Nijmegen, 7 december 1998
Beste X,
Half oktober ongeveer heb ik bij de UB Alles is van U van Grossouw aangevraagd.
Het was uitgeleend op dat moment. Begin november zou het beschikbaar zijn.
Ik heb moeten wachten tot 3 december, toen ik een kaartje kreeg dat het er was.
Op 5 december had ik het helemaal gelezen. Dat ik nu deze vorm kies om er je over
te schrijven komt voort uit de vrees dat ik met de pen maar wat ga zitten knoeien.
Ik kan dan niks verbeteren als het er een keer staat. En, tweedens,
ik ben het zelf kwijt als ik het aan jou heb toegestuurd. Ik vind het natuurlijk zeer
de moeite waard om er met jou over van gedachten te wisselen, maar ik wil zeker ook
op een later moment de mogelijkheid hebben om nog eens terug te kijken naar wat ik er
nu over opschrijf.
Zoals ik je, meen ik, ooit verteld heb was Toos Dubois, Willems oudste zus,
getrouwd met haar officier (Alles, pag. 189-190) in augustus 1940, onze
buurvrouw in de Delistraat.
Ze was al vanaf 1950 weduwe. Door een of andere oorzaak hebben Gon en ik in de jaren
1967 - 1970 (denk ik) een aantal malen gebridged. Toos en Willem tegen Gon en mij.
Daarbij heb ik vaak tussen de spellen door lang met Willem mogen praten. Daaraan bewaar
ik de beste herinneringen. Willem was vaak snel en wat - lichtelijk - zenuwachtig, maar
het praten verliep zeer rustig en peinzend. Hij ging dan als het ware ongemerkt over in iets dieps.
Het is vanuit deze herinneringen dat ik vooral belangstelling had voor Alles.
Nu ik het gelezen heb is er een helehoop aan de orde gekomen dat ik, om welke reden dan
ook, in het boek niet had verwacht, hoewel ik, dit constaterende, voor mezelf de vraag
overhoud wat ik dan wél verwacht had. Over wat ik er heb gevonden moet ik me
uitspreken en dat doe ik tegenover jou, omdat jij er door je levensloop van alles mee
te maken hebt. Je zult misschien zeggen: moei je niet met mijn levensloop. Maar ik meen
dat we zoveel tijd nemen om met elkaar soms over het een en ander te praten, dat het
althans voor mijn interpretatie niet zou aangaan om mij een halt toe te roepen.
Wat Willem Grossouw bespreekt (de geschiedenis van het katholicisme van de tweede
helft van de twintigste eeuw - zo formuleer ik dat voor eigen rekening) blijkt ongeveer
samen te vallen met de geschiedenis van Willem Grossouw, maar op zodanige wijze dat ik
toch meen dat het ook van hoge relevantie is voor o.a. mijn eigen geschiedenis. En die
van jou, met je welnemen. Wel vertegenwoordigt het leven van Willem iets dat ik van
binnen uit zelf niet ken, nl. het klerikale. (... ...)
Om bij Willem te blijven: in zijn boek is hij zonder de minste twijfel als een klerikaal gekenmerkt.
Dat blijkt duidelijk uit de manier waarop hij de binnenkanten van dat verschijnsel laat zien.
Zijn leven als priester, evengoed wanneer hij in Haren is als wanneer hij met Frits van der Meer
door het nabije oosten reist, heeft duidelijk de kenmerken van de klasse. Het gebruik van barbaarse
bijnamen voor personen, het optreden tegenover gewone mensen in de pastorieën, de clan-verschijnselen
tussen priesters en bisschoppen. Het met scherts en oubollig plezier samenklonteren in de
gedeelde priesterlijke staat, met ontveinzing van alle ernst. De wijn en de zijden spek van de boeren,
na de geestelijke overheersing en de onderwerping der eenvoudigen de ware aard van de
geestelijke stand.
Met die gedachten over het Siberië van het bisdom. En volgens mij ook,
wat Grossouw betreft, het misplaatste onbeperkte vertrouwen tegenover Alfrink. Ik moet
zeggen dat dat dingen in Willem zijn die mij ten zeerste hebben verward. Hoe is het toch
mogelijk, dacht ik, dat zelfs iemand als Willen Grossouw daarvan niet is losgekomen.
Hij is een diep, dieptragisch slachtoffer van een volkomen ridicuul kerkelijk systeem
en toch schijnt hij het trouw te blijven. Door onomkeerbare ontwikkelingen in zijn vroegste
jeugd? Door een archaïsche vrees voor de God die zelfs de God van Paulus was? Door een
sociaal stigma vanuit zijn vroegste maatschappelijke keuzes? Zag hij niet dat zijn keuze
voor het priesterschap ten diepste een maatschappelijke keuze was? Heeft hij niet begrepen
hoezeer zijn religiositeit teerde op estheticisme? Was het zijn scrupulositeit en zijn
gewetensangst - dat mag ik toch wel zeggen zonder zijn persoon te laten vallen? -
die hem bij de kerk hield? Was Paulus niet feitelijk de enige bij wie hij het een beetje
kon uithouden en op die manier zijn alibi voor al zijn onbegrijpelijke trouw? Waarom trok
hij niet de enige conclusie die mogelijk was uit al die waanzin? Was hij de gevangene van
zijn levenskeuzes, ook nog toen hij tot inzicht was gekomen? Wat een ellende, ook
maatschappelijk. Wat een teleurstellingen door dat verfoeilijke verschijnsel Frits van der Meer.
Wat een isolement daar in Lent.
Na zijn trouwen heb ik met Willem nauwelijks nog contact gehad, hoewel we elkaar
soms wel zagen. Ik heb nog ergens een foto dat ik hem de hand druk bij zijn afscheidscollege.
Hij heeft mij die toegestuurd. Het was onze laatste ontmoeting. Toen zijn vrouw
Will Holland stierf was ik plaatsvervangend hoogleraar in Keulen. Ik moest daar
vrijdags college geven. Daarom ben ik niet bij de uitvaart geweest, maar heb donderdagavond
daarvoor bij de avondmis Willem gecondoleerd. In zulke ellende kan men iemand bijna al
niet meer bereiken. Toen hij op het Berchmanianum stervende was heb ik nog wel eens
Jan van Laarhoven gesproken en gevraagd hoe Willem het maakte. Willem was toen mentaal
zo goed als verdwenen. Als ik dat allemaal nu zo overdenk leeft de vergeefse wens in
mijn hoofd dat ik hem beter had willen kennen. Waarom? Willem had mij toch niet nodig?
Ik was toch niet iemand die ertoe kon doen in de wereld waar deze Willem leefde?
Wat wil ik dan eigenlijk? En daar kom ik op een punt waar ik het niet meer weet.
Ik moet je zeggen dat het mij allemaal zeer diep raakt. Deze ondergang van een groot
karakter en een grote geest, tragiek van een helaas misplaatst idealisme
in een verdorven klerikaal systeem.
En wat mij eigenlijk nog het meest ontroert is de machteloze vlucht in de armen
van Kees Fens op het einde van het boek. Wat een oppervlakkig praatje over taal. Moest
Willem van zoiets de verwachting koesteren van een soort van laatste heil? Volgens mij
begrijpt Fens helemaal niks van het overweldigende verhaal over Paulus, het thema dat het
hele leven van Willem heeft beheerst. Zijn hopeloze poging om zich als gedoemde klerikaal
menselijk te verantwoorden en te realiseren.
Maar wat een vervloekt instituut daar in Rome. Gelukkig te weten dat waarlijk christelijk
gedachtegoed beschikbaar is voor de vrije geest, hoezeer die handelsreizigers ook claimen
dat ze het alleenrecht hebben. Ik hoef je wellicht niet meer te overtuigen van mijn diepe
afschuw voor die hele bende. Of ik nog geloof weet ik niet. Dat is een vraag waarmee ik me
eventueel kan gaan bezig houden zodra iemand me uitlegt waarin geloof eigenlijk zou kunnen
bestaan. Met iemand die een band met die kerk onderhoudt, op andere wijze dan zoals hij
geabonneerd is op de VPRO-gids, kan ik het eenvoudig niet meer vinden. Niet dat ik die
mensen haat, maar je kunt er niet mee van gedachten wisselen op de enige wijze die zinvol is.
Met Grossouw kon je dat wel en dat begrijp ik dus achteraf niet. Als wij, wat ik me levendig
herinner, spraken over het lege graf van Paasmorgen, dan was daar tot aan de lentelijke
horizonnen van dat verhaal geen spoor van dogmatiek te onderkennen.
Kijk X, wat je er ook van denkt, weet in ieder geval dat ik niemand ken aan wie ik
deze gedachten wens voor te leggen dan jou. En dat zou je, in mijn interpretatie,
positief moeten weten te waarderen.
Met beste wensen en een hartelijke groet, tt