Jan van Bakel



De duistere duur


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Een mens kan wel denken dat hij als individu onverwoestbaar deel uitmaakt van de "natuurlijke historie" - in de zin zo'n beetje van Teilhard de Chardin - maar wat voor schamel deel van de totaliteit van zijn leven is eigenlijk nog present in het wezen dat als zijn "ik" rondloopt in de geschiedenis? Hij is op zeker moment, 'n kleine zevenhonderd duizend uur geleden, tevoorschijn getreden, maar als je de seconden optelt die hij zich herinnert uit alles wat sinds dat moment met hem is voorgevallen, dan krijg je een armzalige fractie die verwaarloosbaar lijkt in vergelijking met dat geheel dat er toch moet zijn. Het enige dat een beetje vastigheid geeft is het idee van dat onveranderde "ik" zelf, een soort van centraal punt van waaruit je, van afstand, dat geheel overziet, zonder dat je de details anders kent dan als iets wat zweeft tussen vermoedens en zekerheden. Iets als het oppervlak van een verre planeet, een voorwerp als de verre Sedna. En je bekijkt jezelf zeker niet als de centrale instantie waar de verantwoordelijkheid berust voor dat ongekende totaal. Iets van een vooropgezet plan, dat daarvoor noodzakelijk zou zijn, is al in de verste verte niet te bespeuren. Zoals er, zoals gezegd, ook geen tot op zekere hoogte voltooid project herkenbaar is dat zulke toeëigening zou mogelijk maken, of ook zelfs maar vragen om verantwoording, duiding en begrip. Feitelijk moet je jezelf daarom dus wel beschouwen als een of ander voorwerp uit de natuurlijke historie, misschien zoiets als een rotsblok, of een immens grote praktisch onverplaatsbare steen ergens aan de bovenloop van een bergrivier. Dat is ook zo'n massaal stuk onherinnerde historie. Enkel actuele tegenwoordigheid, iets momentaans waarvan je niet weet waarvandaan het komt of stamt of wat het feitelijk is. We moeten aannemen dat in zo'n steen niets bestaat aan zelfervaring, zelfs niet wanneer je álle weten van historie daarbij zou wegdenken, en je moet dus concluderen dat het alleen maar dat loutere zelfervaren is wat ons van die steen onderscheidt.

Zoiets kwam in mij op bij het (her!)lezen van Pierre Teilhard de Chardin, De visie van het verleden (Het Spectrum 1963), in het bijzonder de paragraaf getiteld "De ontdekking van de organische tijd". Dat is een duistere auteur, die veel formuleert wat nauwelijks gedacht of begrepen kan worden. Maar het raakt allemaal wel aan die ervaring van het "zelf" als een vreemd element uit de natuurlijke historie. Als je je dat "zelf" voorstelt als een duistere massa die drijft in de zee van de geschiedenis, met een onbetekenend kleine top boven de oppervlakte, de top van het bewuste "nu", dan kom je misschien wel in de buurt van die moeilijke Jezuietenpater. En dan neem je zelfs voor lief een duisterheid als deze: "Zou het zijn dat de geschiedenis door onze drift naar de toekomst te ontdekken, in zichzelf het élan heeft gedood dat haar deed leven? Moet zij sterven gelijk een plant die haar vrucht draagt?" (l.c. blz 91). Wie ontdekt hier? Wat is dat ontdekken hier? Wat is die geschiedenis, iets van de wetenschap of iets van de wereld? Wat is die vrucht van de geschiedenis? Misschien die prachtig gedroomde toekomst van de auteur? Ik begrijp het allemaal niet. Maar dat is natuurlijk ook maar bijzaak.

Jan van Bakel, 22 maart 2004

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven