Jan van Bakel



Zeg maar zo, zeg maar niks


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Onze beschaving nadert langzaamaan - maar angstig snel en angstig dicht - het punt dat we geen van allen nog iets durven zeggen. Zwijg. Spreken is gevaarlijk. Mensen worden kwaad, ze zijn beledigd omdat je iets onaardigs zegt over iets waar zij heilig in geloven. Juist dat heilige, dat is het. Al het andere kan ze gestolen worden, maar dáarover zeg jij niets onaardigs of de hel breekt los. Dat komt omdat ze te weinig aan en in hun hoofd hebben om een beetje te kunnen relativeren. Relativeren kun je alleen maar in een staat van rijkdom, materieel of geestelijk. Het eerste is dan nog een beetje ordinair, maar dat tweede, dat zou je moeten nastreven.

Zoals U weet ben ik de uitvinder - ontdekker? - van het BNN-Nederlands. Ik zet dat 'ontdekker' er bescheidenheidshalve bij, maar u weet hoe dat is: iets bestaat pas als je het uitgevonden hebt. Heb je het nog niet uitgevonden dan valt het niet waar te nemen en iets wat niet waar te nemen valt bestaat niet. U kent het verhaal van die Adam: hij gaf de dingen namen. Zo heet dat in de archaïsche terminologie, maar wij weten wel dat hij eerst alles uitvinden moest om in staat te zijn er woorden voor te bedenken. BNN-Nederlands dus, zei ik. Dat is een taaltje dat behalve door de polderlandse -aai- van Jan Stroop gekenmerkt wordt door woorden die voor niks staan. Woorden die voor niks staan zijn noodzakelijk in de mond van iemand die niks kan bedenken of uitvinden en die uit een behoefte om niettemin een beetje te kunnen meetellen toch geluiden moet produceren. Geluiden die op taal lijken. Zo slim zijn ze dus toch wel. Kom er maar eens op: geluiden voortbrengen die op weinig anders slaan dan op een zendmachtiging.

Mijn levenswerk over die 21ste-eeuwse variant van het westgermaanse dialect Nederlands zal er misschien niet meer van komen, maar ook zonder dat valt er wel iets wezenlijks over te zeggen. Later kan dan altijd nog blijken dat daarmee ook eigenlijk alles gezegd is. In een vorig stukje heb ik het gehad over de wending: Maar goed. Iemand gebruikt die als hij vol schaamte tot de ontdekking komt dat het erop zou kunnen lijken dat hij iets beweerd heeft. Waardoor hij immers uiteraard het risico loopt dat te moeten verdedigen. Wat hij niet aandurft, omdat hij wel weet dat hij BNN-s spreekt, de inhoudloze taal. Iedere gedachte aan inhoud moet dus vermeden worden en als die indruk gewekt mocht worden - en praten wekt natuurlijk die indruk, dat is iets rudimentairs - vreet je het zelf weer op, schakel je het zelf weer uit, zodra het gesproken is. Denk overigens niet dat er iets bij gedacht wordt. Het is net zoiets als het bouwen van een nest door een lijster in de lente. Die doet daar een harde bodem in dat je zou kunnen denken dat hij dat doet om verschil te maken met een merel. Maar wij weten dat een lijster niets weet en bij die BNN-ers is dat niet anders

Een tweede figuur - niet geringer of onbebeduidender dan de eerste - is ook weer een korte wending. Thans eentje die feitelijk van dezelfde strekking is als die eerste. Betekende de eerste: "denk niet dat ik iets gezegd heb, dat lijkt maar zo", zo betekent de tweede: "kan niet schelen wat je zegt, je kunt er altijd nog vanaf". U kent het vast, want hoe kun je nou die radio altijd ontlopen: zeg maar. Linguïstisch gesproken is het niet veel verder gekomen dan het allerprimitiefste wat er op het gebied van taal bestaat: een tussenwerpsel. Gekenmerkt, uiteraard, hierdoor dat je het overal tussen kunt werpen. Probeer maar. Je neemt een zin waarin een vloek voorkomt: Dat lijkt GVD wel BNN-s wat jij praat. Daar kun je direct van maken: Dat lijkt zeg maar wel BNN-s wat jij praat. Helemaal een tussenwerpsel is het natuurlijk niet, want - dat moet je ze nageven - er spreekt zich een gedachte in uit. Bij een tussenwerpsel is dat niet het geval want je kunt de G van GVD best vervangen door "snot" en er verandert niets in de inhoud. "Zeg maar" heeft in de verte nog iets te maken met "zeggen" en dat is wezenlijk voor de wending. Maar het BNN-momentum zit hem erin dat het spreken er principieel door wordt verharmloosd. En dat is een van de uiteinden van onze beschaving.

Jan van Bakel, 7 juni 2005

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven