Jan van Bakel



Wat resteert


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Het Bureau heb ik nooit gelezen, maar ik volg tegenwoordig wel met grote regelmaat midden in de nacht dat driejarig hoorspel over de radio. En daar dezer dagen gehoord hoe Maarten bespiegelt over het schrijven van een dagboek. Het loopt zoals de dingen rondom verlopen. Het krakend geluid van de krant, het tikken van het lepeltje in de koffie, het aftikken van het druppeltje tegen de rand. Als je dat hoort, zoals dat gebeurt in dat hoofd - vooral midden in de nacht - dan blijkt alles en niets wel erg dicht bij elkaar te komen. Alles verkleurt en vergrijst tot treurnis. Gek eigenlijk, dat als je goed kijkt en je er de tijd voor neemt, er van alles zo weinig overblijft. En die gedachte sijpelt dan weer door van de ene nacht in de andere. Dat merkte ik met enige schrik heel duidelijk, toen Simek vannacht die obligate en stupide vraag stelde: wat zou u nou willen dat er van u overblijft? Stupide zoals blijkt als je de mogelijke antwoorden overweegt.

Wie bezig is aan zijn eigen website te timmeren en geen mogelijkheid onbenut laat om daar zijn eigen levensgeschiedenis vast te leggen en alles op te bergen wat maar enigszins beschouwd zou kunnen worden als van enig belang, mag eigenlijk niet schamper doen als de vraag naar wat er blijft opkomt. Blijft er niets, dan hoef je alles niet bij elkaar te brengen, en breng je het bij elkaar, dan gebeurt dat kennelijk vanuit een geloof aan iets blijvends, aan een zin voor later. Ik heb lang geleden al eens zulke dingen overwogen toen ik schreef onder de titel Het graf. Ik ben dus zeker zelf niet vrij van die onzinnige gedachten. Ik zal het daarom hier, vooral voor mezelf, nog één keer uitleggen. Ik zal het proberen algemeen te houden, want dat is minder pijnlijk en overtuigt het meest. Wanneer iemand een wens heeft over zijn eigen dood heen, is dat dan een wens ván en vóór nu, of iets voor die latere tijd? Voor die latere tijd kan het moeilijk zijn, want daar is hijzelf niet meer in the picture en heeft hij niets meer te wensen. Niets in die ruimte valt voor hem binnen het wensbare of kan hem nog leed doen. Koestert hij dan weliswaar een wens in het nu, maar vindt die zijn grond in een wenselijkheid voor anderen? Dat lijkt ook al weinig zinvol, want anderen hebben vooreerst geen kennis van of behoefte aan iets wat er van hem zou kunnen nablijven en zullen, wanneer ze wel op de hoogte zijn, voor zichzelf wel bepalen wat zij wensen. En hij moet hoe dan ook niet over het hoofd zien dat hij toch bezig is met een eigen wens met betrekking tot die latere mensen. Hoe dan ook gaat het om een een wens voor zichzelf, berustend voorzeker op niets anders dan een behoefte aan troost voor vandaag. Weinig meer dus dan onwijs zelfbedrog.

Van alle kanten hachelijk is niet alleen wat aan de orde is bij iemand die met Simek speculeert over de zin van het eigen leven over de dood heen of die stukjes schrijft op zijn website voor later. Hetzelfde geldt zelfs voor het loutere schrijven, zoals waarover Voskuil speculeert. En natuurlijk voor de stukjesschrijver, zelfs als hij mocht beweren dat het louter beoordeeld moet worden als een activiteit in het heden, zonder ook maar de minste reflectie over blijvendheid of vergankelijkheid van alles. Als die reflectie ontbreekt is alles trouwens nog dommer dan het al was. We moesten het uit bescheiden wijsheid dus eigenlijk maar liever nalaten.

Jan van Bakel, 14 juni 2004

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven