Jan van Bakel



Waarom ik niet deug


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Het meest kenmerkende voor de christelijk gelovige is de volkomen nederige onderwerping van het trotse mensenverstand tegenover de onbegrijpelijke structuur van het heilsplan ter redding van de mensheid. Wij zullen het nooit begrijpen, wij kunnen er de zin niet van inzien, Gods wegen zijn wonderbaar, het zal ons allemaal in het hiernamaals worden geopenbaard. Zelden of nooit komt daarbij de vraag aan de orde waarvoor dan dat trotse mensenverstand eigenlijk wel dient. Waarom is het op de wereld gezet, ingeblazen in een tak van het koninkrijk der gewervelden, de klasse der zoogdieren? Alleen om die wezens in staat te stellen de ultieme daad van nederigheid en onderwerping te volbrengen, typisch bestaande in juist de uitschakeling van ieder argument dat van nature en uiteraard daartegen in hun brein zal ontstaan? En ook hier de uitweg: wij zullen het nooit kunnen vatten, wij moeten ons nederig schikken. Dit is de structuur van de eeuwig in de geschiedenis werkzame onderwerping van mensen aan de waanzin van het geloof. Zij is dusdanig van aard dat ieder argument ertegen uiteraard ontoepasselijk wordt. Wie een vraag stelt pleegt de zonde des twijfels, wie een tegenwerping maakt veroorzaakt de eigen eeuwige dood door ongeloof. Onze God is een God van gezag, Hij wil de baas zijn, Zijn wil zal geschieden. En zo niet ...

Het lijden van Christus is tegenwoordig weer op een akelige manier in de mode. In Rome en in Utrecht wordt het begrepen als een vernieuwing van de religiositeit in de jongere generaties. Hele kerken in het moderne westen staan bol van gezang. Misschien zelfs is het een mooie, onschuldige, uiterst bruikbare vorm van globalisme. Alles is weliswaar diffuus, maar er lijkt weer een toekomst voor de religie. Overal zien we de afbeelding van die lijdende Christus in de film die al doden heeft geëist. Ze zeggen dat de geseling zelfs met uitrukking van Vlees gepaard ging. En iemand uit Veenendaal zegt in de krant: Het gevoel dat Hij zoveel geleden heeft komt erg op me af. Ik besef nu hoeveel er nodig is om het goed te maken tussen mij en God (NRC 2-04-'04, 10). Kijk, en dat is het punt.

Het is voor mij volkomen onbegrijpelijk hoe iemand kan geloven in een goede Vader in de hemel, die niettemin een potentaat is van het aller- alleroudste soort dat de wereldliteraturen kennen. Die een mensdom op de wereld zet dat Hem zal dienen. En bij gebrek aan onderworpenheid een bloedige verzoening eist om Zijn toorn mee te blussen. Niemand was goed genoeg om die tirannieke wens in te lossen dan Zijn eigen Zoon. Die moest naar die wereld toe en Hij zou er zijn bloed storten tot des Vaders bevrediging. En dan was eindelijk alles goed. Ik peins over dat Vaderhart. Tracht Zijn boosheid in te voelen door te denken aan mijn eigen kinderen. Zou dat bestaan, dat iemand als Vader beschouwd wil worden maar slechts ten koste van absolute gehoorzaamheid? Afgedreigd door barbaarse straf. En nadat Zijn toorn is afgekocht bevredigd in Zijn behoefte aan voldoening. Ik kan tot geen andere conclusie komen dan dat dat allemaal je reinste barbaarse nonsens moet zijn. Literaire symbolen, daterend van vóór iedere beschaving. Ja, zei mijn biechtvader, wij kunnen dat niet begrijpen, maar wij moeten de hoogmoed van onze geest overwinnen. Ik heb hem niet gevraagd: waarom, als onze hemelse Vader zo in elkaar zit, is Hij bij Zijn scheppingswerk niet gestopt vóórdat Hij het menselijke denkvermogen schiep? Want zoals mijn biechtvader wist ik: dat zijn zondige gedachten.

Waarom is datgene wat die profeet Jezus, die woestijnheilige, allemaal heeft gezegd, later in handen gevallen van fanaten, puriteinen en dogmatici? En wie heeft die instituten bedacht die tot vandaag toe een belediging zijn voor alles en iedereen wat hersens heeft? Ook voor die profeet, die ze aan dat hout hebben geslagen.

Jan van Bakel, 4 april 2004

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven