Jan van Bakel



Mijn vrije wil


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Omdat ik eigenlijk nauwelijks kan geloven in de vrije wil van de mens of me zelfs maar een voorstelling kan vormen wat daaronder zou moeten worden verstaan, voer ik savonds in bed experimenten uit. Dat gaat zo. Ik heb wat te lezen bij me - zoals dat wel wordt uitgedrukt. Het is een verkeerde uitdrukking, want er wordt mee gesuggereerd dat de bezigheid het doel is. Ik heb het niet nodig om me af te leiden, maar het is een noodzakelijke taak. Maar daar gaat het nu niet over. Dat ik ook een fles wijn naast me heb staan durf ik nu eindelijk ook wel te bekennen, aangezien ik heb ontdekt dat ik me er niet voor schaam. Welnu. Omdat naar bed gaan met zekerheid tot de slaap voert, breekt het moment aan voor het inschenken van het laatste glas. Daarbij komt de vraag aan de orde: hoeveel zal dat zijn. Er is niet de minste twijfel over dat ik mezelf die vraag stel. Het gebeurt niet zomaar achteloos, hoe vanzelfsprekend dat ook zou kunnen zijn. Ik realiseer me dat de hoeveelheid uit te schenken wijn rechtstreeks afhankelijk is van wat ik ga doen. En wat ik ga doen hangt af van wat ik wil. Weet ik al hoeveel? Nee, dat weet ik nog niet. Dat zou ik mezelf ook antwoorden als ik daarnaar vroeg: ik weet het nog niet, zie maar. En ik pak de fles, schenk daarmee en zie de wijn stromen. Ik schenk langzamerhand - ik bedoel met langzame hand - en het duurt dus geruime tijd. Al die tijd vraag ik me af: is dit wat ik wou, moet het nog iets meer zijn? Ik stel me voor dat de informatie die voor een antwoord nodig is wordt geleverd door het meetinstrument van mijn ogen, waarmee de uitgeschonken hoeveelheid wordt vergeleken met de wens van mijn fysieke basis, die op grond van iets wat in mijn maag omgaat vertaald wordt naar een kwantum. In elk geval krijg ik niet de indruk dat ik met mijn wil de hoeveelheid afmeet, maar dat ik, kijkend en wel, tracht waar te nemen wat ik wil. Ik realiseer me dat ik dat antwoord gauw moet achterhalen, omdat anders ofwel de fles leeg is of het glas vol, zodat mijn wil er niet meer toe doet. Dat zijn dingen die mijn eventuele wil - want ik ken hem nog steeds niet - frustreren als iets noodlottigs. Als dat zo is, dan bedreigt het noodlot dus voortdurend de vrijheid waarvan menigeen zou kunnen menen dat zij mijn handelen beheerst.

Op enig moment eindigt het inschenken. Vergis u niet: ik weet best dat ik het ben die ermee stopt. Maar wat is het wat mij drijft? Mijn vrije wil? Heb ik dat zelf gewild, dat stoppen nu? Jazeker, dat heb ik gewild. Maar hoe moet je die wil inhoudelijk kenmerken? In cc wijn? Zou je antwoord kunnen geven op de vraag: weet je zeker dat je precies zoveel hebt gewild? Ik zou antwoorden: ja zo ongeveer wel, ja. En als iemand vraagt: weet je zeker dat je niet zonder nadenken bent gestopt met schenken, of omdat je in je arm en schouder voelt dat het genoeg moet zijn, of gewoon zonder voldoende nadenken? Ik denk dat er geen ander antwoord is dan: ja zoveel ongeveer dacht ik wel dat ik wilde inschenken. En deed je dat geheel en al met vrije wil? Of dacht je: kom kom, Jan, het moet nou maar zat zijn. Weet je wel of je niet teveel wilt?

De slaap is traditioneel bekend als een soort verlossing.

Jan van Bakel, 24 april 2004

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven