Jan van Bakel



Neem een wasvrouw


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Tegen die kranten van zaterdag ben ik nog wel bestand, maar die van maandag, nee, daar kan ik niet tegen. Neem nou dat artikeltje van Anil Ramdas. Ik pleeg natuurlijk weer discriminatie als ik zeg dat ik denk dat dat een Indische jongen is, omdat ik natuurlijk "meneer" moet zeggen of "journalist". Maar ik ga als gewoon Nederlander af op z'n foto, zoals zoveel gewone Nederlanders afgaan op dingen die ze gewoon weten, net zoals iedereen van die Volkert zegt dat het de moordenaar is, terwijl je volgens de wet dat nog niet mag weten. Maar daar wou ik het nou niet over hebben. Nou wou ik het hebben over die titel boven dat stuk: Ge neme een wasvrouw (NRC 2-9-2002). Ik vind weliswaar dat iemand die uit India komt en hier al een hele tijd lang stukjes in de krant schrijft niet tot in detail op de hoogte hoeft te zijn van de optatief in het Nederlands. Die tekst van de kookboeken: men neme twee theelepels gedroogde en fijn verpulverde zwarikswortel... of iets dergelijks. Dat is de aanvoegende wijs of coniunctief of optatief - er zijn meerdere termen uit de taalkunde over verouderde grammatica-systemen - maar het komt allemaal op hetzelfde neer. Hoe je die vorm ook noemt, naar de betekenis is het een optatief, dat wil zeggen hij drukt de wens uit van de spreker. In dat kookboek wenst de schrijver dus - waarschijnlijk om alles, vooral in het belang van de gebruiker zo goed en gezond mogelijk te laten verlopen - dat die (de lezer, op een moment dat dat wenselijk is) dit of dat neemt. Dat hoeft Ramdas niet te weten. Het enige wat Ramdas wel moet weten is dat je jezelf niet boven de heupen moet grijpen. Het is al erg genoeg als andere mensen dat met je doen, maar voor jezelf moet je er te wijs voor zijn. Je moet niet iets proberen te schrijven terwijl je niet zeker bent dat het correct is. En als hij meent daarover zekerheid te hebben is hij minstens schuldig aan eigenwaan. Nee, wie er wel wat moet weten is die redacteur die die teksten iedere dag naleest en altijd de bijzinnen verknolt die hij tot hoofdzinnen ombouwt en omgekeerd. Ik ga u dat niet documenteren, want u lijdt daar al genoeg onder zonder dat u zit te wachten op mijn slowmotion in herhaling. Die redacteur, die moet weten dat de optatief voor de tweede persoon in het Nederlands niet bestaat. Voor de eerste persoon is zo'n wensende wijs natuurlijk onzin. Je formuleert tegenover jezelf geen wensen want als je iets zelf wenst is de toegesprokene - jijzelf - uiteraard van dezelfde mening. Van welk feit jijzelf uiteraard ook niet geheel onkundig bent. Tegenover een tweede persoon - dat is iemand met wie je oog in oog staat en met wie je in deze concrete spreek-situatie direct te maken hebt - kun je ook geen optatief gebruiken. Dat is zodanig duidelijk voor sprekers van het Nederlands dat zo'n vorm gewoonweg niet meer bestaat. Als je tegen iemand zou willen zeggen: Gij mijn uitnemende en getrouwe vriend, gij kome mij te hulp zodra ik straks tegen mijn eigen rationele inzichten te lang en geheel vrijwillig onder water blijf (of zoiets), dan zeg je volgens alle geldende regels niet dit - wat trouwens ook domweg foutief is - maar gewoon Kom mij asjeblief te hulp enzovoort. Alleen omtrent een derde persoon, dat is de ander, niet gij of ik, maar een verre derde, die wij nu niet kunnen bereiken, die buiten onze macht ligt, die we zelfs niet kunnen toespreken om hem onze wensen kenbaar te maken. Over zoiemand kun je spreken met de optatief: hij kome mij goedertierenlijk te hulpe, of zoiets. Die redacteur had dus deze keer zijn pen met reden kunnen gebruiken en Anil Ramdas kunnen toefluisteren: Neem asjeblief mijn goede raad ter harte en schrijf in zulke gevallen: Neem een wasvrouw en zet dat ook boven je stukje, want dit kan zo echt niet. Maar ja, dat weet hij niet, jammer genoeg. Wist hij althans dit voorlopig, hij ware ook gebaat bij een meer diepgaande behandeling der stoffe.

En door deze, eigenlijk op zich zo platvloerse en - zou je wensen - overbodige uitleg gaat mij de ruimte ontbreken om iets te zeggen tegen die oud-arbiter John Blankenstein die op 15 september uit handen van de voorzitter van Tijgertje - neem ik toch aan - de homo-prijs zal ontvangen wegens zijn verdiensten voor het bevorderen van de fysieke weerbaarheid van homoseksuelen. Dat "fysieke" maakt me een beetje bang, maar wie weet, misschien is het iets heel gewoons in de moderne maatschappij, iets waar ik misschien net een beetje te achterlijk voor ben. Iets onaardigs, vraagt U? Ja inderdaad. Omdat hij zegt: We moeten bij de les blijven, want de acceptatie is nog niet algemeen. Hij mag dat natuurlijk denken, ja zelfs zeggen, want iedereen mag alles denken en zeggen. Maar het lijkt me wel gepast erbij op te merken, dat hij een heel eind buiten het democratische koor zingt. Niemand hoeft immers de homoseksualiteit te accepteren. Iedereen moet zijn persoonlijke inzichten en voorkeuren dienaangaande voor zichzelf houden en die niet met veel geblaas en onverdraagzaamheid aan anderen opdringen of voorschrijven.

Maar ik laat het maar liever achterwege, want anders moet ik nog een andere titel zoeken ook.

Jan van Bakel, 2 september 2002

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven