Jan van Bakel



Haat zaaien


Terug naar hoofdmenu
Vorige Entr'acte
Volgende Entr'acte
Archief Entr'actes

Nee, ik ga het nou niet hebben over de meest onmiskenbaar bruuske en machtswellustige wijze waarop een paar barbaren van het moederbedrijf dat boven mijn vanouds vertrouwde kleinschalige bedrijfje Telebyte troont, mijn vrije meningsuiting hebben gekraakt. Duidelijker kan dat niet blijken dan doordat u mij niet kunt lezen. Zij hebben Telebyte gewoon van het internet ge...rd. Nee ik ga het hebben over de onthullende discussie die gisteravond te beluisteren was bij Pauw en Witteman. Een gesprek met Bram Moszkowicz (en nog wel in aanwezigheid van Hans van Mierlo, die overigens voor heel iets anders kwam) over die kwestie van Wilders die allerlei gezegd heeft wat ze nu voor de rechter gaan brengen om hem veroordeeld te krijgen voor een geval van meningsuiting (volgens de een) en haat zaaien (volgens de ander). Want daar kwam de discussie tenslotte op neer: haat zaaien dat was het waarschijnlijk en dat mag niet. Het springende punt was dus dat de interviewers - of gespreksleiders - aan Moszkowicz tenslotte die vraag voorlegden: of 't dát nu was, haat zaaien. Want dat is verboden. En als je kunt zeggen dat 't dat is, dan ben je die lastige vraag over de vrijheid van meningsuiting ineens kwijt. En dan krijg je Wilders dus zeker niet vrijgepleit. Vanmorgen staat op de site van Pauw en Witteman te lezen dat ze het als een zwak punt van Moszkowicz beschouwden dat hij die vraag niet kon beantwoorden. Of niet wilde beantwoorden? Maar volgens mij werden hier eerder Pauw en Witteman ontmaskerd dan Moszkowicz en ik zal u zeggen waarom.

Laten we eens aannemen dat een rechter de vraag zou moeten beantwoorden: is het haat zaaien? In het gesprek voor de tv bleek duidelijk de veronderstelling te zijn dat dat mogelijk is. Dat het denkbaar is dat ooit iemand op overtuigende wijze kan duidelijk maken of bewijzen dat dat verschijnsel zich voordoet: haat zaaien. Mij lijkt dat je zoiets ten principale moet uitsluiten. Doet zich een situatie voor waarbij de vraag gesteld wordt, dan zijn er twee dingen aan de orde: a) iemand doet een uiting met woorden (voor het gemak laat ik andere dingen buiten beschouwing: een lang gezicht trekken, naar je voorhoofd wijzen, in lachen uitbarsten en ga zo maar door) en b) iemand die het hoort of leest voelt haat rijzen in zijn binnenste. En zelfs wanneer je die "haat" objectief zou kunnen definiëren en waarnemen, zou de samenhang van a en b toch nog wel even objectief moeten worden aangetoond. Dat kan natuurlijk nooit en daarom hebben we noozakelijk te maken met gewoonte, willekeur en geknoei. (Hoewel het natuurlijk ook weer een probleem is hoe je objectief tot deze conclusie kunt komen.) We moeten dus vaststellen dat haatzaaien nooit objectief kan worden geconstateerd en dat we dus niks beters hebben dan een instantie die het allemaal voor ons uitzoekt: de rechterlijke macht. Die zegt gewoon, zonder enige plicht tot bewijs: ja het is haatzaaien. En achteraf zullen we zeggen: weet je nog, dat heette vroeger haatzaaien. Zoals we nou niet meer begrijpen wat we destijds allemaal zeiden over Janmaat.

Jan van Bakel, 4 februari 2009

janvanbakel.nl

Reactie? Bericht: jan.van.bakel@gmail.com.
S

Terug naar boven