Jan van Bakel



Kraakbeen


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Onlangs heb ik enkele woorden geschreven ter verdediging niet van Achterberg maar van zijn poëzie, die in het nauw is geraakt door onthullingen van details uit zijn biografie, gedaan door - waarop ik later van bevriende zijde werd gewezen - Godert van Colmjon in Trouw (16-11-2002). Mijn punt was dat we de gedichten, hoezeer ook door hun historische context voor geïnformeerde lezers bevuild, voor zichzelf moeten laten spreken en er geen verwijzingen naar verkrachting in moeten lezen als die daar niet staan. De gedachte was - en is - dat zelfs een verkrachter op bepaalde momenten rein zou kunnen zijn. Van Colmjon denkt daar anders over. Hij schrijft o.a.: De tekstinterpretatie van de gedichtencyclus Zestien is definitief verbonden met zijn biografische oorsprong. Wie kan na de woorden van het slachtoffer (door de auteur geciteerd JvB) Pullover nog lezen zonder aan dat meisje met een gebreide pullover in de Boomstraat te denken? En wie nog Kraakbeen zonder dat de poëzie wordt overvleugeld door het beeld van een zestienjarige die zich op een zolderkamer panisch ontworstelt aan haar verkrachter, de dader, de dichter? Op één van die beide gedichten wil ik kort ingaan, met de bedoeling om een mogelijkheid van incidentele zuiverheid van erotiek in de tekst onder de aandacht te brengen.

    KRAAKBEEN

    Je hebt je van mij losgemaakt
    met elleboog en schouderblad.
    Het zoete been heeft zacht gekraakt
    en ook mijn armen deden dat,
    alsof ik brak tot deze twee,
    die in mij waren zoek geraakt.

Zelfs wie Van Colmjon niet heeft gelezen zal niet heenkunnen om de suggestie dat de geliefde zich van de minnaar met enig geweld heeft bevrijd. Met elleboog en schouderblad is een allesbehalve zachte of zoete verwijdering. De activiteit van het schouderblad laat bovendien begrijpen dat zij van achter is benaderd, een pose die ook moeilijk met jeugdige vertedering te rijmen valt. Ook kraken wijst op geweld, zij het dat het de zachtheid en gladheid van het been in haar lichaam - het zoete been - niet schijnt te schaden, hoewel de notie zelf van het been toch aan hardheid refereert. Wanneer hij haar lichaam loslaat komt ook hijzelf vrij uit een met kracht en verstijving uitgevoerde omklemming: zijn armen kraakten. En daarna die raadselachtige vergelijking: alsof ik brak tot deze twee, / die in mij waren zoek geraakt.

Na de voltooiing van de vereniging volgt met deze woorden een zelfreflectie van de ik. Hij richt bij het kraken van zijn armen de gedachten op zichzelf. Van ervaring van kraken gaat hij, nog tijdens dat kraken, over tot interpretatie ervan. Een interpretatie overigens die geen zekerheid bevat. Hij verwijlt peinzend bij dat kraken en gaat als het ware met zijn hele ik op in die krakende armen. Hij voelt zich als samenbrekende, hij in zijn totaliteit, tot deze beide krakende armen. Die in mij waren zoekgeraakt refereert aan de ogenblikken daarvóór, de ogenblikken van de lichamelijke vereniging. Gedurende die - zonder twijfel - copulatie was hij zich van zijn armen, zijn met kracht omklemmende armen, niet bewust geweest en nu, terwijl ze kraken, lijkt hij wel tezamen te breken tot louter die beide symbolen van zijn sexuele drift en kracht.

Wat was dat voor een toestand, toen die krachtige armen in hem waren zoekgeraakt? Kennelijk een situatie waarin hij zozeer bezeten was door iets anders, dat hij zich niet meer bewust was van zijn beide armen, die krachtig knellende lichaamsdelen, die zozeer beslissend en symbolisch waren voor het karakter van alles wat bezig was te gebeuren; dat hij niet meer gewaar werd wat zij deden. En nu, naderhand, breekt hij tot die twee tezamen. Nu is hij niets anders meer dan die twee, dat geweld, dat eindelijk breekt.

Ik geloof dat, hoe vruchteloos en zonder hoop ook, de laatste regels een verzuchting zijn over een onbegrepen gebeuren en een confrontatie daarmee, ook zonder hoop. Een confrontatie met zichzelf, ben ik geneigd te denken. Een ervaring van de eigen tomeloosheid. Maar ook van een mislukking, en daardoor van smart.

Jan van Bakel, 2 december 2002

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven