Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes
Ik zou het aandurven te stellen dat vlucht voor abstractie kenmerkend is voor populistische denkers.
Bij de gedachtevorming over onderwerpen die grote groepen van de bevolking raken,
in het bijzonder grote groepen van het eenvoudige, simpele volk - dat zijn typisch die groepen waar de spreker
of schrijver van het moment zich ver boven verheven acht - mag je niet in abstracte categorieën argumenteren, want
dan begrijpen die mensen dat niet meer. Die denken dan bijvoorbeeld dat je het over hen persoonlijk hebt en dan
pleeg je dus belediging, wat zeg ik, discriminatie. Hoor maar Joris Luyendijk in de - overigens zeer interessante -
Thema Islam-bijlage van de NRC (9-11-2002):
Wie wil weten wat de overeenkomst is tussen een betaste islamitische vrouw en een gestolen Amsterdamse fiets,
(Sorry hoor, het is Joris die het zegt. JvB) moet zich verdiepen in het mensbeeld. Dat is glibberig terrein
omdat je uitspraken gaat doen over 1,2 miljard moslims en een vijfhonderdduizend Amsterdammers.
Ik meen dat we hierbij niet moeten denken aan één of andere zij het onbepaalde islamitische vrouw,
respectievelijk Amsterdamse fiets. Nog minder natuurlijk aan een bepaald individu of object.
Bedoeld wordt categorisch en heel in het algemeen te spreken over bepaald maatschappelijk gedrag: het
betasten van een islamitische vrouw en het stelen van een Amsterdamse fiets, van welke nadere specificatie of
persoonlijkheid dan ook. We hebben dus te doen met abstracte categorieën. Door middel van de taal wordt iets aangeduid
waarvan men tegenwoordig vaak zegt dat het niet bestaat. In discussies waar abstracties gehanteerd worden
als Marokkanen, Islamieten, enzovoort - merkwaardigerwijs nimmer als het gaat om autochtonen of zo -
wordt direct geroepen dat die niet bestaan. Ik zie geen andere mogelijkheid dan dat te interpreteren als: je mag niet
generaliseren. Of: je mag niet in categorieën denken.
Het eerste betekent dat je een eigenschap van een individu niet door generalisatie mag toedenken aan alle
individuen die een eigenschap dragen van dat individu en zo met hem een categorie vormen (dat wil zeggen: denkbaar maken).
Natuurlijk, wie zal dat ontkennen. Maar vaak bedoelt men dat je überhaupt niet in categorieën mag argumenteren.
Zoals Joris Luyendijk hier, ook al drukt hij zich nog wat primitiever uit.
Hij stelt impliciet dat een abstractie beoogt een uitspraak te zijn over alle individuen afzonderlijk die denkbaar zijn
binnen de bedoelde categorie.
Dat zou inhouden dat de uitspraak "Knoflooketers stinken" hetzelfde betekent als de verzameling
van overeenkomstige zinnen over alle individuele knoflooketers afzonderlijk.
Zodat in het algemeen elk afzonderlijk individu zich aangesproken en bedoeld moet achten door een categorische uitlating.
En daardoor dus gediscrimineerd en of beledigd kan zijn.
Ja het komt zelfs voor dat personen zich beledigd achten door een uitspraak omtrent een eigenschap
die zij zich toedenken.
Zeg je dus "Knoflooketers stinken" dan kun je evenveel processen wegens belediging
(discriminatie) tegemoetzien als er knoflooketers bestaan.
Je mag dus nooit meer iets zeggen over een categorie, want altijd kan er wel iemand door beledigd zijn die zichzelf de
kenmerkende eigenschap van die categorie toedenkt.
Het is zo klaar als een klontje dat die gedachte volkomen onzinnig is. Wie ooit heeft nagedacht over taal en denken
- en dat zou toch voor Luyendijk moeten gelden - zal beseffen dat we over niets kunnen spreken tenzij onder het
opzicht waardoor het gelijk is aan iets anders. Met een voorbeeld: wie stoel zegt over iets, ordent dat voorwerp
tot de categorie der "stoelen" en ziet af van de individuele eigenschappen van het voorwerp.
Zonder abstracte categorieën te scheppen kun je over niets spreken.
De algemene categorie stoel, die door taal en denken wordt gecreëerd, bestaat
niet in de waarneembare werkelijkheid, maar niets in de waarneembare werkelijkheid kan aan de orde komen
zonder dat men eerst categorieën schept waarin het kan worden gevangen. Categorieën bestaan dus niet in de
waarneembare werkelijkheid maar typisch wel elders. Een uitspraak over de categorie of klasse betreft
nimmer een individu.
Wanneer een bepaalde knoflooketer zegt dat je beledigend hebt gesproken over de knoflooketer, dat hij een knoflooketer
is en dat je dus over hem beledigend hebt gesproken vergist hij zich in het laatste punt.
De knoflooketer, de Amsterdammer en de islamitische vrouw
bestaan niet in fotografeerbare, beledigbare, discrimineerbare vorm. En Joris Luyendijk praat onzin.
Dat is op zichzelf niet zo erg, maar zulke onzinnige gedachten bedreigen wel de vrije discussie en
de vrijheid van meningsuiting en veroorzaken de introductie van spookachtige opvattingen over discriminatie.
Jan van Bakel, 11 november 2002
janvanbakel.nl
Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
Terug naar boven