geëerbiedigd.
    - 7. Het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de bij de wet te stellen voorwaarden voldoet, wordt naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs uit de openbare kas bekostigd. De wet stelt de voorwaarden vast, waarop voor het bijzonder algemeen vormend middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs bijdragen uit de openbare kas worden verleend.
    - 8. De regering doet jaarlijks van de staat van het onderwijs verslag aan de Staten-Generaal.
En daarmee zijn we bij dat onderwijs dat die jurist uit de jaren dertig met behulp van godsdienstvrijheid vrij wilde houden. Sorry, dat ik zoveel moet citeren, maar dan hoeft u de grondwet er niet naast te leggen om te zien of het wel allemaal klopt wat ik beweer. Het is voor het eerst in dit verband dat ik een kritisch geluid moet laten horen. Het is een uitermate chaotisch artikel, zonder enige definitie van de termen openbaar - en bijzonder onderwijs, zonder beginselen, zonder beleid, en met duidelijke sporen van een lange strijd tussen fundamentalisten van allerlei slag. En met niets anders dan de wil om een tekst te produceren die zoal niet de vrede naderbij brengt, dan toch de oorlog minder zichtbaar maakt. Vooreerst is er dat ijdele eerste lid, zo weinig inhoudelijk dat er geen enkele conclusie uit kan worden getrokken. Er had evengoed kunnen staan Het onderwijs zal de regering een zorg zijn. De slechte kwaliteit van het hele artikel wordt tegenwoordig meer en meer duidelijk door een hoop moeilijkheden die het christelijk en ander religieus "gericht" onderwijs in onze pluriforme samenleving veroorzaken. Dat het christelijk onderwijs eenmaal de vrije hand heeft gekregen, welgevuld met de euro's van de belastingbetaler, is er oorzaak van dat nu ook heel andere stromingen buiten controle zijn. Zeg gewoon: het onderwijs is vrij; alleen het onderwijs dat door de overheid gecontroleerd wordt, wordt ook door de overheid betaald; de leerplichtwet betreft het door de overheid gecontroleerde onderwijs. En laat eenieder verder ieder soort van onderwijs inrichten zoals hij wil, in het Fries, het Arabisch of het Engels, en handelend over Darwin, de Koran, de Bijbel, Astrologie of wat dan ook.

Conclusie: artikel 6 kan weg. De godsdienst blijft even vrij als alles wat mag volgens de wet. En dat dit een beetje een lang stukje moest zijn, komt door de lage kwaliteit van de grondwet.

Jan van Bakel, 20 juni 2002.
janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven