|
Nogmaals over de muziek
Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes
Sta me toe, ik zet toch even voort waar ik mee bezig was. Ik vroeg mij af hoe het mogelijk was
dat metafysische categorieën als de Ideeën - in Platonische zin, zoals Schopenhauer er steeds aan toevoegt -
beschikbaar kunnen komen voor het denken, wanneer dit zich richt op verschijnselen die thuishoren in de
geschiedenis, dat wil zeggen alles wat aan tijd en ruimte en de regel van de toereikende grond (oorzaak en gevolg)
onderworpen is. Alles wat in de verschijnselen verschijnt is toch niet anders kenbaar dan naar de wijze waarop
het zich voordoet aan onze zintuigen? En over zijn werkelijkheid-op-zichzelf kunnen we toch niet oordelen?
Zo geredeneerd is alles wat op die grond gerekend moet worden tot de metafysiek feitelijk in principe onbereikbaar en
onkenbaar. Filosofie in de zin van metafysica - en er is toch eigenlijk geen andere? - is dus principieel
onmogelijk. Laten we toegeven dat dat inderdaad zo is. Maar niettemin kunnen we daar geen genoegen mee nemen - en
Arthur Schopenhauer doet dat ook principieel niet, eenvoudig omdat alle vragen naar het hoe en het wat van alles wat
bestaat daardoor gefrustreerd zou worden. De argumenten die Schopenhauer aanvoert om ondanks alles te
spreken over de dingen-op-zich zijn sterk. Hij steunt op de intieme kennis die ieder mens van zichzelf heeft
door introspectie. Zo ervaart hij enigszins op directe wijze datgene wat in ons verschijnt, wat wij
eigenlijk in wezen zijn. Bovendien acht hij dat inzicht in onszelf zoals we op-onszelf zijn
in wezen analogisch overdraagbaar op en uitbreidbaar naar alle verschijnselen.
Zo komen we tot de vaststelling dat we wezenlijk metafysische kennis kunnen verwerven uitgaande van verschijnselen
in de historische tijd, verschijnselen zoals we zelf zijn en door analogische uitbreiding alle verschijnselen.
Een nog verstrekkender constatering is, dat aldus
de geschiedenis, dat wil zeggen alles wat in de tijd en de ruimte verschijnt en geschiedt, wat dus
behoort tot de wereld van de zintuiglijke waarnemingen, opgenomen in de keten van oorzaken en gevolgen,
de enige grond is voor onze kennis en dat die historische feiten, hoezeer ze ook geconditioneerd zijn door ons
brein en zintuigen, toch voor de wijsbegeerte de allervoornaamste dingen zijn. Alles wat we kunnen
weten omtrent de wereld-op-zich is geconditioneerd door wat wij, verschijnselen, waarnemen met onze aan tijd en
ruimte gebonden zintuigen.
We zien daarom ook in dat de kunstenaar - laten we zeggen de componist - als hij voldoende nadenkt of voldoende
studeert in filosofische werken, al die dingen kan weten omtrent de wereld, gezien als wil en als voorstelling, die
daaromtrent maar geweten kunnen worden door wie dan ook. En verder begrijpen we dat hij al die kennis, samen met
alle gevoelens die erdoor in hem worden gewekt, kan gebruiken als stof voor zijn composities.
En dit alles overwegende komen we voor de vraag te staan: hoe kan Schopenhauer dan van die composities zeggen
wat ik bij de vorige gelegenheid al geciteerd heb:
... de muziek, die net als de wereld de wil onmiddellijk objectiveert (WaWeV, 1, blz. 399).
De hier bedoelde objectivering kan ik niet anders zien dan als de wijze waarop de wil, die de ware metafysische
werkelijkheid is van alles-op-zichzelf, tot object wordt door de zintuiglijke functies van ons, de subjecten.
Hoe kan hetzelfde gelden van de muziek, die immers niet de wil is maar daaruit in de orde van de verschijnselen met
hun oorzaken en gevolgen en hun optreden in de tijd, voortkomt? Als wijzelf objectivering van de wil zijn, hoe
kan dan iets wat wij maken in dezelfde zin objectivering van de wil zijn? Bovendien, de muziek objectiveert niet de
wil als metafysisch "iets", maar, zoals uit dat andere citaat dat ik eerder gaf blijkt, de Ideeën van passies:
de vreugde als zodanig, de droefenis, de pijn, de ontzetting, het jolijt, de vrolijkheid,
de gemoedsrust.
allemaal gebeurtenissen of ideeën (Ideeën?) van gebeurtenissen, die zich uiteraard voltrekken in de geschiedenis en de tijd.
Ik zou niet durven om mijnerzijds iets te plaatsen tegenover de gedachten van Schopenhauer. Maar het laat mij niet los.
Jan van Bakel, 1 juni 2003
janvanbakel.nl Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
Terug naar boven
| |