Jan van Bakel



Nogmaals over de muziek


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Sta me toe, ik zet toch even voort waar ik mee bezig was. Ik vroeg mij af hoe het mogelijk was dat metafysische categorieën als de Ideeën - in Platonische zin, zoals Schopenhauer er steeds aan toevoegt - beschikbaar kunnen komen voor het denken, wanneer dit zich richt op verschijnselen die thuishoren in de geschiedenis, dat wil zeggen alles wat aan tijd en ruimte en de regel van de toereikende grond (oorzaak en gevolg) onderworpen is. Alles wat in de verschijnselen verschijnt is toch niet anders kenbaar dan naar de wijze waarop het zich voordoet aan onze zintuigen? En over zijn werkelijkheid-op-zichzelf kunnen we toch niet oordelen? Zo geredeneerd is alles wat op die grond gerekend moet worden tot de metafysiek feitelijk in principe onbereikbaar en onkenbaar. Filosofie in de zin van metafysica - en er is toch eigenlijk geen andere? - is dus principieel onmogelijk. Laten we toegeven dat dat inderdaad zo is. Maar niettemin kunnen we daar geen genoegen mee nemen - en Arthur Schopenhauer doet dat ook principieel niet, eenvoudig omdat alle vragen naar het hoe en het wat van alles wat bestaat daardoor gefrustreerd zou worden. De argumenten die Schopenhauer aanvoert om ondanks alles te spreken over de dingen-op-zich zijn sterk. Hij steunt op de intieme kennis die ieder mens van zichzelf heeft door introspectie. Zo ervaart hij enigszins op directe wijze datgene wat in ons verschijnt, wat wij eigenlijk in wezen zijn. Bovendien acht hij dat inzicht in onszelf zoals we op-onszelf zijn in wezen analogisch overdraagbaar op en uitbreidbaar naar alle verschijnselen.

Zo komen we tot de vaststelling dat we wezenlijk metafysische kennis kunnen verwerven uitgaande van verschijnselen in de historische tijd, verschijnselen zoals we zelf zijn en door analogische uitbreiding alle verschijnselen. Een nog verstrekkender constatering is, dat aldus de geschiedenis, dat wil zeggen alles wat in de tijd en de ruimte verschijnt en geschiedt, wat dus behoort tot de wereld van de zintuiglijke waarnemingen, opgenomen in de keten van oorzaken en gevolgen, de enige grond is voor onze kennis en dat die historische feiten, hoezeer ze ook geconditioneerd zijn door ons brein en zintuigen, toch voor de wijsbegeerte de allervoornaamste dingen zijn. Alles wat we kunnen weten omtrent de wereld-op-zich is geconditioneerd door wat wij, verschijnselen, waarnemen met onze aan tijd en ruimte gebonden zintuigen.

We zien daarom ook in dat de kunstenaar - laten we zeggen de componist - als hij voldoende nadenkt of voldoende studeert in filosofische werken, al die dingen kan weten omtrent de wereld, gezien als wil en als voorstelling, die daaromtrent maar geweten kunnen worden door wie dan ook. En verder begrijpen we dat hij al die kennis, samen met alle gevoelens die erdoor in hem worden gewekt, kan gebruiken als stof voor zijn composities. En dit alles overwegende komen we voor de vraag te staan: hoe kan Schopenhauer dan van die composities zeggen wat ik bij de vorige gelegenheid al geciteerd heb:

    ... de muziek, die net als de wereld de wil onmiddellijk objectiveert (WaWeV, 1, blz. 399).
De hier bedoelde objectivering kan ik niet anders zien dan als de wijze waarop de wil, die de ware metafysische werkelijkheid is van alles-op-zichzelf, tot object wordt door de zintuiglijke functies van ons, de subjecten. Hoe kan hetzelfde gelden van de muziek, die immers niet de wil is maar daaruit in de orde van de verschijnselen met hun oorzaken en gevolgen en hun optreden in de tijd, voortkomt? Als wijzelf objectivering van de wil zijn, hoe kan dan iets wat wij maken in dezelfde zin objectivering van de wil zijn? Bovendien, de muziek objectiveert niet de wil als metafysisch "iets", maar, zoals uit dat andere citaat dat ik eerder gaf blijkt, de Ideeën van passies:
    de vreugde als zodanig, de droefenis, de pijn, de ontzetting, het jolijt, de vrolijkheid, de gemoedsrust.
allemaal gebeurtenissen of ideeën (Ideeën?) van gebeurtenissen, die zich uiteraard voltrekken in de geschiedenis en de tijd. Ik zou niet durven om mijnerzijds iets te plaatsen tegenover de gedachten van Schopenhauer. Maar het laat mij niet los.

Jan van Bakel, 1 juni 2003

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven