Jan van Bakel



Knielen op een bed violen


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Het is een complexe zaak. Niet alleen de buitensporige lof die Jan Siebelink voor zijn boek heeft ondervonden, maar ook wat hij daarin vertelt. Er zijn momenten geweest dat ik niet meer opgewassen was tegen wat er allemaal in het verhaal gebeurde. Het onverdraaglijke was niet dat de wereld, ook in dit boek, vol ellende is. De wereld is altijd vol ellende en het is volgens mij een voorname taak van een schrijver dat door zijn lezer te laten ervaren. Waar het echter in het boek van Siebelink aan mankeert is een mogelijkheid voor de lezer om zich inderdaad in die ellende te kunnen inleven door een vorm van identificatie met de mensen die aan dat leed en die rampspoed ten prooi vallen. Zodra de ellendige val in de waanzin van het zwartste calvinisme (aldus de kaft) niet als zodanig kan worden meebeleefd met de hoofdpersoon Hans wordt de lectuur zinloos. En hetzelfde geldt uiteraard in nog sterkere mate wanneer Hans daaraan geen ellende zou beleven. Voor mij is de wijze waarop de lezer kennismaakt met wat er in Hans omgaat met betrekking tot die waanzinnige voorstellingen van de broeders en oefenaren volstrekt ontoereikend. We lezen wel dat hij die mannen ook maar viezerikken vindt, niet minder hij dan zijn vrouw Margje, maar we krijgen dat niet te zien van binnenuit bij de hoofdpersoon. Die hoofdpersoon blijft een raadsel. De lezer weet van zichzelf dat het een verschrikking voor Hans moet zijn zich op zijn doodsbed van zijn vrouw te moeten afkeren om niet de genade (genade!) van die goddelijke dwingeland op het spel te zetten. Maar de schrijver slaagt er niet in - ja hij probeert het zelfs niet eens - om ons dat vanuit en in de ervaringen van Hans te laten beleven. Dat gebrek is overal in het boek te signaleren en zo ervaart men het lezen als een frustrerende onderneming. Ik vermoed dat de schrijver door de wijze waarop hij die broeders beschrijft - dat is: als viezerikken, vieze stinkerds - de lezer in de goede richting probeert te trekken. Maar dat is zeer ontoereikend en loopt uit op een mislukking. Ik zie wel dat het vieze stinkerds zijn en dat beeld brengt wel veranderingen aan in het beeld dat iemand door de inhoud van hun woorden van hen zou kunnen vormen of gevormd hebben. Maar bij mij blijft de gedachte: als dat zulke lieden zijn, hoe moet ik dan die Hans begrijpen? Als hij op een onbegrijpelijke wijze zijn eigen ellende creëert door op een onbegrijpelijke wijze hun woorden te aanvaarden en te volgen, dan is de roman toch mislukt? Een roman die de lezer niet zich laat inleven in de romanfiguren dient toch tot niets? Die ben ik geneigd terzijde te leggen, zoals ik van plan was te doen met het boek van Siebelink.

Ik heb, midden in mijn leesavontuur, het interview beluisterd dat Simek had met de auteur (Radio 1, zaterdagnacht, 11-03-2006). Daar hoorde ik tot mijn verbijstering dat deze zijn eigen geschiedenis beschreef in de persoon van de kleine Ruben, de oudste zoon van Hans. Die Hans was dus de romanverbeelding van zijn eigen vader. En voor de auteur was die afkering van de stervende vader ten opzichte van zijn vrouw dus een herinnering aan zijn eigen ouders. Heel wat anders dan een figuur van een sterke schrijver. En daarbij kwam nog dat hij bij dat interview opmerkt dat hij door dat schrijven toch weer wat dichter bij dat oude zwarte calvinisme was gekomen, eerder dan er verder van verwijderd te geraken. Ik was perplex. Maar ik ben toen wel gaan verderlezen.

Siebelink heeft een goede hand van schrijven. Hij schrijft soms sterke passages. Ik heb gelezen met waardering voor zijn stijl en zijn detail en levendigheid van observatie. Maar ik had graag de hoofdfiguur gezien van binnenuit, levend tussen zin en waanzin, in een voortdurende twijfel tussen het een en het ander. En tenslotte, uiteraard, gestorven als een krankzinnige. De lezer achterlatend in treurnis. Treurnis om hem en om zijn vrouw Margje, vergeten slachtoffer van die calvinistische waanzin. Maar ik kan niet om hem treuren. Hij is geen mens geworden. Hij blijft een volslagen vreemde. Ik denk voortdurend: als Walschap dat nu eens geschreven had... Toch nog 'n beetje in het voordeel van Siebelink.

Jan van Bakel, 15 maart 2006

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.

Terug naar boven