Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes
Niet langer dan vijf seconden zag ik haar beeld op de teevee, toen iemand anders de afstandsbediening in de hand had
en even voorbijzapte: een non. Margaretha geloof ik dat ze heette. Ze had iets geschreven waar de aanduiding
Simpele zielen in voorkwam. En er werd gezegd: Margaretha is ervan overtuigd dat de weg van de rede
niet naar God kan leiden. En toen het beeld wegflitste schreef ik het op. Om er even over na te denken.
Ik zal u zeggen waarom.
Het eerste wat ik dacht was iets als: daar heb je weer zo iemand. Vijand van de menselijke rede. Dat gevaarlijke
instrument van de duivel. Eeuwige verschijningsvorm van de verderfelijke kennis van goed en kwaad. Waardoor
de menselijke onschuld is verdwenen. Kennis van het goede, die iets goeds zou kunnen zijn als ze niet inhield de
kennis van haar tegendeel, het kwade. Kennis van het goede, die alleen in de geschiedenis kon verschijnen door het
allereerste optreden van de grote antagonist: den boze. En het is de rede, dat huis van eigenwaan
en hoogmoed, die daarvan de gestalte is.
De weg, die dus nooit tot God kan leiden. Alles zo voorspelbaar als die universele verkondiging van
zonde en schuld die de mensen conditioneert voor een theorie over redding en zaligheid. Die dan natuurlijk geen
theorie mag heten, want daardoor zou ze op haar beurt de gestalte aannemen van het boze.
Neem nou eens aan dat er iets als een God zou zijn. Een instantie die persoonlijkheidskenmerken vertoont en
op een of andere onbegrijpelijke wijze oorzaak zou zijn van de kosmos en alles wat daarin begrepen is.
Zoiets moet Margaretha toch aannemen, neem ik aan. Die instantie
zou er toch niet de oorzaak van kunnen zijn dat iets als de rede
zich zou ontwikkelen, aangenomen dat die gekenmerkt moet worden zoals Margaretha doet? Die rede moet dus een oorzaak hebben
die contrarie is. En waar komt die dan vandaan? Komt die niet van God dan komt God zelf in het nauw.
Dit zijn natuurlijk, zoals ik het hier formuleer, allemaal wat
kinderlijk uitgedrukte non-filosofica, maar als het op dit vlak al onzinnig is zoiets te bedenken, hoeveel te meer
als je er werkelijk ernstig over zou gaan spreken. Je kunt dan wel een eenvoudige zuster zijn en vol edele
gevoelens spreken over simpele zielen, maar als dat ten koste moet gaan van de rede ...
En wat ik in tweede instantie denk? Hoe is dat nou toch te verklaren dat er altijd weer
ontzag en eerbied tentoon gespreid wordt voor zo'n eenvoudige zuster? Wat is toch de charme van die eenvoud,
die simpelheid, die nederigheid, die dienstbaarheid, die bescheidenheid, die tevredenheid in armoede en onbeduidendheid?
Alles ver verwijderd van de hoogmoed van het autonome oordeelsvermogen. Alleen al die afschuw van hoogmoed.
Waarom zijn wij onbeduidende, nietswaardige dienaren?
Vandaag had Cliteur het bij Buitenhof in zijn column over een afscheid van die typisch christelijke
morele idealen en waarden, en de keuze voor een omslag in de richting der klassieken: Romeinse trots en zelfbewustzijn.
Ik heb wel eens mijn bewondering uitgesproken voor het standpunt van de bescheidenheid, antipode van de
ijdele opgeblazenheid van de Roomse pompa, en tussen die twee blijft mijn keuze onveranderd. Maar zuster Margaretha
volg ik toch liever niet. Dus dan maar Nietzsche en de LPF?
Jan van Bakel, 15 september 2002
janvanbakel.nl
Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
Terug naar boven