Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes
Al wat mij onder het lezend oog komt bezie ik vanuit de vraag: wat brengt het mij aan
waarheid. Dan bedoel ik niet waarheid over Irak, Den Haag of de Londense metro.
Dat zijn dingen die, voor zover niet een deel van de natuurlijke evolutie van het universum,
in chaos zijn geconcipieerd en in chaos worden uitgevoerd. Dingen dus waaromtrent op hun typische
chaotische niveau geen waarheid te halen is. Ik bedoel niet waarheid dat dit of dat zus of zo
is, een weten dus, maar waarheid die mij begrip bijbrengt. Als het niet een waarheid is die mijn
rationele intuities honoreert is het voor mij geen waarheid. Wat waarheid is wordt beslist in
hoofden van mensen en ook in het mijne. Voor zover ik daarvan weet heb is dat het enige
waar een denkend hoofd voor dient: alles willen begrijpen, dat wil zeggen: idealiter al het
ware begrijpend ervaren. Al het andere is aan mij als lezend wezen niet besteed. Ik zal nooit
de besprekingen lezen die recensenten schrijven over de boeken die ze gelezen hebben. Over
een roman, een dichtbundel, een concert. Zulke zaken zijn niet voor lezende hoofden en ze
brengen niets bij. Anders dan Ger Groot lees ik zulke teksten hooguit om al of niet te
kunnen delen in de tranen van ontroering die de schrijver ervoer toen hij met het besproken werk
bezig was. Dat brengt weliswaar geen waarheden voort, maar daarbij vergeet mijn lezend oog soms zijn
ware aard.
Tijden geleden viel mijn oog op Herman de Dijn, De uitgelezen Spinoza (Boom/Lannoo).
Het was lang geleden dat ik mij in Spinoza had verdiept maar ik wist als door donderslag dat ik
dit boek op een daarvoor geschikte tijd van letter tot letter zou lezen. Het heeft maanden en
maanden geduurd maar de drie weken van deze zomervakantie - weer in het niente van de
Hautes Alpes - heb ik het doorgewerkt. Het is als met muziek. Ik weet niet hoe dat met u is, maar
voor mij is er niets beters. Beter dan vroeger - meen ik - heb ik iets van de ware aard
van het denken van
Spinoza begrepen. Ik heb me erover verbaasd dat deze teksten iemand ooit verdacht hebben kunnen
maken van atheïsme. Voor mij was het juist zijn religieuze basis, zijn eigen karakteristieke
Godsgeloof, dat het meest indruk maakte. Ik ga zelfs zover dat ik denk dat er eenvoudig
geen betere theodicee denkbaar is dan die van Spinoza: de Goddelijke Natura naturans
tegenover de kosmos als de Natura naturata. Voor mij is dat inhoudelijk de religieuze
spiegel van Schopenhauers wil, waarvoor deze dan echter geen metafysiek bedenkt.
Maar ik schrijf deze regels toch niet alleen om zulke algemene uitspraken te doen.
Ik ben sinds ik het boek sloot achtergebleven met een kwestie waar ik het moeilijk mee heb.
Spinoza ziet de Natura naturans als een eeuwig en oneindig (onpersoonlijk) wezen
dat beschikt over een
oneindige reeks van attributen. Deze attributen worden in de Natura naturata uitgedrukt
in een eindeloze variatie van wezens en vormen. Een van de attributen is de Goddelijke wil,
een ander het Goddelijk weten, een ander het Goddelijk denken, allemaal rationele attributen,
waarnaast uiteraard ook stoffelijkheidsattributen voorkomen die zich in de stoffelijke
Natura tot uitdrukking brengen. De vraag of God denkt wordt door Spinoza uitdrukkelijk
bevestigend beantwoord en daar ligt voor mij een moeilijkheid. We moeten in het oog houden
dat Spinoza stelt dat het Goddelijk attribuut "wil" identiek is aan dat van het "weten", wat
inhoudt dat uiteindelijk alle attributen vervloeien tot de oneindige eenheid van de
Natura naturans. Maar problematisch blijven dan zulke grootheden als denken, welke - en dat is
het wezenlijke punt - niet kunnen worden gedacht buiten een historiciteit, beter gezegd
misschien buiten een historische uitgestrektheid, welke uiteraard alleen voorstelbaar is
binnen de Natura naturata. Het denken dat wij mensen ons denkenderwijs kunnen voorstellen
is een gebeuren met tijdelijke uitgebreidheid. Ook al hebben we aan het denken geen actief
aandeel zoals bijvoorbeeld aan het spreken, het is wel iets wat zich in de tijd afspeelt en dat
veranderingen laat gewaar worden. Er ontstaat telkens iets nieuws in en er gaat iets wat
al bestaat in ten onder. Dingen lijken waarheden om later als vergissingen verworpen te worden,
andere zijn vragen en worden waarheden. Zoiets, zulke historische ontwikkelingen zijn
toch in het Goddelijke wezen van Spinoza niet voor te stellen? Mij dunkt dat de vraag of
de Natura Naturans het attribuut "denken" heeft een ontkennend antwoord moet krijgen.
We moeten liever denken aan "weten" en "kennen" als Goddelijke attributen en aan
het "denken" als een worsteling in de tijd binnen de Natura naturata, een worsteling waarbij
de "naturatio" van het Goddelijke "weten" zijn historische vorm vindt.
God dobbelt niet, zei Einstein. Daar hoort dus bij: God denkt niet.
Jan van Bakel, 26 augustus 2005
janvanbakel.nl
Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
Terug naar boven